
Jurisprudentie
AA7014
Datum uitspraak2000-06-14
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers99/840 WET POE
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers99/840 WET POE
Statusgepubliceerd
Uitspraak
99/840 WET POE
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA
Veertiende kamer
Uitgesproken d.d.: 14 juni 2000
UITSPRAAK
in het geding tussen:
[eiser], geboren […] december 1972, wonende te [woonplaats], eiser,
mr. P.H. Hillen te Tilburg, gemachtigde,
en
de Minister van Buitenlandse Zaken, te 's-Gravenhage, verweerder.
1. Procesverloop:
Bij brief van 16 maart 1998 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 februari 1998 (hierna: bestreden besluit). Bij het bestreden besluit zijn eisers bezwaren tegen de beslissing van verweerder van 9 april 1997 ongegrond verklaard. Dit beroep is bij deze rechtbank geregistreerd onder nummer 98/492.
Verweerder heeft in die procedure verzocht om te bepalen dat uitsluitend de rechtbank zal kennisnemen van de stukken die betrekking hebben op het onderzoek dat in opdracht van de Nederlandse Ambassade te Lagos is uitgevoerd (hierna: het verificatie-onderzoek). De rechtbank heeft beslist dat beperking van de kennisneming van die stukken gerechtvaardigd is. Een schriftelijke uitspraak ter zake ontbreekt. Bij brief van 6 mei 1998 heeft eiser aan de rechtbank medegedeeld geen toestemming te verlenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.
Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank van 4 december 1998, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. D.J. Merhottein en vergezeld door mevrouw Klas. Verweerder is toen verschenen bij gemachtigde mr. L.J.M. Hesen-van der Valk. Ter zitting heeft eiser aan de rechtbank alsnog de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Bij uitspraak van 21 december 1998 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar van eiser tegen de beslissing van verweerder van 9 april 1997 niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat die uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Tegen deze uitspraak heeft verweerder hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRS). Bij uitspraak van 11 mei 1999 heeft de AbRS de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State terugverwezen naar de rechtbank.
Na terugverwijzing is het beroep van eiser bij deze rechtbank geregistreerd onder nummer 99/840.
Bij brief van 23 juni 1999 heeft eiser de rechtbank vragen gesteld inzake de beperking van de kennisneming van stukken.
Voorts heeft eiser bij brief van 10 augustus 1999 de gronden van het beroep aangevuld.
Bij brief van 30 november 1999 heeft eiser desgevraagd zijn toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb herhaald.
Bij brief van 7 maart 2000 heeft verweerder een correctie aangebracht op het bestreden besluit. Bij brief van 9 maart 2000 heeft verweerder nog een gedingstuk ingebracht.
Het beroep is opnieuw door de rechtbank behandeld ter zitting van 23 maart 2000.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. P.H. Hillen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. M.H van Blom.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.
2. Beoordeling:
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank van het navolgende uit.
Bij de Nederlandse Ambassade te Lagos, Nigeria, is op 7 maart 1996 ten behoeve van eiser ter legalisatie aangeboden een Bachelor's Certificate met nummer […], gedateerd 18 maart 1996, inhoudend een verklaring van een Registrar of Marriages/Commissioner For Oaths, [geboorteplaats] Local Government, [geboorteplaats], dat uit het Marriage Registry van [geboorteplaats] Local Government geen aanwijzing blijkt dat [eiser] is gehuwd (hierna: de ongehuwdverklaring).
Op 3 oktober 1996 is wederom een legalisatieaanvraag ontvangen. De terzake verschuldigde leges zijn op 24 oktober 1996 ontvangen. Eiser is in november 1996 verzocht een geboorteakte over te leggen. Aan dit verzoek is voldaan door overlegging van een Birth Certificate met nummer [nummer], gedateerd 3 december 1996, onder meer inhoudend dat op […] december 1972 te [geboorteplaats] is geboren [eiser], Nigeriaanse nationaliteit (hierna: de geboorteakte). De geboorteakte is afgegeven door [geboorteplaats] Local Government. Bij de behandeling van deze tweede aanvraag zijn tevens de documenten betrokken die bij de aanvraag van 7 maart 1996 zijn overgelegd.
