Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA7429

Datum uitspraak2000-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers072725-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MEERVOUDIGE STRAFKAMER Verkort Strafvonnis In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: [gedaagde] geboren te zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zwolle. Raadsman: mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht. Parketnummer : 072725-99 Zittingsdatum : 18 april 2000, 27 juni 2000, 15 augustus 2000 en 26 september 2000 (tegenspraak) Uitspraak : 10 oktober 2000 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De in de dagvaarding opgenomen omschrijving van de feiten is bij door de officier van justitie ter terechtzitting van 15 augustus 2000 ingediende vordering nadere omschrijving tenlastelegging nader vastgesteld. Deze vordering is ter terechtzitting van 26 september 2000 door de rechtbank toegelaten. Een kopie van deze vordering is hierna opgenomen als bijlage I en de inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd. Voorzover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 18 april 2000, 27 juni 2000, 15 augustus 2000 en laatstelijk op 26 september 2000 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte terzake van het 1 t/m 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in uitleveringsdetentie, in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie vordert voorts dat de volgende onder verdachte inbeslaggenomen goederen verbeurd worden verklaard: - een organizer; - twee GSM-telefoons; - een vliegticket; - papiertjes; - stukjes tape. De officier van justitie concludeert dat het onder verdachte inbeslaggenomen paspoort kan worden teruggegeven aan verdachte. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank acht, ten aanzien van de 1.200 gram van een materiaal bevattende MDMA die op het adres ..... te Nijmegen werden gevonden, niet bewezen dat verdachte deze in een bewuste samenwerking met een ander voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan voor zover niet doorgestreept in bijlage II. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende: 1. De verdediging heeft opgeworpen dat zoekingen die op 3, 4 en 7 november 1999 zijn verricht in de hotelkamers die door verdachte waren gehuurd, eerst in Hotel Mikado (op 3 november) vervolgens in het Sheraton Hotel (de zoekingen van 4 en 7 november), steeds in Frankurt, onrechtmatig zijn geweest omdat uit de door de Duiste Justitie ter beschikking gestelde stukken niet blijkt dat deze zoekingen hebben plaatsgevonden met inachtneming van het bepaalde in de §§ 102 en 105 StPo omdat, zoals de verdediging stelt een zogenaamd Durchsuchungsbeschluss ontbreekt. Daarop voortbouwend is het betoog dat de resultaten van die zoekingen niet tot het bewijs mogen worden gebezigd en dat vrijspraak moet volgen. 2. § 105 StPo bepaalt, kort samengevat, dat een 'Durchsuchung' alleen maar door de rechter, en 'bei Gefahr im Verzug' ook door 'die Staatsanwalt und ihre Hilfsbeamten angeordnet werden (kann)'. Dat geldt ook voor een 'Suchung', zoeking - de rechtbank gaat er nu de Duitse opsporingsbeambten dat blijkens de stukken doen vanuit dat het dat is geweest - die wordt verricht op een hotelkamer. 3. Verdachte had er recht op dat die zoekingen in overeenstemming met die bepaling werden uitgevoerd. De rechtbank gaat er evenwel vanuit dat voorzover dat niet gebeurd zou zijn (wat zij niet aanneemt; vide de overwegingen 4 tot en met 6) dat desondanks niet een dusdanig aantasting van dit recht betekent dat het met de zoekingen verkegen bewijsmateriaal niet mag dienen tot bewijs (zie de overwegingen 7 tot en met 9). 4. Uit de stukken blijkt dat verdachte in beeld is gekomen door zijn contacten met zijn medeverdachte Lijklema tegen wie een omvangrijk onderzoek liep. In het kader van dat onderzoek is gebruik gemaakt van allerlei bijzondere opsporingsmethoden. Indien en voorzover aan gene zijde van de Nederlands-Duitse grens onderzoek verricht moest worden gebeurde dat in nauw overleg tussen het OM en de betreffende Staatsanwaltschaft. Waar nodig werd steeds een rechtshulpverzoek gedaan. 