Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6987

Datum uitspraak2000-08-25
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers96/02415
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 96/02415 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer S te B tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Ondernemingen E van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift betreffende de hem met verhoging opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1992 tot en met 30 september 1993, aanslagnummer 964.41.975.F.01.3501, en het bij het vaststellen van die aanslag genomen kwijtscheldingsbesluit. 1. Ontstaan en loop van het geding De vorenvermelde naheffingsaanslag is opgelegd tot een bedrag van fl. 58.444,= aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van 100%, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de naheffingsaanslag heeft besloten 75% kwijt te schelden. Na tijdig door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, naar het Hof verstaat, bij gezamenlijke uitspraak van 5 augustus 1996 zowel de naheffingsaanslag als evenvermeld kwijtscheldingsbesluit gehandhaafd. Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van fl. 75,=. De Inspecteur heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden. Hangende het beroep heeft de Inspecteur bij beschikking van 21 maart 1997 de in de naheffingsaanslag begrepen verhoging ambtshalve verminderd tot nihil. De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 24 maart 1998 te Eindhoven. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer H te S, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. F., tot bijstand vergezeld van de heer A., beiden verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de Inspecteur. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding. Voorts heeft belanghebbende te dezer zitting met toestemming van de Inspecteur kopieën overgelegd van - de door de Inspecteur tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 1994 van belanghebbendes beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur op zijn bezwaarschrift betreffende de beschikking van de Inspecteur op zijn verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak 1 april 1991 tot en met 30 juni 1991 (bij het Hof geregistreerd onder nr. 1570/1992 B; hierna: de eerste procedure) voorgedragen en overgelegde pleitnotitie - een door na te melden W Saudi Arabia Limited aan belanghebbende verleende, 1 september 1991 gedagtekende power of attorney - de pagina's 134 tot en met 137 van een door Kluwer Rechtswetenschappen België uitgegeven boek inzake de toepassing van de BTW in België, en - de beslissing van de Belgische belastingadministratie van 11 maart 1981, nr. E.T.38.246. 2. Vaststaande feiten Blijkens de stukken van het geding en de gedeeltelijk hiervan afwijkende verklaringen van partijen ter zitting staat tussen partijen het volgende vast: 2.1. Belanghebbende oefent onder de naam M R zelfstandig een bedrijf uit en is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). 2.2. In de onderhavige periode (1 januari 1992 tot en met 30 september 1993) bestonden belanghebbendes activiteiten uit het verrichten van werkzaamheden in opdracht van een aantal in Saoedi-Arabië gevestigde management/uitleenorganisaties, waaronder W Saudi Arabia Limited (hierna: de management/uitleenorganisaties, onderscheidenlijk W). Deze werkzaamheden bestonden uit het in contact komen met onder meer medici, para-medici en verpleegkundigen (hierna ook wel aangeduid als: medisch personeel) die belangstelling hebben voor het gedurende een bepaalde tijd vervullen van een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië, het schriftelijk en mondeling informeren van deze personen over Saoedi-Arabië in het algemeen en over de desbetreffende functie en de daaraan verbonden arbeidsvoorwaarden in het bijzonder, het aan deze personen verstrekken van aanmeldingsformulieren, het van deze personen in ontvangst nemen van ingevulde aanmeldingsformulieren met de daarbij behorende bijlagen zoals een curriculum vitae en kopieën van diploma's, getuigschriften en referenties, het - na aan deze stukken een "interview assessment form" te hebben toegevoegd - verzenden van deze stukken aan het desbetreffende ziekenhuis in Saoedi-Arabië, het - indien de desbetreffende sollicitant door het ziekenhuis is goedgekeurd - aan die sollicitant voorleggen van een schriftelijke aanbieding, het - indien de desbetreffende sollicitant de aanbieding aanvaardt - door deze laten ondertekenen van een arbeidscontract, het verlenen van bijstand bij het aanvragen van een visum voor Saoedi-Arabië, het regelen van een vliegticket naar Saoedi-Arabië en het verstrekken van nuttige wenken met betrekking tot aankomst en verblijf in Saoedi-Arabië. 