Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA7258

Datum uitspraak1996-09-10
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers94/2593
Statusgepubliceerd


Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE vierde meervoudige belastingkamer 10 september 1996 nummer 94/2593 UITSPRAAK op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het Hoofd van de afdeling Belastingen en Recht van het waterschap Walcheren te Middelburg (hierna: het Hoofd) betreffende na te noemen aanslag. 1. Aanslag en bezwaar Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de ingezetenenomslag opgelegd van het waterschap Walcheren ten bedrage van f.52,=. Deze aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door het Hoofd bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. 2. Loop van het geding 2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van hem door de griffier een griffierecht geheven van f.40,=. Het Dagelijks Bestuur van het waterschap Walcheren heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingezonden, waarop het Dagelijks Bestuur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek. 2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Gerechtshof van 15 november 1995, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn verschenen belanghebbende, alsmede - namens het Dagelijks Bestuur - A en B. 2.3. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt. Ter zitting zijn voorts door hem enige stukken overgelegd, zulks zonder bezwaar van de kant van de wederpartij, aan wie ter zitting de gelegenheid is gegeven van de inhoud daarvan kennis te nemen en zich daarover uit te laten. Voornoemde stukken, waarvan de inhoud eveneens als hier ingelast moet worden aangemerkt, zijn door de griffier gekenmerkt. 2.4. Het Dagelijks Bestuur heeft ingevolge een door het Hof ter zitting tot hem gericht verzoek als aanvulling op het aldaar verhandelde bij een brief, gedagtekend 24 december 1995, nog enkele ontbrekende gegevens betreffende de toe te passen regelgeving in het geding gebracht. Belanghebbende, aan wie door de griffier een afschrift van die gegevens is gezonden, heeft ter zitting bij voorbaat verklaard tegen de inzending van deze gegevens geen bezwaar te zullen maken en naar aanleiding hiervan geen nadere schriftelijke of een nieuwe mondelinge behandeling te zullen verlangen. 3. Verordening 3.1. De Algemene Vergadering van het waterschap Walcheren heeft in haar openbare vergadering van 3 december 1993 vastgesteld de Omslagverordening waterschap Walcheren 1994 (hierna: de Omslagverordening) welke - met uitzondering van enige thans niet van belang zijnde bepalingen - is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland van 21 december 1993. 3.2. Van de vaststelling van de Omslagverordening en van het besluit tot goedkeuring ervan is door het Dagelijks Bestuur kennis gegeven in de Provinciale Zeeuwse Courant van 22 december 1993, zulks onder de mededeling dat de Omslagverordening met bijbehorende stukken gedurende een termijn van drie maanden op werkdagen tijdens kantooruren voor een ieder ter inzage ligt op het bureau interne zaken van het waterschap Walcheren, Groenmarkt 10 te Middelburg, en dat tegen betaling van kosten voor een ieder een goedgekeurd exemplaar van de Omslagverordening verkrijgbaar is bij evengemeld bureau. 4. Vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan: 4.1. Sinds 7 januari 1983 staat belanghebbende ingeschreven in het persoonsregister van de gemeente Z. Op 1 januari 1994 beschikte hij aldaar over de zelfstandige woonruimte, plaatselijk bekend als a-straat 1. Belanghebbende is alleenwonend. De gemeente Z ligt in het gebied van het waterschap Walcheren. 4.2. Op 2 maart 1994 hebben verkiezingen plaatsgevonden voor een nieuw waterschapsbestuur. Toen mochten voor het eerst de ingezetenen van het waterschap hun vertegenwoordigers in dat bestuur kiezen. Het nieuwe bestuur is op 1 april 1994 in functie getreden. 4.3. Van de kosten van het waterschap is aan de ingezetenen toegedeeld een bedrag van f. 3.104.000,=. Het aantal voor de heffing van de ingezetenenomslag in aanmerking te nemen woonruimten bedroeg 44.500. Het tarief van de ingezetenenomslag zou dus f. 69,75 per woonruimte hebben moeten bedragen. In verband met de onder 4.2 vermelde feiten en omstandigheden heeft de Algemene Vergadering besloten het tarief op negentwaalfde daarvan, dus op (afgerond) f. 52,= vast te stellen. 4.4. Blijkens het Delegatie- en mandaatbesluit van 17 december 1992 van het Dagelijks Bestuur zijn - wat betreft het dijkgeschot - de volgende bevoegdheden aan het Hoofd gedelegeerd: - de vaststelling van voorlopige, definitieve of navorderingsaanslagen; - het verlenen van vrijstelling, vermindering en ontheffing voorzover de Geschotsverordening al dan niet n.a.v. ingediende bezwaar- of verzoekschriften daarin voorziet; - het niet tegemoetkomen aan verzoeken om vermindering etc. van vastgestelde voorlopige, definitieve en navorderingsaanslagen. 