Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA7238

Datum uitspraak2000-09-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/073735-98
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR MEERVOUDIGE KAMER VERKORT VONNIS parketnummer 09/073735-98 's-Gravenhage, 25 september 2000. De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte [verdachte], geboren op 07 november 1965 te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats], thans u.a.h. gedetineerd in de P.I. De Kantelberg (Unit 4), te 's-Gravenhage, De terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 september 2000. De raadsman van verdachte, mr P.J. Hoogendam, is verschenen en gehoord. De officier van justitie mr J.H. Wesselink heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1. primair en 2. primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. De telastlegging Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1. primair en 2. is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen P. M. De toepasselijke wetsartikelen Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht; de artikelen 6, 8, 175 (oud), 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Beslissing De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1. primair en 2. telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1. subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl degene die aan het feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid van deze wet verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden; veroordeelt verdachte voorts tot: ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaren; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard; spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Quadekker, voorzitter, Knol en Van Harte, rechters, in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2000.