Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6756

Datum uitspraak2000-08-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 00/887
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector Civiel Recht - President Vonnis in kort geding van 11 augustus 2000, gewezen in de zaak met rolnummer KG 00/887 van: 1. [eiser sub 1], wonende te Assen, 2. [moeder van eiser sub 1], wonende te Vianen, 3. [vader van eiser sub 1] wonende te Vianen, eisers, procureur mr. J.M.C. ten Hoope, advocaat mr. A.M.F. Fabisch te Vianen, tegen: de Staat der Nederlanden (ministerie van Justitie), zetelende te 's-Gravenhage, gedaagde, procureur mr. S.E. Marseille. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 3 augustus 2000 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. - Eiser sub 1, hierna te noemen [eiser sub 1], geboren op 27 november 1969, is ernstig lichamelijk en geestelijk gehandicapt. - Eisers sub 2 en 3 zijn de ouders van [eiser sub 1]. - In 1994 is aan [eiser sub 1] de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd o.a. wegens dreiging met brandstichting en mishandeling van zijn ouders; sinds 1995 verblijft hij in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) van het psychiatrisch ziekenhuis Drenthe. - In het verlengingsadvies van 18 maart 1998 heeft de FPK onder meer geconstateerd, dat die instelling [eiser sub 1] niet meer kan bieden en dat men aan de grens van de mogelijkheden is gekomen. Aangezien de woonvoorziening die [eiser sub 1] volgens de FPK nodig heeft niet voorhanden was werd verlenging van de TBS niettemin noodzakelijk geacht. Er is ook een verlenging gevolgd. - Op 13 oktober 1998 is een zorgconferentie georganiseerd om tot een oplossing te komen voor een passende woonvoorziening voor [eiser sub 1]; de aldaar aanwezige vertegenwoordigers van de Rümkegroep in Utrecht hebben zich bereid verklaard de verantwoording op zich te nemen voor de opname van [eiser sub 1] in een geschikte voorziening voor langdurig verblijf. Deze voorziening moet echter nog gebouwd worden. - Het verlengingsadvies van 7 maart 2000 bevat dezelfde conclusies als voormeld advies van 18 maart 1998. - Op 17 juli 2000 is de TBS met twee jaar verlengd. 2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer Eisers vorderen de Staat op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen tien dagen na dit vonnis zorg te dragen voor plaatsing van [eiser sub 1] binnen een kleine groep van maximaal 4 personen met constante (1 op 1) begeleiding met een beperkte arbeidsactiviteit, zonodig met behulp van derden te realiseren, een en ander binnen de huidige setting en overeenkomstig de medische rapportages. Daartoe voeren eisers - kort samengevat - het volgende aan. Op grond van de medische rapportages is komen vast te staan dat de FPK te Assen niet de zorg kan bieden die [eiser sub 1] nodig heeft. [eiser sub 1] behoeft namelijk onder meer een relatief prikkelarme omgeving, waar hij zich kan hechten aan een beperkt aantal, liefst vaste begeleiders in een leefgroep van maximaal vier personen. Krachtens de Beginselenwet Verpleging Ter Beschikking Gestelden is de tenuitvoerlegging van TBS gericht op behandeling en terugkeer naar de maatschappij. Artikel 17 van die wet kent de mogelijkheid daartoe gekwalificeerde hulp van buitenaf in te schakelen. De FPK, opererend onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie, is ernstig tekort geschoten in de verzorging van [eiser sub 1] door hem niet de zorg te bieden die hij nodig heeft. De ouders van [eiser sub 1] kunnen niet langer aanzien dat de gesteldheid van hun zoon een steeds verdere verslechtering ondergaat. Zij trachten al jarenlang hierin verbetering aan te brengen. Niettemin is er feitelijk tot op heden niets gebeurd. Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. Ter beoordeling is de vraag of de Staat onrechtmatig handelen jegens eisers kan worden verweten, nu aan [eiser sub 1] op dit moment niet de woon- en zorgvoorziening kan worden geboden die voor hem het meest geschikt is. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [eiser sub 1], zoals reeds eind 1998 is uitgesproken, zou moeten doorstromen naar een ander type voorziening. 3.2. Onjuist is de stelling van eisers dat gedaagde op grond van artikel 17 van de Beginselenwet verpleging TBS-gestelden gehouden zou zijn om voor [eiser sub 1], in afwachting van de plaatsing in een ander type voorziening, reeds thans een dergelijke plaatsing te bewerkstelligen. In de eerste plaats hadden eisers zich met hun vordering tot de FPK te Assen moeten richten. Het hoofd van die - private - inrichting is verantwoordelijk voor de inhoudelijke kanten van de behandeling en de dagelijkse verzorging van [eiser sub 1]. Voorts ziet voormeld artikel blijkens de Memorie van Toelichting op de situatie dat een bepaald onderdeel van de behandeling niet vanwege de inrichting kan worden verricht. In dit geval gaat het er echter om dat aan [eiser sub 1] niet het juiste type woonvoorziening en in aansluiting daaraan niet de juiste behandeling kan worden aangeboden. Er is dus sprake van een geheel andere situatie dan die waarop in voormeld artikel wordt gedoeld. 3.3. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de specifieke vorm van zorgverlening die [eiser sub 1] nodig heeft op dit moment in Nederland niet bestaat. Wel heeft de Minister van VWS de behoefte daaraan erkend en heeft zij de initiatieven voor de realisatie van een dergelijke voorziening ondersteund. Het enkele feit dat een dergelijke specifieke voorziening nog niet voorhanden is levert echter geen onrechtmatige daad op jegens eisers. De ouders van [eiser sub 1] verdienen respect voor de vasthoudende wijze waarop zij opkomen voor het belang van hun zoon. Van de Staat kan echter niet verlangd worden om - voorzover dat al mogelijk zou zijn - een geheel op de persoon van [eiser sub 1] toegesneden behandelsituatie te creëren. Nu de rechter nog zeer recent de gronden voor een verlenging van de TBS aanwezig heeft geacht zal die TBS, ook binnen de als te beperkt ervaren mogelijkheden, moeten worden voortgezet. Door gedaagde is voorts onweersproken aangevoerd, dat [eiser sub 1] thans verblijft in de instelling waar het beste kan worden omgegaan met zijn ernstige en meervoudige problematiek. Gelet op al het voorgaande valt dan ook niet in te zien dat gedaagde onrechtmatig handelen kan worden verweten jegens [eiser sub 1] en evenmin jegens zijn ouders. 3.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4. De beslissing De President: Wijst de vordering af. Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op ¦ 1.950,--, waarvan ¦ 400,-- aan griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. van Delden en uitgesproken ter openbare zitting van 11 augustus 2000 in tegenwoordigheid van de griffier. evm