Bij besluit van 9 april 1997 is legalisatie van de ongehuwdverklaring en de geboorteakte geweigerd, omdat tijdens verificatie de identiteit van eiser niet genoegzaam werd vastgesteld.
Bij brief van 15 mei 1997 is door eiser bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 april 1997. Bij brief van 18 augustus 1997 heeft verweerder toegelicht dat volgens de Nederlandse Ambassade de geboortedatum van eiser niet juist kan zijn.
Op 1 september 1997 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Daarbij is, samengevat, overwogen dat uit het verificatieonderzoek is gebleken dat de gegevens van de overgelegde geboorteakte met nummer Y en de afgiftedatum 3 december 1996 niet overeenkomen met de in het register van [geboorteplaats] North Local Government opgenomen gegevens. In dat register is onder nummer Z een akte met als registratiedatum […] december 1972 opgenomen, waarin [..] december 1972 als geboortedatum van eiser staat vermeld. De ter legalisatie aangeboden geboorteakte stemt dus niet overeen met de in het register opgenomen gegevens. Bovendien blijkt daarmee dat de aangeboden geboorteakte niet juist is gedateerd en derhalve onbevoegd is afgegeven. Aan de bewijsstukken die zijn overgelegd ter ondersteuning van de juistheid van eisers geboortedatum kent verweerder geen waarde toe. De bij de aanvraag overgelegde foto's vormen een aanwijzing voor het feit dat de opgegeven geboortedatum van eiser niet strookt met de opgegeven geboortedata van zijn broers en zus. Er is tegenstrijdige informatie over de middelbare schoolperiode van eiser. Op grond van informatie uit het schoolregister zou eiser in 1965/1966 geboren zijn. Uit het verficatieonderzoek is nog een derde geboortedatum gebleken. Omdat de overgelegde geboorteakte ongeldig is, is volgens verweerder ook de ongehuwdverklaring onbruikbaar, nu daarin dezelfde naam voorkomt als in de geboorteakte.
In beroep heeft eiser verzocht om vernietiging van het bestreden besluit met veroordeling van verweerder in de kosten van het geding. Daartoe is, samengevat, aangevoerd dat eiser geen inzage heeft gekregen in de methode en uitkomsten van de verificatieprocedure en dat hij derhalve - bij gebrek aan wetenschap - bestrijdt dat de conclusies als vermeld in het bestreden besluit door het verificatieonderzoek ondersteund worden. Eiser trekt de deugdelijkheid van het onderzoek in twijfel. Eiser verwijst dienaangaande naar de uitspraak van deze rechtbank van 20 juli 1999 welke is geregistreerd onder de nummers 98/1301 en 98/1772. Voorts heeft eiser aangevoerd dat de door hem overgelegde geboorteakte wél overeenkomt met de in de registers van [geboorteplaats] North Local Government opgenomen gegevens. Daarbij is opgemerkt dat de door hem overgelegde geboorteakte is voorzien van nummer [X], terwijl in het bestreden besluit de nummers [Y] en [Z] zijn vermeld. Verder is naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte geen waarde toekent aan de door eiser ingebrachte medische verklaring en aan de verklaring van eiser zelf over zijn geboortedatum. Eiser stelt in Nigeria drie scholen te hebben bezocht en betwist - bij gebrek aan wetenschap - dat er in een schoolregister sporen van verandering zijn aangetroffen. Hij ontkent als twintigjarige een middelbare school bezocht te hebben. Ter zitting is verzocht om alsnog te beslissen dat de beperkte kennisneming van de stukken van het verificatieonderzoek niet gerechtvaardigd is.
De rechtbank zal het verzoek van verweerder van 9 maart 2000 om het bestreden besluit gewijzigd te lezen toewijzen. Gesteld noch gebleken is dat eiser hierdoor in zijn verdediging is geschaad. Derhalve wordt er in het hiernavolgende vanuit gegaan dat in het bestreden besluit op pagina twee staat vermeld dat de door eiser aangeboden geboorteakte het nummer [X ] draagt en dat in het register van [geboorteplaats] Local Government een akte is aangetroffen met nummer [Y] met als registratiedatum […] december 1972.
