Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA7439

Datum uitspraak2000-08-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/8189
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Vreemdelingenkamer __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 34j Vreemdelingenwet __________________________________________________ Reg.nr : AWB 00/8189 VRWET Inzake : A, hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. W.J.J. Trooster, advocaat te Vlaardingen tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde mr. D. Kuiper, ambtenaar ten departemente. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING De vreemdeling stelt te zijn geboren op [...] 1974 en de Soedanese nationaliteit te hebben. Op 2 juni 2000 is de vreemdeling in bewaring gesteld met toepassing van het bepaalde in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c, Vreemdelingenwet (Vw). Bij beroepschrift van 8 juni 2000, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 9 juni 2000 heeft de gemachtigde van de vreemdeling tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld en daarbij tevens verzocht om toekenning van een schadevergoeding. Op 13 juni 2000 is de vrijheidsontnemende maatregel door verweerder opgeheven. Bij brief van 16 juni 2000 heeft de gemachtigde van de vreemdeling het beroep ingetrokken. Bij beroepschrift van 26 juni 2000, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 27 juni 2000, heeft de gemachtigde van de vreemdeling opnieuw beroep tegen de vrijheidsbenemende maatregel beroep ingesteld en tevens verzocht om schadevergoeding. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2000. De vreemdeling is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. II. OVERWEGINGEN Thans is, gelet op het feit dat eiser zich sedert 13 juni 2000 niet meer in bewaring bevindt nog slechts in geschil of de bewaring tot 13 juni 2000 rechtmatig is geweest en zo nee, of er aanleiding is een schadevergoeding op grond van artikel 34j Vw toe te kennen. Namens de gemachtigde van de vreemdeling is aangevoerd dat vanwege de intrekking van het beroepschrift d.d. 16 juni 2000 door de gemachtigde van de vreemdeling de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden. Echter is hij van mening dat door het indienen van een nieuw beroepschrift d.d. 26 juni 2000 dit gezien moet worden als een nieuwe zaak gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel. Tevens heeft de gemachtigde van de vreemdeling aangevoerd dat de vreemdeling wel in aanmerking komt voor schadevergoeding aangezien de vreemdeling langer dan tien dagen in een politiecel heeft doorgebracht. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 35, derde lid, Vw is het instellen van beroep tegen een besluit als bedoeld in artikel 34a Vw niet aan enige termijn gebonden. Ratio van deze bepaling is de grondwettelijke habeas corpusgarantie (artikel 15, tweede lid, Grondwet), die onder meer inhoudt dat de vreemdeling aan wie zijn vrijheid is ontnomen zich te allen tijde tot de rechter moet kunnen wenden om de rechtmatigheid van zijn vrijheidsbeneming te toetsen. De rechtbank is van oordeel dat in de opzet en de bewoordingen van artikel 34j Vw tot uitdrukking komt dat een verzoek om schadevergoeding slechts mogelijk is in samenhang met een beroep tegen de onderliggende conservatoire maatregel, zijnde het schadeveroorzakende besluit. Uit artikel 34j Vw in samenhang met artikel 6:19, derde lid, Awb, volgt dat opheffing door verweerder van een inbewaringstelling hangende een tegen die maatregel ingesteld beroep niet in de weg staat aan een inhoudelijke afdoening van het beroep indien de indiener daarbij belang heeft. De rechtbank merkt op dat uit de jurisprudentie (RV 1995, 75 r.o. 8) volgt dat bij opheffing van de bewaring door verweerder zonder dat een beroep tegen die maatregel aanhangig is, de vreemdeling de mogelijkheid openstaat alsnog zodanig beroep in te stellen, met dien verstande dat alsdan moet worden uitgegaan van de in artikel 33c Vw neergelegde beroepstermijn van vier weken te rekenen vanaf de opheffing. Deze situatie doet zich in de onderwerpelijke zaak echter niet voor. De gemachtigde van de vreemdeling heeft bij brief van 16 juni 2000 zijn tegen de inbewaringstelling gerichte beroep in zijn geheel ingetrokken. Het resultaat hiervan is dat hij rechtens wordt geacht te hebben berust in de rechtmatigheid van de inbewaringstelling. Binnen het in de Vw neergelegde stelsel van rechtsbescherming tegen conservatoire maatregelen bestaat geen ruimte voor een verzoek om schadevergoeding zonder accessoir beroep tegen de onderliggende conservatoire maatregel. Het onderwerpelijk verzoek is niet accessoir aan een conservatoire maatregel zodat het niet-ontvankelijk moet worden verklaard. III. BESLISSING De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage: RECHTDOENDE: Verklaart het beroep niet-ontvankelijk. IV. RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open. Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2000, in tegenwoordigheid van C. Sontodimedjo, griffier. afschrift verzonden op: 11 augustus 2000