2.3. Het beoordelen of een gegadigde geschikt is voor een bepaalde functie en, bij aanwezig-heid van meerdere geschikte gegadigden voor één functie, het maken van een keuze uit die gegadigden, geschiedt niet door belanghebbende maar door het desbetreffende ziekenhuis. Gegadigden van wie zonder meer duidelijk is dat zij niet voor het vervullen van een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië in aanmerking komen, worden hierop door belanghebbende gewezen; te hunnen behoeve verricht hij daarna geen verdere werkzaamheden. 2.4. Na aankomst van het geworven personeelslid in Saoedi-Arabië dient deze aldaar opnieuw een exemplaar van het onder 2.2 bedoelde arbeidscontract te ondertekenen. Het arbeids-contract wordt gesloten met één van de management/uitleenorganisaties en niet met het ziekenhuis. Het geworven personeelslid wordt door de management/uitleenorganisatie ter beschikking gesteld van het ziekenhuis. 2.5. De onder 2.2 bedoelde "interview assessment form" bestaat uit één vel papier waarop enkele persoonsgegevens zijn vermeld en waarop door belanghebbende - onder het hoofd "first impressions and physical make-up" een beoordeling van de sollicitant op een zogeheten vijfpuntsschaal wordt gegeven met betrekking tot zes gezichtspunten, te weten appearance and speech, drive/enthusiasm, intellect/imagination, education/qualifica-tions, knowledge of this job en relevant experience, en - een oordeel wordt gegeven over de "suitability for vacancy" van de sollicitant. De first impressions and physical make-up en belanghebbendes oordeel omtrent de suitability for vacancy zijn zowel naar inhoud als naar omvang van geringe betekenis; het oordeel over de suitability for vacancy neemt in het algemeen ongeveer vijf regels in beslag. 2.6. Ten behoeve van zijn vorenomschreven werkzaamheden ontvangt belanghebbende wekelijks uit Saoedi-Arabië lijsten met vacatures in de medische en para-medische sector. Belanghebbende verstrekt aan de management/uitleenorganisaties en/of de vorenbedoelde ziekenhuizen regelmatig een overzicht van het salaris- en opleidingsniveau van medisch personeel in Europa. 2.7. De vergoeding voor belanghebbendes werkzaamheden bestaat uit een bedrag ter grootte van 8 à 12% van het loon van degenen die dankzij zijn werkzaamheden een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië hebben verkregen; dit bedrag wordt niet ingehouden op het loon van deze personen, doch wordt door belanghebbende ontvangen van de management/uitleen-organisaties. Belanghebbende brengt noch aan evenbedoelde personen, noch aan hen die niet een functie in Saoedi-Arabië krijgen aangeboden of aanvaarden, iets in rekening. Jaarlijks verkrijgen dankzij belanghebbendes werkzaamheden 50 à 70 personen een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië. 2.8. Op 16 april 1993 is aan belanghebbende door het Centraal Bureau voor de Arbeids-voorziening te Rijswijk een vergunning voor arbeidsbemiddeling verleend. Belanghebbende, die in de onderhavige periode geen personeel in dienst had, heeft geen enkele opleiding genoten op het gebied van het werven, bemiddelen of beoordelen van personeel. 2.9. Niet is in geschil - dat belanghebbende in Nederland woont en niet een vaste inrichting buiten Nederland heeft, en - dat zowel de management/uitleenorganisaties als de vorenbedoelde ziekenhuizen (hierna: de ziekenhuizen) zijn gevestigd in Saoedi-Arabië en niet over een vaste inrichting buiten Saoedi-Arabië beschikken. 2.10. Ingevolge de door belanghebbende ter zitting overgelegde, door W aan hem verleende, 1 september 1991 gedagtekende power of attorney is belanghebbende "our (Hof: W's) true and lawful attorney to recruit personnel from Holland on our behalf. He is empowered to complete all formalities required by the government of the Kingdom of Saudi Arabia and Holland to take any action appropriate and necessary in connection with recruitment of personnel from Holland and their expatriation (...).". 2.11. Blijkens haar beslissing van 11 maart 1981, nr. E.T.38.246, merkt de Belgische belastingadministratie prestaties die bestaan in het door een onderneming selecteren van personeelsleden met het oog op hun aanwerving door haar opdrachtgevers, aan als diensten als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel e, derde streepje, van de Zesde richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (77/388/EEG) (hierna: de Zesde richtlijn). 