Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6655

Datum uitspraak2000-05-19
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/1642
Statusgepubliceerd


Uitspraak

TdK Gerechtshof Arnhem eerste enkelvoudige belastingkamer nr. 99/1642 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn aangevallen beslissing : uitspraak van 12 juli 1999 op bezwaar soort belasting : motorrijtuigenbelasting jaar/tijdvak : 17 april 1999 tot en met 16 juni 1999 mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden gronden 1. Aan belanghebbende is met toepassing van artikel 15, derde lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 juncto artikel 4a van de Uitvoeringsregeling motorrijtuigenbelasting 1994 vergunning verleend om over nog niet aangevangen tijdvakken per automatische incasso in maandelijkse termijnen te mogen betalen. De vergunning eindigt onder meer bij de beëindiging van het houderschap. 2. Voorgaande regeling laat onverlet dat de belasting verschuldigd blijft over een tijdvak van drie maanden, en wel door degene die bij de aanvang van het tijdvak als houder van het motorrijtuig staat geregistreerd in het op grond van de Wegenverkeerswet aangehouden kentekenregister. 3. Blijkens dat kentekenregister stond belanghebbende op 17 april 1999 - de aanvangsdatum van het desbetreffende tijdvak - als houder van het onderhavige motorrijtuig met het kenteken aa-11-bb geregistreerd. 4. Bij verkoop van het motorrijtuig aan een particulier of aan een niet door de Rijksdienst van Wegverkeer te Veendam erkend autobedrijf of sloopbedrijf is toch over het gehele tijdvak belasting verschuldigd en wordt over het resterende deel van het lopende tijdvak van drie maanden geen teruggaaf van belasting verleend. 5. Het deel van de belasting over het ten tijde van de verkoop nog lopende tijdvak kan eventueel met de nieuwe houder worden verrekend. 6. De omstandigheid dat de Staatssecretaris van Financiën in oktober 1999, derhalve na afloop van het onderhavige belastingtijdvak, heeft aangekondigd de wet op de door belanghebbende voorgestane wijze te willen wijzigen, kan belanghebbende niet baten aangezien deze wetswijziging eerst na haar inwerkingtreding (in 2000) van toepassing is. 7. De Inspecteur heeft derhalve terecht de bestreden naheffingsaanslag vastgesteld proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken acht het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2000 te Arnhem door mw mr De Kroon, raadsheer, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 mei 2000 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.