Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8068

Datum uitspraak2000-09-08
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 99/3265
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage zittinghoudende te Amsterdam Sector Bestuursrecht enkelvoudige kamer Uitspraak artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 33a Vreemdelingenwet (Vw) reg.nr.: AWB 99/3265 VRWET inzake: A, wonende te B, eiser, tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING 1. Eiser, geboren op [...] 1982, bezit de Guinese nationaliteit. Hij verblijft sedert 14 maart 1998 als vreemdeling in de zin van de Vw in ederland. Op 16 maart 1998 heeft hij aanvragen ingediend om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. Bij besluit van 5 juni 1998 heeft verweerder op deze aanvragen afwijzend beslist. De aanvraag om toelating als vluchteling is niet ingewilligd vanwege kennelijke ongegrondheid. Bij gelijk besluit heeft verweerder eiser een vergunning tot verblijf verleend onder de beperking "toegelaten als alleenstaande minderjarige asielzoeker". Bij bezwaarschrift van 29 juni 1998, aangevuld bij brieven van 22 juli 1998 en 28 juli 1998, heeft eiser tegen dit besluit bezwaar gemaakt voor zover zijn aanvragen om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard hierbij zijn afgewezen. In het kader van de behandeling van het bezwaar is eiser op 13 oktober 1998 gehoord door een ambtelijke commissie. Het bezwaar is nader aangevuld bij brieven van 28 oktober 1998 en 15 februari 1999. Het bezwaar is bij besluit van 16 februari 1999 ongegrond verklaard. Het besluit is diezelfde dag aan de gemachtigde van eiser gezonden. Bij faxbericht van 26 maart 1999 heeft verweerder het besluit op bezwaar op verzoek van de gemachtigde van eiser nogmaals aan hem verzonden. 2. Bij beroepschrift van 31 maart 1999, aangevuld bij schrijven van 21 april 1999, heeft mr. P.J. Schüller, advocaat te Amsterdam, namens eiser tegen dit afwijzende besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 21 juni 1999 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 21 december 1999 heeft verweerder primair tot niet-ontvankelijkverklaring en subsidiair tot ongegrondverklaring van het beroep geconcludeerd. 3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2000. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Schüller, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door gemachtigde mr. M. van Driel, advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, advocaten en notarissen te 's-Gravenhage. Als tolk in de Franse taal trad op M. de Bok. II. OVERWEGINGEN 1. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. 2. Eiser, afkomstig uit Guinee, stelt zich op het standpunt dat hij in aanmerking komt voor toelating als vluchteling dan wel voor verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. Daartoe heeft hij bij het gehoor door de contact-ambtenaar - zakelijk samengevat - het volgende naar voren gebracht. Eiser en zijn familie behoren tot de bevolkingsgroep van de Malinké. De Malinké heeft problemen met de Soussous. Eisers vader was aanhanger van de RPG (Rassemblement du Peuple Guinéen). De leider van deze partij was Alpha Condé. Eisers vader heeft Alpha Condé een keer bij hem thuis laten komen. Veel mensen zijn toen langs gekomen. Hierdoor wisten mensen in de wijk dat de vader van eiser lid was van de RPG. De overige bewoners van de wijk behoorden allen tot de Soussous. In februari 1996 pleegden militairen een staatsgreep. Deze mislukte echter. Van de officieren die de staatsgreep pleegden waren de Malinké in de meerderheid. In de stad werd gezegd dat zij verantwoordelijk waren. Op een nacht in februari hoorde eiser schreeuwen. Eiser zag zijn vader in een plas bloed liggen. Hij hoorde schieten en zag mensen met messen. Ongeveer twintig mensen waren op zoek naar de vader van eiser zijn familieleden. Zij schreeuwden in het Soussous. Eiser is vervolgens gevlucht naar een vriend van zijn vader. Toen eiser wegrende, stond het huis al gedeeltelijk in brand. Eiser is vervolgens naar Sierra Leone gevlucht. Na ongeveer twee jaar heeft eiser Sierra Leone verlaten in verband met de oorlog in dat land. Hij is teruggekeerd naar Guinee en in de haven van Conakry is hij vervolgens aan boord van een schip gegaan dat hem naar Nederland bracht. 