2.12. Bij het doen van aangifte over de in de onderhavige periode (1 januari 1992 tot en met 30 september 1993) gelegen tijdvakken heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat zijn onder 2.2 omschreven werkzaamheden zijn aan te merken als diensten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, onder 3°, van de Wet, dat de plaats waar hij deze diensten verricht derhalve in Saoedi-Arabië en niet in Nederland is gelegen en dat deze diensten mitsdien niet in Nederland belastbaar zijn. De Inspecteur is van oordeel dat belanghebbendes evenbedoelde werkzaamheden niet zijn aan te merken als in evenvermelde wettelijke bepaling bedoelde diensten, dat de plaats waar belanghebbende zijn prestatie(s) verricht derhalve in Nederland is gelegen en dat deze prestatie(s) mitsdien in Nederland belastbaar is (zijn) en wel naar het algemene tarief. In verband hiermede heeft hij belanghebbende de onderhavige naheffingsaaanslag opgelegd. Het bedrag van deze naheffingsaanslag is als zodanig niet in geschil. 3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen 3.1. Het geschil betreft uitsluitend de vraag of belanghebbendes sub factis omschreven werkzaamheden zijn aan te merken als diensten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, onder 3°, van de Wet. Deze vraag moet naar de mening van belanghebbende bevestigend en naar het oordeel van de Inspecteur ontkennend worden beantwoord. 3.2. Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder voor wat belanghebbende betreft de door hem ter zitting voorgedragen en overgelegde pleitnota, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, voor zover niet reeds verwerkt in de Vaststaande feiten en zakelijk weergegeven, toegevoegd: Belanghebbende: Erkend wordt dat het door belanghebbende adviseren - in engere zin - zich in de onderhavige periode beperkte tot het aan de ziekenhuizen verstrekken van de first impressions and physical make-up en van belanghebbendes oordeel omtrent de suitability for vacancy. Selecteren van gegadigden, in de vorm van het maken van een keuze uit meerdere (geschikte) gegadigden, doet belanghebbende niet; dat doet het desbetreffende ziekenhuis. Gegadigden van wie zonder meer duidelijk is dat zij niet voor het vervullen van een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië in aanmerking komen, worden hierop door belanghebbende gewezen; te hunnen behoeve verricht hij daarna geen verdere werkzaamheden. De door W aan belanghebbende verstrekte power of attorney is onbeperkt met betrekking tot het in Nederland ten behoeve van W rekruteren van personeel. Met rechtsoverweging 7 van de uitspraak van het Hof in de eerste procedure wordt ingestemd, zij het dat de door belanghebbende verrichte dienst kleine trekjes in zich heeft van advisering en informatieverschaffing. Op pagina 1 van de motivering van het beroepschrift de dato 4 maart 1997 wordt met lid 2 van artikel 6 van de Wet gedoeld op onderdeel d, onder 3°, van dat lid. Op pagina 2 van deze motivering, derde regel van boven, moet "zesde" worden vervangen door: derde. Als met betrekking tot de in geschil zijnde vraag het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is, moet de naheffingsaanslag, zoals die luidt na de met dagtekening 21 maart 1997 ambtshalve verleende vermindering, worden gehandhaafd. Geen aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. De Inspecteur: Gelet op hetgeen inmiddels duidelijk is geworden omtrent de inhoud van belanghebbendes werkzaamheden, wordt in deze procedure - anders dan in de eerste procedure - niet gesteld dat deze werkzaamheden in hoofdzaak zijn aan te merken als het ten behoeve van de management/uitleenorganisaties selecteren van personeel. Selecteren doet belanghebbende niet; het afwijzen van volstrekt niet in aanmerking komende gegadigden is niet als zodanig aan te merken. Belanghebbendes werkzaamheden zijn voor de heffing van de omzetbelasting aan te merken als het verrichten van één dienst, te weten het bemiddelen van medisch personeel naar Saoedi-Arabië. Als met betrekking tot de in geschil zijnde vraag het gelijk aan de zijde van belanghebbende is, moet de naheffingsaanslag worden vernietigd. Geen aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten. 3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de naheffingsaanslag, terwijl de Inspecteur, naar het Hof begrijpt, concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en handhaving van de naheffingsaanslag zoals die luidt na de met dagtekening 21 maart 1997 ambtshalve verleende vermindering. