Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6973

Datum uitspraak2000-07-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
ZaaknummersH01.99.0383
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad vanState H01.99.0383. Datum uitspraak: 2 5 juli 2000 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden, appellant, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 29 januari 1999 in het geding tussen: [bezwaarde] wonend te [woonplaats] en appellant. 1 Procesverloop Bij besluit van 20 mei 1996 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden (hierna: het bureau) een verzoek van [ezwaarde] (hierna: [bewaarde]) om een toevoeging, als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), afgewezen. Bij besluit van 25 maart 1997 heeft appellant het hiertegen door [bewaarde] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van Commissie voor bezwaar en beroep, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 29 januari 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door [bewaarde] ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 12 mei 1999. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 6 juli 1999 heeft [bewaarde] van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2000, waar appellant, vertegenwoordigd door mr J. Hamer, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb, kan het bureau de toevoeging weigeren, indien het verzoek betrekking heeft op een rechtsbelang, ter zake waarvan de verzoeker aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging. Ingevolge artikel 32 geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang, ter zake waarvan zij is afgegeven en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen. 2.2. Op 6 januari 1996 is een advocaat aan [bewaarde] toegevoegd voor het verlenen van rechtsbijstand in een procedure bij de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot beëindiging van diens bijstandsuitkering. Op 11 maart 1996 heeft deze advocaat verzocht om een toevoeging ter zake van een verzoek van [bewaarde] om het treffen van een voorlopige voorziening betreffende de weigering door het hoofd van de plaatselijke politie van een verklaring, als bedoeld in artikel 84 van de Algemene Bijstandswet (hierna: ABW). 2.3. Aan het besluit van 25 maart 1997 heeft appellant ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een rechtsbelang met een zodanig zelfstandig karakter, dat daarvoor een afzonderlijke toevoeging is geïndiceerd. 2.4. De rechtbank heeft overwogen dat - samengevat weergegeven - de procedure ter zake van de beëindiging van de bijstandsuitkering wezenlijk verschilt van die in het kader van artikel 84 van de ABW. Er is sprake van een andere verwerende partij en er zijn andere rechtsvragen, zodat volgens haar niet kan worden gesproken van hetzelfde rechtsbelang. Tegen die overweging richt zich het hoger beroep. 2.5. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening betreffende de weigering van een artikel 84 ABW-verklaring, waarvoor de toevoeging is geweigerd, is door [bewaarde] uitsluitend ingediend met het oog op het behoud van bijstand. De uitkering is beëindigd in verband met het ontbreken van een toereikende verklaring. Derhalve is sprake van hetzelfde rechtsbelang als in de zaak waarvoor reeds een toevoeging is afgegeven. Dat het om van verschillende bestuursorganen afkomstige besluiten gaat, doet hieraan niet af. 2.6. Voor vernietiging van de aangevallen uitspraak bestaat niettemin geen aanleiding. Hiertoe wordt het volgende overwogen. 2.7. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 15 oktober 1999 in de zaken, geregistreerd onder de nummers H01.99.01 59 tot en met H01.99.0163) volgt uit de artikelen 28 en 32 van de Wrb, in onderlinge samenhang gelezen, dat indien sprake is van één rechtsbelang, met één toevoeging kan worden volstaan, tenzij het gaat om verschillende procedures, danwel één procedure zich afspeelt in meer dan één instantie, als bedoeld in artikel 32 van de Wrb. 2.8. Nu de aan de Centrale Raad van Beroep voorgelegde zaak en de zaak waarvoor de tweede toevoeging is verzocht ieder afzonderlijk als procedure in de zin van artikel 1, aanhef en onder d, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994 moeten worden aangemerkt, mocht die tweede toevoeging niet worden geweigerd. Dat daarbij geen hoorzitting heeft plaatsgevonden, maakt dat niet anders. 2.9. Appellant heeft nog betoogd dat de uitspraak van de rechtbank ook in dat geval met betrekking tot de proceskostenveroordeling voor vernietiging in aanmerking komt, omdat de rechtbank in een aantal samenhangende zaken ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de samenhang tussen die zaken. Bij een vijftal uitspraken, geregistreerd onder de nummers H01.99.0380 tot en met H01.99.0382, H01.99.0384 en H01.99.0386, heeft de Afdeling de desbetreffende uitspraak van de rechtbank - met inbegrip van de daarin neergelegde proceskostenveroordeling - vernietigd. Daaruit volgt dat van samenhang, als door appellant gesteld, geen sprake is, zodat ook dat betoog faalt. 2.10. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop die rust, te worden bevestigd. 2.11. Appellant dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de in hoger beroep door [bewaarde] gemaakte proceskosten. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. veroordeelt de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden in de door [bewaarde] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 710,--, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden aan[bewaarde] te worden betaald. Aldus vastgesteld door mr R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Wolff Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2000 45-238. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,