3. Verweerder heeft zich in het primair op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien de beroepstermijn is overschreden. Uit de minuut van verzending blijkt dat het besluit van 16 februari 1999 op die dag is verzonden aan de gemachtigde van eiser. Subsidiair heeft verweerder gesteld dat eiser geen aanspraak kan maken op toelating als vluchteling, noch in aanmerking komt voor verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. De omstandigheid dat eiser behoort tot de Malinké is onvoldoende reden om tot vluchtelingschap te oordelen. Het is niet aannemelijk geworden dat de negatieve aandacht van de autoriteiten vanwege de activiteiten van eisers vader, op eiser is gericht. Voorts is niet aannemelijk geworden dat eiser in de negatieve belangstelling van de Soussous staat. De problemen die eiser heeft ondervonden, kunnen niet tot oordeel leiden dat zijn leven onhoudbaar is geworden. Het is niet gebleken dat de aanval op het ouderlijk huis van eiser het gevolg is geweest van een op de persoon en/of etnische afkomst van eiser gerichte actie. Eisers verklaring dat de aanval werd uitgevoerd door de Soussous, berust enkel op vermoedens. Niet is gebleken dat eiser ooit persoonlijke problemen heeft ondervonden van welke zijde ook. Het feit dat eiser er voor heeft gekozen om vanuit Sierra Leone wederom Guinee in te reizen, en via Conakry het land te verlaten, duidt er niet op dat hij had te vrezen van de zijde van de Guineese autoriteiten. Eiser kan geen geslaagd beroep doen op het zogeheten traumata-beleid. Ook is in dit verband van belang dat eiser na twee jaar is teruggekeerd naar Guinee. Dat dit kortstondig was, maakt dit niet anders. Eerst in bezwaar en bij de ambtelijke commissie heeft eiser er blijk van gegeven dat hij problemen heeft met de dood van zijn vader. De psychische gesteldheid van eiser is niet met medische stukken onderbouwd. De enkele verklaring van een maatschappelijk werker kan daartoe niet dienen. Eiser heeft onvoldoende gemotiveerd waarom een onderzoek door de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie (MA) zou moeten plaatsvinden Niet is gebleken dat eiser bij gedwongen terugkeer naar Guinee een reëel risico loopt op een door artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) verboden behandeling of bestraffing, noch is gebleken dat er sprake is van overige klemmende redenen van humanitaire aard op grond waarvan eiser hier te lande verblijf zou moeten worden toegestaan. 4. Eiser is van mening dat het beroep ontvankelijk is. De gemachtigde van eiser heeft het - naar verweerder stelt op 16 februari 1999 toegezonden - besluit niet ontvangen. Op 23 maart 1999 heeft de gemachtigde van eiser telefonisch bij verweerder informatie ingewonnen in verband met het uitblijven van het besluit. Pas toen het besluit op 26 maart 1999 per fax aan de gemachtigde van eiser werd toegezonden, heeft hij hier kennis van kunnen nemen. Eiser komt in aanmerking voor toelating als vluchteling, dan wel voor verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. De vader van eiser is enkele weken na de staatsgreep vermoord door de Soussous. Gelet hierop is eiser van mening dat hij afdoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag op zijn ouderlijk huis wel degelijk als een (ook) op zijn persoon en/of etnische afkomst gerichte actie moet worden beschouwd. De aanslag vond immers plaats omdat de vader van eiser Alpha Condé bleef steunen. De wijk waarin eiser woonde werd gedomineerd door mensen die tot de Soussous behoorden. Binnen de gemeenschap was bekend dat de vader van eiser fanatiek aanhanger was van de RPG. De omstandigheid dat eiser in zijn familie de oudste zoon is, is in Guinee een belangrijk gegeven. Hij loopt dan ook extra risico's. Eiser wijst in dit verband op § 43 van het Handbook van de UNHCR. De overige familieleden van eiser zijn waarschijnlijk ook vermoord. Het gegeven dat eiser vanuit Sierra Leone is teruggaan naar Guinee, kan niet tot het oordeel leiden dat hij niet in de negatieve belangstelling staat. Hij had zich immers verborgen in een vrachtwagen. Eiser heeft in de bezwaarfase algemene informatie over Guinee overgelegd die zijn relaas ondersteunt. Uit het bestreden besluit kan niet worden afgeleid dat verweerder deze informatie bij de besluitvorming heeft betrokken. Eiser heeft de dood van zijn vader nog niet verwerkt. Reeds in de bezwaarfase heeft hij een beroep gedaan op het zogeheten traumata-beleid. Daartoe heeft hij een rapport van een maatschappelijk werker overgelegd. Dit rapport had voor verweerder aanleiding moeten zijn om de MA in te schakelen. Persoonlijk onderzoek door de MA zou kunnen aantonen dat eiser is getraumatiseerd. De rechtbank overweegt het volgende. 5. Gelet op de door verweerder overgelegde minuut van verzending is het voldoende aannemelijk geworden dat het bestreden besluit op 16 februari 1999 aan de gemachtigde van eiser is verzonden. De gemachtigde heeft echter verklaard het besluit niet te hebben ontvangen. Gelet op het dossier en op het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank in het onderhavige geval geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. Aangezien verweerder geen door de PTT afgestempeld bewijs van ontvangst van het poststuk door de gemachtigde van eiser kan overleggen, kan niet worden uitgesloten dat in het traject tussen de verzending van het besluit en de aankomst daarvan bij (de gemachtigde van) eiser iets is misgegaan. Gelet hierop, moet er dan ook van worden uitgegaan dat het besluit eerst met de toezending per fax aan de gemachtigde van eiser op 26 maart 1999 bekend is gemaakt. Nu het beroepschrift dateert van 31 maart 1999 is het tijdig ingediend. Het beroep is dan ook ontvankelijk. 