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Het geschil betreft de vraag of belanghebbendes sub factis omschreven werkzaamheden zijn aan te merken als diensten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, onder 3°, van de Wet. 4.2. Naar het oordeel van het Hof is in het geheel van belanghebbendes evenbedoelde werkzaam-heden het, met het oog op het tussen hen tot stand komen van een arbeidsovereenkomst, met elkaar in contact brengen van de management/uitleenorganisaties enerzijds en gegadigden voor het vervullen van een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië anderzijds, zozeer overheersend dat belanghebbendes overige werkzaamheden - zoals het aan de management/uitleenorganisaties c.q. de ziekenhuizen ter kennis brengen van de first impressions and physical make-up en van belanghebbendes oordeel omtrent de suitability for vacancy, het weigeren - als omschreven in punt 2.3, tweede volzin - van gegadigden van wie zonder meer duidelijk is dat zij niet voor het vervullen van een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië in aanmerking komen, het regel-matig aan de management/uitleenorganisaties en/of de ziekenhuizen verstrekken van een over-zicht van het salaris- en opleidingsniveau van medisch personeel in Europa, het verlenen van bijstand bij het aanvragen van een visum voor Saoedi-Arabië en het regelen van een vliegticket naar Saoedi-Arabië - als te onbetekenend c.q. te bijkomstig terzijde moeten worden gesteld en geacht moeten worden in dit met elkaar in contact brengen te zijn opgegaan. 4.3. Met name kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat de van het geheel van belanghebbendes werkzaamheden deel uitmakende werkzaamheden op het gebied van het geven van adviezen en het verschaffen van informatie, zozeer overheersend zijn dat belanghebbendes overige werkzaamheden als te onbetekenend terzijde kunnen worden gesteld en geacht kunnen worden in die werkzaamheden op te gaan. 4.4. Bij het vormen van zijn onder 4.2 en 4.3 vermelde oordelen heeft het Hof onder meer in aanmerking genomen dat, naar belanghebbende ter zitting heeft erkend, het geven van adviezen - in engere zin - zich in de onderhavige periode beperkte tot het aan de ziekenhuizen verstrekken van de first impressions and physical make-up en van belanghebbendes oordeel omtrent de suitability for vacancy, dat deze adviezen zowel naar inhoud als naar omvang van geringe betekenis zijn en dat niet aannemelijk is geworden dat door belanghebbende in de onderhavige periode andere als het geven van adviezen aan te merken werkzaamheden werden verricht. 4.5. Voorts heeft het Hof bij het vormen van zijn onder 4.2 en 4.3 vermelde oordelen in aanmerking genomen dat geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld, laat staan aannemelijk zijn geworden, op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat het door belanghebbende aan de management/uitleenorganisaties en de ziekenhuizen verschaffen van informatie iets anders of iets meer behelst dan het door belanghebbende aan de ziekenhuizen doen toekomen van de door de gegadigden voor het vervullen van een functie in die ziekenhuizen ingevulde aanmeldingsformulieren met bijlagen en het regelmatig aan de management/uitleenorganisaties en/of de ziekenhuizen verstrekken van een overzicht van het salaris - en opleidingsniveau van medisch personeel in Europa, dat dit een en ander een logisch en normaal uitvloeisel is van het ten behoeve van die instellingen rekruteren - zoals het in de tot de stukken behorende power of attorney is aangeduid - van medisch personeel uit Europa en dat geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld, laat staan aannemelijk zijn geworden, op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de in de onderhavige periode met het verstrekken van de laatstbedoelde overzichten gemoeide werkzaamheden in het geheel van belanghebbendes werkzaamheden van meer dan ondergeschikte betekenis zijn. 4.6. Tenslotte heeft het Hof bij het vormen van zijn onder 4.2 en 4.3 vermelde oordelen in aanmerking genomen dat - naar belanghebbende ter zitting heeft erkend - het selecteren van gegadigden, in de vorm van het maken van een keuze uit meerdere (geschikte) gegadigden, niet door belanghebbende, doch door de ziekenhuizen wordt gedaan. De omstandigheid dat gegadigden van wie zonder meer duidelijk is dat zij niet voor het vervullen van een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië in aanmerking komen, hierop door belanghebbende worden gewezen en dat belanghebbende te hunnen behoeve verder geen werkzaamheden verricht, is naar het oordeel van het Hof niet aan te merken als het selecteren van personeel. In ieder geval is deze omstandigheid in het geheel van belanghebbendes werkzaamheden van zo ondergeschikte betekenis dat zij voor de duiding van die werkzaamheden kan worden verwaarloosd. 