Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA7266

Datum uitspraak2000-06-22
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers199900733/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad van State 199900733/1. Datum uitspraak: 22 juni 2000 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: burgemeester en wethouders van Tegelen, appellanten, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 17 mei 1999 in het geding tussen: [bezwaarde] te [woonplaats] en appellanten. 1 . Procesverloop Bij besluit van 1 juli 1998 hebben appellanten aan [vergunninghouder] te [woonplaats] een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een berging op het perceel [adres] te [woonplaats]. Bij besluit van 29 september 1998 hebben appellanten het hiertegen door [bezwaarde] bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, alsnog vrijstelling als bedoeld in artikel 2.5.15 van de gemeenteiijke Bouwverordening verleend en de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard. Dit bestuit is aangehecht. Bij uitspraak van 17 mei 1999, verzonden op dezeifde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door [bezwaarde] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellanten een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 21 juni 1999, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 juli 1999. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 21 september 1999 heeft [vergunninghouder] een mernorie ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr C.H.J.M. Michels, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr J.F.C.M. Mulders, gemachtigde. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 28, achtste lid, van de Wet op de Ruirntelijke Ordening (hierna: WRO) treedt het besluit van gedeputeerde staten inzake goedkeuring van een bestemmingsplan in werking daags na afloop van de beroepstermijn. Indien binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening bij de Voorzitter van de Afdeling is ingediend, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Bij toewijzing van het verzoek geeft de Voorzitter van de Afdeling aan op welke onderdelen van het plan de voorlopige voorziening betrekking heeft. 2.2. Bij het verlenen en handhaven van de in geding zijnde bouwvergunning hebben appellanten het bouwplan getoetst aan het op 30 januari 1997 door de raad van de gemeente Tegelen vastgestelde bestemmingspian "SteyI-Sequoiahof. Dit bestemmingsplan is door gedeputeerde staten van Limburg (hierna: gedeputeerde staten) goedgekeurd bij besluit van 22 juli 1997. Bij de Voorzitter van de Afdeling is geen verzoek om schorsing van het goedkeuringsbesluit ingediend. Dit besluit - en daarmee het nieuwe bestemmingsplan - is derhalve op de voet van artikel 28, achtste lid, van de WRO in werking getreden. 2.3. Bij uitspraak van 3 november 1998, no. E01.97.0546, heeft de Afdeling het besluit van gedeputeerde staten vernietigd voorzover daarbij goedkeuring is verleend aan het woord "bijgebouwen" in artikel 2.1, eerste lid, van de planvoorschriften en aan artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de planvoorschriften. Bij die uitspraak heeft de Afdeling, zelf in de zaak voorziende, aan deze artikelonderdelen (hierna: de bijgebouwenregeling) goedkeuring onthouden. 2.4. Vast staat, dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan "Steyl-Sequoiahof zoals dit is vastgesteld door de gemeenteraad, dus indusief de bijgebouwenregeling. Het bouwplan is echter niet in overeenstemming met genoemd bestemmingsplan zoals dit door de uitspraak van de Afdeling van 3 november 1998 is kornen te luiden. Om die reden heeft de rechtbank de beslissing op bezwaar, strekkende tot handhaving van de bouwvergunning, vernietigd. Daartoe heeft de rechtbank overwogen, dat uit artikel 8:72, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de daarop betrekking hebbende wetsgeschiedenis moet worden afgeleid, dat de vernietiging van een besluit door de bestuursrechter tot gevolg heeft dat het besluit geacht moet worden nooit te hebben bestaan en dat de daaraan verbonden rechtsgevolgen met terugwerkende kracht ongedaan worden gemaakt. Het bestemmingsplan "Steyl-Seduoiahof” wordt derhalve geacht zonder de bijgebouwenregeling te zijn tot stand gekomen, aldus de rechtbank. 2.5. Appellanten hebben deze redenering van de rechtbank gemotiveerd bestreden. 2.6. In haar uitspraak van 21 december 1999, H01.99.0245, gepubliceerd in AB 2000, nr 78, heeft de Afdeling overwegingen van algemene aard gewijd inzake de toepassing van artikel 28, achtste lid, van de WRO in samenhang met artikel 44 van de Woningwet. In deze uitspraak heeft de Afdeling voorts overwogen dat in de periode tussen de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan en de vernietiging van de goedkeuring daarvan, in beginsel dit nieuwe plan het toetsingskader vormt voor de beslissing omtrent het verlenen van bouwvergunning. Wordt tegen die beslissing bezwaar gemaakt, dan volgt uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht dat bij de beslissing op dit bezwaar het alsdan geldende recht moet worden toegepast. Is de beslissing op bezwaar onder vigeur van het nieuwe plan genomen - en waren burgemeester en wethouders derhalve dwingendrechtelijk gehouden bij die beslissing de voorschriften van het nieuwe plan toe te passen - dan behoort daarop in beroep en hoger beroep bij de bestuursrechter niet te worden teruggekomen. 2.7. [bezwaarde] noch enige andere belanghebbende heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid, zich tot de Voorzitter van de Afdeling te wenden met het verzoek, het bestemmingsplan "Steyl-Sequoiahof" of de daarin vervatte bijgebouwenregeling te schorsen. Bij het nemen van de beslissing op bezwaar - op 29 september 1998 en derhalve vóór de uitspraak van de Afdeling van 3 november 1998 - hebben appellanten het bouwplan dan ook terecht getoetst aan het bestemmingsplan zoals dit door de glemeenteraad was vastgesteld. Van dit toetsingskader maakte de bijgebouwenregeling mede deel uit. Aangezien ook overigens niet is gebleken van strijdigheid als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet, konden appellanten geen andere beslissing nemen dan het ongegrond verklaren van het bezwaarschrift van [bezwaarde] en het handhaven van de verleende bouwvergunning. 2.8. De rechtbank had het beroep tegen de in bezwaar giehandhaafde bouwvergunning daarom ongegrond moeten verklaren. 2.9. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. 2.10. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [bezwaarde] tegen de beslissing op bezwaar alnog ongegrond verklaren. 2.11. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 17 mei 1999, 98/1048 WW44; III. verklaart het door [bezwaarde] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. W.M.G. Eekhof-de Vries, Voorzitter, en mr. P.JJ. van Buuren en mr. C.A. Terwee-van Hilten, Leden, in tegenwoordigheid van mr M.J.M. Langeveld, ambtenaar van Staat. w.g Eekhof-de Vries w.g. Langeveld Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2000 60-251. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,