Ten aanzien van de aangevoerde grieven tegen de beslissing van de rechtbank op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb, overweegt de rechtbank dat op grond van het bepaalde in artikel 37, derde lid, van de Wet op de Raad van State tegen deze beslissing slechts tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in deze zaak gegeven uitspraak van de rechtbank kan worden opgekomen.
In navolging van de AbRs in de uitspraak van 11 mei 1999 merkt de rechtbank verweerders besluitvorming inzake legalisatie (al dan niet na verificatie) thans aan als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
In geschil is de handhaving van de weigering tot legalisatie van de geboorteakte en de ongehuwdverklaring over te gaan.
Legalisatie houdt in dat wordt verklaard dat het desbetreffende stuk is afgegeven en ondertekend door de bevoegde autoriteit.
Nigeria is bij ambtsbericht van verweerder, gepubliceerd in de Staatscourant van 8 maart 1996, nummer 49, met ingang van 1 april 1996 gelijktijdig met vier andere landen aangewezen als probleemland op het gebied van schriftelijk bewijs. Reden hiervoor is dat uit die probleemlanden veel valse of vervalste documenten worden aangeboden. Op grond van deze ervaring moet per definitie worden getwijfeld aan de juistheid van de inhoud van welk officieel document uit deze landen dan ook. Alle documenten die vanaf 1 april 1996 worden aangeboden bij de Nederlandse vertegenwoordigingen in de vijf landen, dienen dan ook inhoudelijk te worden geverifieerd. Volgens de circulaire "legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen" van 8 mei 1996, kenmerk 555949/96/6, van de Staatssecretaris van Justitie kunnen stukken afkomstig uit deze landen slechts worden aanvaard, indien deze inhoudelijk geverifieerd zijn door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in dit land.
Het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank het niet in strijd met enig rechtsbeginsel dat verweerder als uitgangspunt hanteert dat in dit soort gevallen eerst tot legalisatie wordt overgegaan, nadat de desbetreffende documenten op hun inhoudelijke juistheid zijn getoetst en het resultaat daarvan positief is bevonden. Daarbij ligt het naar het oordeel van de rechtbank in belangrijke mate op de weg van degene die om legalisatie verzoekt om toereikende ondersteunende stukken over te leggen die de inhoudelijke verificatie van documenten mogelijk maken. Niet kan worden gesteld dat door verweerder in dit opzicht onredelijke eisen worden gesteld aan de indiener van een legalisatieverzoek.
De rechtbank overweegt voorts dat in redelijkheid niet van verweerder verwacht mag worden dat hij sluitend bewijs levert van de onjuistheid van de inhoud van een te legaliseren document. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er twijfel bestaat omtrent de juistheid van de in de geboorteakte en ongehuwdverklaring vermelde gegevens.
De rechtbank zal mede op grondslag van de stukken waaraan kennisneming aan eiser is onthouden uitspraak doen.
Eiser heeft een geboorteakte met nummer [X] overgelegd welke is afgegeven op 3 december 1996 en waarin staat vermeld dat eiser op […] december 1972 te [geboorteplaats] is geboren.
Ter zitting van 4 december 1998 is van de zijde van verweerder verklaard dat sinds 31 oktober 1995 een Local Government niet langer bevoegd is om geboortebewijzen af te geven. Hieruit volgt reeds dat niet tot legalisatie van de geboorteakte kan worden overgegaan.
Ten aanzien van de inhoudelijke juistheid van de geboorteakte overweegt de rechtbank dat de daarin opgenomen personalia van eiser aan de Nederlandse situatie kunnen zijn aangepast, zulks omdat de geboorteakte dateert van 3 december 1996.
