
Jurisprudentie
AA6776
Datum uitspraak2000-07-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers199903522/1
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers199903522/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Fatale termijn ingevolge Brrm is geen termijn als bedoeld in Algemene Termijnenwet.
Hoger beroep van Rechtbank Maastricht d.d. 07-10-1999, ELROnummer AA3698.
Mededeling dat het meerjarenprogramma 1997-2002 niet wordt betrokken bij de verdeling van het voor 2002 beschikbare budget. Het meerjarenprogramma is per fax ingediend op 1 juli 1996.
Afdeling: De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het programma aldus niet tijdig is ingediend. De datum van 1 juli is ingevolge het Brrm in een aantal uitspraken, waaronder de uitspraak van 14-01-1997 inzake R01.93.2333 als fataal aangemerkt. Het beroep van appellanten op een verlenging van de indieningstermijn met toepassing van de Algemene Termijnenwet kan niet slagen, omdat van een termijn in de zin van die wet geen sprake is.
Hoger beroep ongegrond.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, verweerder
mrs. J.A.E. van der Does, B. van Wagtendonk, F.P. Zwart
Uitspraak
Raad van State
199903522/1.
Datum uitspraak: 24 juli 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Sittard, appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 7 oktober 1999 in het geding tussen:
appellanten
en
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 1996 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de Staatssecretaris) appellanten meegedeeld dal: de gemeente Sittard niet wordt betrokken bij de verdeling van het voor 2002 beschikbare budget.
Bij besluit van 4. juli 1997 heeft de Staatssecretaris het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van commissie voor de bezwaarschriften van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 10 juni 1997, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 7 oktober 1999, verzonden op 28 oktober 1999, heeft de arrondissementsrechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 2 december 1999, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 februari 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 14 maart 2000 heeft de Staatssecretaris een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr F.L.M. Heuts, advocaat te Sittard, en P.M. Wesche, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. De Staatssecretaris is, met bericht, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het destijds geldende Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten van 5 oktober 1990 (Stb. 529; hierna: het Besluit), kunnen burgemeester en wethouders ieder jaar een meerjarenprogramma dat betrekking heeft op een periode van zes jaren bij de Minister indienen vóór 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van het meerjarenprogramma.
2.2. Niet in geschil is dat appellanten het meerjarenprogramma 1997 2002 per fax hebben ingediend op 1 juli 1996.
2.3. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het programma aldus niet tijdig is ingediend en dat de Staatssecretaris gelet daarop terecht heeft besloten het meerjarenplan van de gemeente Sittard niet te betrekken bij de verdeling van het landelijk budget voor 2002.
De Afdeling wijst er daarbij op de ingevolge het Besluit en de daaraan voorafgaande regeling geldende datum van 1 juli in een aantal uitspraken, waaronder de uitspraak van 14 januari 1997 inzake no. R01.93.2333 (aangehecht), als fataal te hebben aangemerkt. De Afdeling ziet geen grond daarover thans anders te oordelen. Zij kan zich voorts vinden in het oordeel van de rechtbank dat het beroep van appellanten op een verlenging van de indieningstermijn met toepassing van de Algemene Termijnenwet niet kan slagen, omdat van een termijn in de zin van die wet geen sprake is. Ten slotte heeft de Staatssecretaris in de geringe termijnoverschrijding, noch in hetgeen appellanten overigens hebben aangevoerd, aanleiding hoeven zien om, ondanks het niet tijdig indienen van het meerjarenprogramma, ten behoeve van de gemeente Sittard met toepassing van de hardheidsclausule een budget te reserveren.
2.4. Het hoger beroep is derhalve ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Zijlstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2000
128-240.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,