4.7. Gelet op hetgeen onder 4.2 tot en met 4.6 is overwogen, is het geheel van belanghebbendes werkzaamheden in de onderhavige periode voor de heffing van de omzetbelasting aan te merken als het - in opdracht van de management/uitleenorganisaties - verrichten van één dienst, bestaande uit het, met het oog op het tussen hen tot stand komen van een arbeidsovereenkomst, met elkaar in contact brengen van de evenbedoelde organisaties enerzijds en gegadigden voor het vervullen van een functie in een ziekenhuis in Saoedi-Arabië anderzijds. 4.8. Aan deze duiding van belanghebbendes werkzaamheden wordt niet afgedaan door de aan belanghebbende door W verleende power of attorney, nu de inhoud van deze power of attorney niet met deze duiding in strijd is en het bovendien voor de duiding van de door een belastingplichtige verrichte werkzaamheden uitsluitend gaat om de daadwerkelijk door deze verrichte werkzaamheden en niet (mede) om de werkzaamheden waartoe deze bevoegd is. 4.9. Met betrekking tot de vraag of de in 4.7 bedoelde dienst behoort tot de in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, onder 3°, van de Wet bedoelde diensten, stelt het Hof voorop dat met deze bepaling uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onderdeel e, derde streepje, van de Zesde richtlijn en dat deze bepaling derhalve op dezelfde wijze als de even-vermelde bepaling van de Zesde richtlijn dient te worden uitgelegd. 4.10. Ten aanzien van de evenvermelde bepaling van de Zesde richtlijn heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg in zijn arrest van 16 september 1997, zaak C-145/96 (Von Hoffmann) geoordeeld dat deze bepaling voor wat betreft de in die bepaling genoemde beroepen betrekking heeft op de diensten die hoofdzakelijk en gewoonlijk in het kader van die beroepen worden verricht en dat van een in deze bepaling bedoelde andere soortgelijke dienst sprake is indien een dienst hetzelfde doel heeft als één van die diensten. 4.11. Naar het oordeel van het Hof kan niet worden gezegd dat de onder 4.7 bedoelde dienst een dienst is welke hoofdzakelijk en gewoonlijk in het kader van de in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, onder 3°, van de Wet genoemde beroepen wordt verricht. Ook kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat de onder 4.7 bedoelde dienst hetzelfde doel heeft als een dienst welke hoofdzakelijk en gewoonlijk in het kader van de evenbedoelde beroepen wordt verricht. Gelet op het vorenstaande behoort de onder 4.7 bedoelde dienst, nu deze evenmin is aan te merken als het verwerken of verschaffen van informatie, niet tot de in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, onder 3°, van de Wet bedoelde diensten. 4.12. Belanghebbendes beroep op het standpunt van de Belgische belastingadministratie dat prestaties die bestaan in het door een onderneming selecteren van personeelsleden met het oog op hun aanwerving door haar opdrachtgevers, zijn aan te merken als diensten als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel e, derde streepje, van de Zesde richtlijn, faalt reeds hierom omdat de onder 4.7 bedoelde prestatie - gelijk ook voortvloeit uit hetgeen onder 4.6 is overwogen - een geheel andere prestatie is dan die waarop evenbedoeld standpunt betrekking heeft. 4.13. Gelet op het vorenstaande is met betrekking tot de in geschil zijnde vraag het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. Voor dit geval heeft belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat alsdan de naheffingsaanslag, zoals die luidt na de met dagtekening 21 maart 1997 ambtshalve verleende vermindering, moet worden gehandhaafd. 5. Proceskosten en griffierecht 5.1. Beide partijen hebben ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten. 5.2. Gelet op de na het doen van de bestreden uitspraak door de Inspecteur ambtshalve verleende vermindering dient die uitspraak te worden vernietigd. Het beroep is derhalve in zoverre gegrond. In verband hiermede dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, aan belanghebbende het door deze voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 75,= te vergoeden. 6. Beslissing Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als volgt: Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak; handhaaft de naheffingsaanslag zoals deze luidt na de met dagtekening 21 maart 1997 ambtshalve verleende vermindering; en gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht ad fl. 75,= wordt vergoed. Aldus vastgesteld op 25 augustus 2000 door J.A. Meijer, lid van voormelde Kamer, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 25 augustus 2000 Het aanwenden van een rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.