Ter ondersteuning van de juistheid van de geboortedatum […] december 1972 heeft eiser een medische verklaring van 24 september 1996 ingebracht van de State Hospitals Management Board van het […] Hospital te [geboorteplaats], waarin staat vermeld dat eiser op […] december 1972 is geboren. Uit de op die medische verklaring opgenomen aantekening van 14 maart 1997, afkomstig van degene die de verklaring heeft afgegeven, staat echter vermeld dat de gegevens over de geboorte niet steunen op gegevens uit een register van het ziekenhuis, zodat verweerder hierin geen bevestiging van de geboortedatum van eiser heeft dienen te zien.
Ook is een verklaring van de vader van eiser van 12 januari 1996 overgelegd, waarin staat vermeld dat eiser op […] december 1972 is geboren. Ook hieraan komt onvoldoende betekenis toe, omdat deze verklaring van te recente datum is en derhalve aangepast kan zijn aan de Nederlandse situatie.
Eiser heeft een document d.d. 19 mei 1988 ingebracht van de [geboorteplaats] Boys' Highschool te [geboorteplaats], inhoudend de schoolresultaten mei/juni 1986. Deze school is tijdens het verificatieonderzoek bezocht en uit het terzake opgemaakte onderzoeksverslag blijkt dat in het schoolregister 1985/1986 eiser met een leeftijd van 20 jaar wordt vermeld. Ook is volgens het onderzoeksverslag eisers naam in het schoolregister geplaatst op een laagje tippex. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op die bevindingen terecht geen waarde toekent aan het document van 19 mei 1998. Overigens vermeldt dit document zelf geen geboortedatum van eiser.
Eiser heeft ten slotte een kopie van een ongedateerd document van de Katholieke Missie in [geboorteplaats] overgelegd, waarin […] december 1972 als geboortedatum van eiser staat vermeld.
Uit het verificatieonderzoek is niet gebleken dat hier onderzoek naar is gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen, dat indien dit document onvervalst zou zijn, er desalniettemin, gelet op andere onduidelijkheden in eisers dossier, geen legalisatie van de geboorteakte dient plaats te vinden. De rechtbank heeft hierbij het navolgende in aanmerking genomen.
Bij de eerste aanvraag is door eiser een aantal foto's overgelegd waarop het gezin waartoe hij behoorde staat afgebeeld. Op de achterzijde van een van de foto's (aangeduid als foto c) staat als datum 9 september 1973 vermeld. Op de voorzijde van die foto staat eiser afgebeeld, volgens eigen opgave, met onder meer zijn jongere broer [broer]. In beginsel is het aannemelijk dat de datum op de achterzijde van foto c afkomstig is van degene die de foto heeft ontwikkeld en afgedrukt. Indien eisers geboortedatum […] december 1972 juist zou zijn, bevreemdt het dat eiser op die foto aanzienlijk ouder is dan acht á negen maanden. Ook valt op dat op die foto eisers broer [broer] staat, die volgens eiser op [datum]1975 zou zijn geboren, derhalve na het ontwikkelen en afdrukken van de foto. De rechtbank is van oordeel dat hiermee de per definitie aanwezige twijfel over de inhoudelijke juistheid van de geboorteakte is versterkt. De enkele verklaring van eiser dat de datum achterop foto c onjuist is, maakt het vorenstaande niet anders.
Uit het onderzoeksverslag van het verificatieonderzoek blijkt dat eiser ook een lagere school heeft bezocht en dat eiser op die school wat betreft het schooljaar 1979/1980 als zijnde 11 jaar oud staat vermeld. Hieruit zou volgen dat eiser eerder dan op […] december 1972 geboren moet zijn.
Uit het verificatieonderzoek is voorts gebleken dat eiser in Nigeria de universiteit heeft bezocht. Door de bevindingen van het verificatieonderzoek is voorts onduidelijkheid ontstaan over de periode gedurende welke eiser de universiteit heeft bezocht, omdat in de aanvraag staat vermeld dat eiser in 1991-1993 in Duitsland verbleef, terwijl in het onderzoeksverslag enige indicatie is te vinden dat eiser deze school tot 1993 heeft bezocht.