6. Ingevolge artikel 1(A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 in combinatie met artikel 15 van de Vw kunnen als vluchteling worden toegelaten vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waar zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens ras, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep. 7. Ingevolge artikel 11, vijfde lid, van de Vw kan het verlenen van een vergunning tot verblijf aan een vreemdeling worden geweigerd op gronden aan het algemeen belang ontleend. Verweerder voert bij de toepassing van dit artikellid het beleid dat vreemdelingen niet voor toelating in aanmerking komen, tenzij met hun aanwezigheid hier te lande een wezenlijk Nederlands belang is gediend, dan wel klemmende redenen van humanitaire aard of verplichtingen voortvloeiende uit internationale overeenkomsten tot toelating nopen. Dit beleid is neergelegd in de Vreemdelingencirculaire. 8. De rechtbank stelt voorop dat de algemene en mensenrechtensituatie in Guinee niet zonder meer tot het oordeel kan leiden dat eiser als vluchteling kan worden aangemerkt. Beslissend is de individuele situatie van eiser, bezien in het licht van de algemene situatie in het land van herkomst. In dat licht zal aannemelijk moeten worden dat er feiten en omstandigheden zijn met betrekking tot eiser persoonlijk, die zijn vrees voor vervolging rechtvaardigen. 9. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder twijfelt aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen omtrent de politieke activiteiten van zijn vader, de aanslag op het ouderlijk huis van eiser en de dood van eisers vader. Eisers verklaringen terzake bij het nader gehoor, komen overeen met hetgeen hij ten overstaan van de ambtelijke commissie heeft verklaard. Zijn verklaringen over de staatsgreep in februari 1996 worden voorts bevestigd door de beschikbare algemene informatie over Guinee. 10. Het is aannemelijk dat de Malinké afkomst van de vader van eiser, zijn activiteiten voor de RPG en zijn openlijke steun aan Alpha Condé, bekend waren binnen de gemeenschap waarin eiser leefde. Gelet hierop kan niet zonder meer worden aangenomen dat de aanslag op het ouderlijk huis van eiser en de moord op zijn vader, het gevolg waren van willekeurig geweld gepleegd tijdens algemene ongeregeldheden die volgden op de staatsgreep. 11. Eiser heeft terecht gesteld dat vrees om op enig moment het slachtoffer van vervolging te worden ook kan zijn gebaseerd op gebeurtenissen die de naasten van een asielzoeker is overkomen (§ 43 van het Handbook van de UNHCR.). De vraag of eiser als oudste zoon heeft te vrezen voor vervolging in verband met de activiteiten van zijn vader, is door verweerder in het bestreden besluit niet beantwoord. In dit verband wordt opgemerkt dat de enkele omstandigheid dat eiser na een verblijf van twee jaar in Sierra Leone is teruggekeerd naar Guinee, niet tot het oordeel kan leiden dat niet is gebleken dat hij in de bijzondere belangstelling staat. De situatie in Sierra Leone was destijds dermate slecht dat eiser mogelijk geen andere keus had dan (tijdelijk) terug te keren naar Guinee. Ook kan uit het relaas van eiser worden opgemaakt dat hij slechts korte tijd in Guinee heeft verbleven en zich steeds verborgen heeft gehouden. 12. Zoals hiervoor reeds is aangetekend moeten eisers stellingen omtrent de gewelddadige dood van zijn vader, geloofwaardig worden geacht. Gelet hierop heeft verweerder bij de beantwoording van de vraag of eiser op grond van overige klemmende redenen van humanitaire aard verblijf moet worden toegestaan, eisers beroep op het traumata-beleid niet zonder nader onderzoek - zo nodig door de MA - kunnen passeren. 13. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit een voldoende draagkrachtige motivering ontbeert. Het beroep is derhalve gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met het in artikel 7:12 van de Awb bepaalde te worden vernietigd. 14. Er is tevens aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op f 1420,- als kosten van verleende rechtsbijstand. 15. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 Awb wijst de rechtbank de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht. III. BESLISSING De rechtbank 1. verklaart het beroep gegrond; 2. vernietigt het bestreden besluit; 3. bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak; 4. wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht ad f 50,- (zegge: vijftig gulden); 5. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op f 1420,- (zegge: veertienhonderdtwintig gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier. Deze uitspraak is gedaan en uitgesproken in het openbaar op 8 september 2000, door mr. E.H. de Jong-van Dooijeweert, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. van der Winden, griffier. Afschrift verzonden op: 13 september 2000 Conc: JW Coll: Bp: - D: C