Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA7066

Datum uitspraak2000-09-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/083012-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MILITAIRE KAMER VERKORT STRAFVONNIS In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: Verdachte, Raadsman mr. L.P.J. baron van Utenhove, advocaat te ‘s-Gravenhage. Parketnummer : 05/083012-00 Zittingsdatum : 28 augustus 2000 (TEGENSPRAAK) Uitspraak : 11 september 2000 1. DE INHOUD VAN DE TENLASTELEGGING Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 2. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING De zaak is op 28 augustus 2000 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L.P.J. baron van Utenhove, advocaat te ‘s-Gravenhage. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot: een onvoorwaardelijke militaire detentie voor de duur van 6 (zes) maanden met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht. De officier van justitie verzet zich tegen omzetting van deze militaire detentie in de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte omdat er naar zijn oordeel, er van uitgaande dat verdachte in militaire dienst kan blijven, een militaire inrichting is waar verdachte de straf kan ondergaan waarbij tevens gewerkt kan worden aan zijn terugkeer in de militaire maatschappij. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. DE BESLISSING INZAKE HET BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen is tenlastegelegd heeft begaan voor zover niet doorgestreept of gewijzigd in de bijlage II. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Het bewezenverklaarde levert op: "aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn", voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht. Het feit is strafbaar. 5. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. DE MOTIVERING VAN DE SANCTIE(S) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: a. de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en met de omstandigheden waaronder dit is begaan; b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de dader, waarbij is gelet op: een uittreksel betreffende verdachte uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 26 januari 2000, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. een voorlichtingsrapport met betrekking tot verdachte, van 3 augustus 2000, opgemaakt door de Reclassering Nederland, Unit Helmond. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op grond van het feit dat door grove nalatigheid van verdachte een ander is omgekomen, oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak in beginsel geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Levensdelicten zijn ernstige feiten waarbij de nabestaanden ernstig worden getroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting aangeboden in plaats van het ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onbetaalde arbeid ten algemenen nutte te verrichten. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, de verwachting dat verdachte uit militaire dienst zal worden ontslagen en het feit dat zij onbetaalde arbeid een passender sanctie acht, omdat zij daarmee de verdachte confronteert met zijn verantwoordelijkheden jegens de maatschappij, geen aanleiding dit aanbod af te wijzen en zal daarom in plaats van de onvoorwaardelijke militaire detentie het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte opleggen voor de duur van 240 uren. De inbeslaggenomen voorwerpen dienen naar het oordeel van de rechtbank terug te worden gegeven aan de rechthebbende, de Staat der Nederlanden. 7. DE TOEGEPASTE WETTELIJKE BEPALINGEN De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde voorschriften, op de artikelen, 22b, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht. 8. DE BESLISSING De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3 heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte gedurende 240 UREN, ter vervanging van gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) maanden. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (2 dagen) geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 UREN. Bepaalt dat met deze arbeid zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 3 (DRIE) MAANDEN na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden begonnen. Bepaalt dat deze arbeid binnen 12 (TWAALF) MAANDEN na de aanvang daarvan moet zijn verricht. De werkzaamheden dienen van zodanige aard te zijn, dat zij passen bij de persoon en de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde. Gelast de teruggave aan de rechthebbende, de Staat der Nederlanden, van de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 1 pistool, Glock 17, 9 mm, inclusief houder; 9 stuks 9 mm patronen; 1 huls 9 mm en een kopelpin. Aldus gewezen door: mr. B.N. Crol, vice-president als voorzitter, mr. L. Klein Tank, rechter, kapitein-luitenant ter zee van administratie mr. R. de Vreede, militair lid, in tegenwoordigheid van J.L. de Vos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2000.