Eiser heeft bij zijn aanvraag geen door hem bezochte scholen opgegeven. Hij heeft enkel voormeld document van 19 mei 1988 ingebracht van de [geboorteplaats] Boys' Highschool. Daarmee heeft eiser in beginsel de mogelijkheden van verweerder om verificatieonderzoek te doen beperkt. Eiser heeft geen enkele verklaring gegeven voor de beperkte opgaaf van zijn schoolbezoek.
Op de hoorzitting is van de zijde van verweerder voorts aangegeven dat eiser voor het volgen van die universiteit een geboortecertificaat heeft moeten overleggen en op de hoorzitting is naar dat document gevraagd. Eiser heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd.
In het onderzoeksverslag is aangegeven dat de geboorte van eiser bij een akte met nummer [Y] is geregistreerd op […] december 1972. Eiser heeft voor het bestaan van deze andere akte geen redelijke verklaring gegeven. In zijn visie moet hetzij het nummer op de door hem ingebrachte akte dan wel het nummer op de tijdens het verificatieonderzoek gevonden akte een vergissing zijn. De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden. Weliswaar behoort de akte met nummer [Y] niet tot de stukken van het verificatieonderzoek, maar voor de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de inhoudelijke juistheid van het onderzoeksverslag. Weliswaar heeft eiser aangevoerd dat de door verweerder in Nigeria ingeschakelde onderzoeker(s) geen onpartijdig onderzoek hebben uitgevoerd omdat zij bij de familie van eiser tevergeefs om geld hebben gevraagd, maar de rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat deze stelling niet feitelijk is onderbouwd. Van de zijde van eiser zijn geen verklaringen van zijn familie overgelegd die de stelling van eiser aannemelijk maken.
Het bestaan van de akte met nummer [Y] is ook aannemelijk, omdat eisers vader in diens Affidavit of Fact van 12 januari 1996 heeft verklaard dat eisers geboorte is geregistreerd ten tijde van eisers geboorte.
Uit al het vorenoverwogene volgt dat de rechtbank niet van oordeel is dat verweerder onvoldoende dan wel onzorgvuldig onderzoek heeft verricht. Uit het vorenstaande volgt ook dat er ten aanzien van de geboortedatum […] december 1972 zoveel onduidelijkheid bestaat dat verweerder in redelijkheid de geweigerde legalisatie van de geboorteakte mede heeft kunnen handhaven op de grond dat de juistheid van de inhoud van de akte onvoldoende is komen vast te staan.
Het vorenstaande is ook van belang voor de beoordeling van de gehandhaafde weigering om tot legalisatie van de ongehuwdverklaring over te gaan. Deze verklaring houdt in dat uit het Marriage Registry van [geboorteplaats] Local Government geen aanwijzing blijkt dat [eiser] is gehuwd. Hierbij behoort een Affidavit of Fact van 12 januari 1996, inhoudend een verklaring van de vader van eiser dat eiser niet is gehuwd.
In de ongehuwdverklaring komt dezelfde naam voor als in de geboorteakte. Door de naar het oordeel van de rechtbank terecht geweigerde legalisatie van de geboorteakte op inhoudelijke gronden rijst er twijfel aan de juistheid van de overige in de geboorteakte opgenomen gegevens. De twijfel over de juistheid van de gegevens in de geboorteakte doet naar het oordeel van de rechtbank ook twijfel rijzen aan de juistheid van de inhoud van de ongehuwdverklaring. Het onderzoek naar de inhoudelijke juistheid van een ongehuwdverklaring wordt immers ernstig bemoeilijkt, indien de onderzoekende instantie niet beschikt over betrouwbare gegevens als naam en geboortedatum van een betrokkene. Nu die situatie zich in casu voordoet, heeft verweerder bij het bestreden besluit in redelijkheid de weigering van de legalisatie van de ongehuwdverklaring kunnen handhaven.
Gelet op al het vorenoverwogene zal het beroep van eiser ongegrond worden verklaard.
Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht de rechtbank geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling ten laste van verweerder.
3. Beslissing:
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan en uitgesproken in het openbaar door mr. Van der Poel, in tegenwoordigheid van mr. Van Raak als griffier, op 14 juni 2000
Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de datum van verzending van het afschrift van deze uitspraak.
Afschrift verzonden d.d.:
jk