5. Over de ontwikkelingen in dat onderzoek in het kader waarvan de bekritiseerde zoekingen plaatsvonden is er steeds een dergelijk contact geweest. Dat blijkt ondermeer uit de pagina's 070203 tot en met 070207 van het dossier. Uit de daar vermelde feiten (waarvan de feitelijke juistheid niet is aangevochten door de verdediging) trekt de rechtbank de conclusie dat de op diezelfde bladzijden beschreven onderzoekshandelingen steeds met instemming van de Generalstaats-anwaltschaft in Düsseldorf en/of de Oberstaatsanwaltschaft in Frankfurt hebben plaatsgevonden. 6. Een Durchsuchungsanordnung als bedoeld in § 105 StPo is niet aan enige vorm gebonden. "Eine bestimmte Form ist nicht vorgeschrieben; die Anordnung kann daher mündlich, .... ergehen, auch stillschweigend ....". (vgl Kleinknecht/ Meyer-Grossner, Strafprocesordnung, C.H. Beck München, 44ste Auflage 1999). Voorzover zij niet uitdrukkelijk is gegeven mag (dus) worden aangenomen dat zij dat impliciet wèl is. Dat ligt naar het oordeel van de rechtbank in de vaststelling hiervoor sub 5 besloten. 7. Bij dit alles betrekt de rechtbank nog het navolgende: het gaat in deze zaak om een Nederlands onderzoek met een eigen Nederlands opsporingsbelang. Verdachte is na zijn arrestatie aan Nederland uitgeleverd om in Nederland te worden berecht. 8. De vraag of de beweerdelijk aan de zoekingen klevende manco's dienen te leiden tot bewijsuitsluiting dient daarom eerst en vooral te worden getoetst aan beginselen van legitimiteit en opportuniteit zoals die leven binnen de Nederlandse rechtsorde. 9. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat bij de verschillende zoekingen inbreuk is gemaakt op § 105 StPo dan kan daarvan niet worden gezegd dat die inbreuk getoetst aan deze beginselen dusdanig ernstig is dat zulks dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Het is immers gelet op het vorenstaande zeker aannemelijk dat de vereiste Anordung indien aan de Staatsanwalt of een van zijn Hilfsbeamte gevraagd zeker (en op tijd: het onderzoek werd op de voet gevolgd) zou zijn verleend. 10. Het besproken punt behoeft op grond van dit laatste daarom ook geen nadere instructie en het verweer dient, als gezegd, te worden verworpen. Hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten ten laste zijn gelegd, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op: Het medeplegen van: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet, juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de dader, waarbij is gelet op: - een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 27 mei 2000; - een voorlichtingsrapport betreffende verdachte opgemaakt door het Leger des Heils, gedateerd 11 april 2000. De rechtbank overweegt verder nog als volgt: Verdachte is betrokken geweest bij de uitvoer van twee partijen van enige kilo's XTC-pillen naar de Bondsrepubliek Duitsland. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van XTC een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers ervan vormt en meer speciaal hun psychische stabliteit en leidt tot allerlei maatschappelijke problemen en problemen van sociale veiligheid. Om die reden dient tegen de handel in deze drug krachtig te worden opgetreden, waar nodig en mogelijk ook als het - zoals in dit geval - gaat om uitvoer ervan naar het buitenland. De rechtbank is van oordeel dat voor afdoening van deze feiten, gelet op de actieve rol van verdachte bij deze uitvoer en uit generaal preventief oogpunt, uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur op zijn plaats is. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN VIER (4) JAREN. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie, in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht. Verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: - een organizer; - twee GSM-telefoons; - een vliegticket; - papiertjes; - stukjes tape. Gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, te weten: - een paspoort; - een factuur hotel Frankfurt; - een kamerpasje hotel Starwood. Aldus gewezen door: mrs. ....., als voorzitter, ..... en ....., rechters, in tegenwoordigheid van ...., griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2000.