5. Omschrijving geschil en standpunten van partijen 5.1. Hoewel belanghebbende tijdens de loop van het geding een groot aantal grieven heeft aangevoerd, heeft hij ter zitting desgevraagd meegedeeld daarvan slechts de drie hierna volgende te willen handhaven. 5.1.1. Het Hoofd is niet bevoegd de onderhavige aanslag op te leggen; hij is evenmin bevoegd uitspraak te doen op het bezwaarschrift. 5.1.2. De bekendmaking van de Omslagverordening voldoet niet aan het bepaalde in artikel 73 van de Waterschapswet. 5.1.3. Op 1 januari 1994 hadden ingezetenen geen zeggenschap in het waterschap Walcheren. Gelet op het beginsel belang-betaling-zeggenschap kan daarom voor het jaar 1994 geen ingezetenenomslag worden geheven. 5.2. Het Dagelijks Bestuur bestrijdt de grieven van belanghebbende. 5.3. Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht, doch aldaar aan hun in de stukken gegeven uiteenzettingen geen grieven of weren toegevoegd. 5.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslag en tot veroordeling van het Dagelijks Bestuur in de proceskosten. Het Dagelijks Bestuur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Hoofd. 6. Overwegingen omtrent het geschil 6.1. Het Hof stelt voorop dat aangenomen moet worden dat de Hoge Raad bij de berechting van de zaak die heeft geleid tot het arrest van 26 juni 1996, nr. 31.176, Belastingblad 1996, blz. 436 e.v., de kwesties van de delegatie aan het Hoofd en van de bekendmaking van de Omslagverordening onder ogen heeft gezien. Voor - eventueel ambtshalve - ingrijpen heeft de Hoge Raad kennelijk geen reden gezien. Daarmee is impliciet al een (afwijzend) oordeel gegeven over de grieven onder 5.1.1 en 5.1.2. Niettemin zal het Hof deze grieven expliciet bespreken. 6.2. Hoewel in het onder 4.4 aangehaalde Delegatie- en mandaatsbesluit nog de ouderwetse term dijkgeschot wordt gebruikt, lijdt het geen twijfel dat daaronder ook moeten worden verstaan de in artikel 116 van de Waterschapswet bedoelde omslagen, en dus ook de ingezetenenomslag. Dat betekent dat het Hoofd bevoegd was de onderhavige aanslag op te leggen en uitspraak te doen op het tegen die aanslag gerichte bezwaarschrift. De onder 5.1.1 verwoorde grief faalt derhalve. 6.3. Dat laatste geldt ook voor de onder 5.1.2 vermelde grief. Immers, uit hetgeen onder 3.2 is vermeld, blijkt dat het Dagelijks Bestuur - wat betreft de bekendmaking van de Omslagverordening - ten volle heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 73 van de Waterschapswet. In dit verband verwijst het Hof nog naar noot 2 in de conclusie van A-G mr Loeb bij het in rov. 6.1 genoemde arrest. 6.4. Belanghebbende stelt dat het beginsel belang-betaling-zeggenschap aan de omslagheffing ten grondslag ligt en dat op 1 januari 1994, toen de ingezetenen van het waterschap omslagplichtig werden, niet geheel aan dat beginsel werd recht gedaan, omdat de zeggenschap (nog) ontbrak. Vooropgesteld moet worden dat - naar de Hoge Raad in zijn arrest van 29 september 1995, nr. 15.745, RvdW 1995, 191, heeft overwogen - "blijkens de geschiedenis van de Waterschapswet [het] uitgangspunt - ook wel aangeduid als 'de trits belang-betaling-zeggenschap' - bij de totstandkoming van de wet wel als leidend beginsel (is) gehanteerd, doch daarin niet met zoveel woorden opgenomen, terwijl uit verschillende (...) wetsbepalingen blijkt dat dit beginsel in de wet geen onverkorte toepassing heeft gevonden". Voorts moet worden gezegd dat belanghebbende - als ingezetene - op 1 januari 1994 belang had bij de werkzaamheden van het waterschap, zodat er alle reden was hem te laten delen in de kosten die het waterschap in dat verband moest maken. Bovendien is het zo - zoals blijkt uit hetgeen onder 4.2 is gemeld - dat reeds kort na 1 januari 1994 ook de ingezetenen in het waterschapsbestuur waren vertegenwoordigd en ook - naar uit het onder 4.3 vermelde blijkt - dat bij het bepalen van het tarief een daarop afgestemde korting is toegepast. Derhalve kan niet worden gezegd dat de onderhavige aanslag berust op een onredelijke en willekeurige belastingheffing welke de Waterschapswetgever niet op het oog kan hebben gehad, zodat niet kan worden volgehouden dat voor het jaar 1994 geen ingezetenenomslag kan worden geheven. De onder 5.1.3 verwoorde grief deelt dus het lot van de beide andere grieven. 6.5. Het beroep is dus ongegrond. 7. Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 8. Beslissing Het Gerechtshof BEVESTIGT de uitspraak waarvan beroep. Aldus vastgesteld op 10 september 1996 door mrs. Ilsink, Sanders en Schuurman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Fehmers. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken. Toen zijn ook afschriften van de uitspraak aangetekend aan partijen verzonden. _____________ (Fehmers) (Ilsink) [zie ook arrest HR 32605 (red.)]