Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8138

Datum uitspraak2000-08-30
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 98/6204 AW AWB 98/6206 AW AWB 98/6207 AW AWB 9
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet gevolgd wordt het standpunt van de gemeente dat de bezoldigingsverordening niet zou zijn goedgekeurd omdat de gemeente de goedkeuringsprocedure zou hebben gestaakt voordat GS zou kunnen beslissen. De gemeente besluit met het oog op de komende gemeentelijke herindeling tot functiewaardering. Intussen is de bezoldigingsverordening ter goedkeuring voorgelegd aan GS. GS beslist niet tijdig zodat de bezoldigingsverordening van rechtswege geacht wordt te zijn goedgekeurd. De gemeente besluit echter op basis van de functiewaarderingsresultaten niet tot inschaling over te gaan. Ten onrechte. De gemeente zal alsnog op basis van de bezoldigingsverordening tot inschaling moeten overgaan. De functiewaarderingsregeling inclusief de conversietabel is evenwel niet aan GS voorgelegd, zodat deze niet in werking is getreden. De gemeente zal daarom alsnog een passende conversietabel moeten vaststellen en op basis van de functiewaarderingsresultaten tot inschaling moeten overgaan. College van burgemeester en wethouders van Laarbeek, verweerder. mrs A.B.M. Hent, P.A.M. Penders, D.J. Hutten Bezoldigingsverordening ambtenaren gemeente Aarle-Rixtel 1987 4,5 Reglement functiewaardering Aarle-Rixtel


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te ’s-Hertogenbosch Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Uitspraak AWB 98/6204 AW AWB 98/6206 AW AWB 98/6207 AW AWB 98/6208 AW AWB 98/6248 Aw AWB 98/6507 AW AWB 98/6511 AW AWB 98/6512 AW AWB 98/6554 AW Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 8:70 juncto artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de geschillen tussen 1. A, echtgenote van B, wonende te C, eiseres, 2. D, wonende te E, eiser, 3. F, wonende te G, eiser, 4. H, wonende te I, eiser, 5. J, wonende te E, eiser, 6. K, wonende te E, eiser, 7. L, wonende te E, eiser, 8. M, wonende te E, eiser, 9. N, wonende te O, eiser, gezamenlijk te noemen eisers, gemachtigde mr. C.M.H. Fleurkens te Weert, eisers 1 tot en met 4, gemachtigde C.A.M.J. van Hameren te 's-Gravenhage, eisers 5 tot en met 9, en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Laarbeek, verweerder, gemachtigde mr. A.G. Kerkhof. I. PROCESVERLOOP Op 7 oktober 1996 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aarle-Rixtel (rechtsvoorganger van verweerder, hierna mede aan te duiden als verweerder), eisers de voorlopige waardering van hun functies medegedeeld. Daarbij is aangegeven dat eisers geen rechten kunnen ontlenen aan de uiteindelijke waardering van hun functies. Eisers hebben op 30 oktober 1996 bezwaarschriften ingediend tegen de weigering om rechtsgevolgen te verbinden aan de waardering van hun functies. Naar aanleiding van deze bezwaarschriften zijn eisers 5 tot en met 9 op 18 december 1997 en eisers 1 tot en met 4 op 19 februari 1998 gehoord door de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Aarle-Rixtel. Op diezelfde data heeft deze commissie verweerder geadviseerd de bezwaren gegrond te verklaren. Bij besluiten van 9 juli 1998, verzonden op 13 juli 1998, heeft verweerder de door eisers ingediende bezwaren ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Naar aanleiding hiervan hebben eisers gerepliceerd. De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van een meervoudige kamer van de rechtbank van 11 februari 2000. Eisers 1, 2 en 4 tot en met 9 zijn verschenen in persoon. Tevens zijn - daartoe ambtshalve opgeroepen - de gemachtigden van partijen verschenen. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Op 20 april 2000 heeft de rechtbank desgevraagd informatie verkregen van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven een nadere zitting achterwege te laten. II. OVERWEGINGEN II.1 Bestreden besluiten Bij besluiten van 9 juli 1998 heeft verweerder de door eisers ingediende bezwaren tegen de primaire beslissingen van 7 oktober 1998 ongegrond verklaard. Bij deze primaire beslissingen heeft verweerder - voor zover hier van belang - medegedeeld dat de functiewaarderingsprocedure weliswaar pro forma wordt voorgezet, maar dat eisers geen rechten kunnen ontlenen aan de uitkomsten van deze procedure. Dit laatste houdt blijkens de stukken in dat verweerder al op voorhand uitsluit dat de betrokken functies worden ingepast in salarisschalen die in overeenstemming zijn met het resultaat van het functiewaarderingsonderzoek. II.2 Wettelijk kader De rechtbank stelt voorop dat zij bij haar beoordeling uitgaat van de wettelijke bepalingen zoals die luidden ten tijde hier in geding. Bij de beoordeling zijn de volgende bepalingen van belang. Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsverordening ambtenaren gemeente Aarle-Rixtel 1987 (hierna: de Bezoldigingsverordening) worden de salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen of, indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag, opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlagen. Bij besluit van 30 november 1995 heeft de raad van de voormalige gemeente Aarle-Rixtel de bij de Bezoldigingsverordening behorende bijlage A gewijzigd in die zin dat de salarisschalen zijn aangevuld met de niveaus 11 en 12 alsmede met drie uitloopperiodieken boven het maximum van de niveaus 1 tot en met 11. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Bezoldigingsverordening bepalen burgemeester en wethouders met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet. Bij besluit van 30 juli 1996 heeft verweerder het Reglement functiewaardering Aarle-Rixtel (hierna: het functiewaarderingsreglement) vastgesteld. Op grond van artikel 2, eerste lid, van dit reglement zal de waardering van alle bij de gemeente voorkomende functies, waarvoor in de gemeentelijke bezoldigingsverordening een salarisschaal is of wordt opgenomen, worden vastgesteld volgens het Gemeentelijk Functiewaarderingssysteem (GFS van ODRP), dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd en geacht wordt deel uit te maken van deze regeling. Onderdeel C van deze bijlage is een conversietabel. Met behulp van deze tabel kan een functie aan de hand van de hoofdgroepindeling en secundaire factoren in een salarisschaal worden ingedeeld. Voorts is van belang dat de gemeente Aarle-Rixtel ten tijde hier in geding in aanmerking kwam om te worden opgeheven in de zin van artikel 24 van de Wet algemene regels herindeling (hierna: Wet Arhi). Op grond van artikel 25 Wet Arhi behoeven de door gedeputeerde staten aan te wijzen besluiten van het bestuur van een gemeente als bedoeld in artikel 24 die kunnen leiden tot nieuwe uitgaven, tot verhoging van bestaande uitgaven of tot verlaging van bestaande inkomsten van de gemeente, de goedkeuring van gedeputeerde staten. Bij besluit van 8 juli 1994 (hierna: het aanwijzingsbesluit) hebben gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (hierna: GS) onder meer besluiten van het gemeentebestuur van Aarle-Rixtel met betrekking tot personeelsaangelegenheden aangewezen. Hieronder verstaan GS raadsbesluiten betreffende vaststelling en wijziging van de rechtstoestandregelingen (inclusief de bezoldigingsregeling) alsmede de besluiten van verweerder ter uitvoering daarvan. Ingevolge artikel 263, eerste lid, van de Gemeentewet wordt de beslissing omtrent een besluit dat aan de goedkeuring van GS is onderworpen aan het gemeentebestuur medegedeeld binnen drie maanden na de verzending ter goedkeuring. Op grond van het tweede lid van deze bepaling kunnen GS hun beslissing eenmaal voor ten hoogste drie maanden verdagen. Ingevolge het derde lid wordt de goedkeuring geacht te zijn verleend, indien - voor zover hier van belang - binnen de termijn waarvoor de beslissing is verdaagd geen beslissing aan het gemeentebestuur is verzonden. II.3 Standpunten van partijen Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een hogere inschaling van de medewerkers alleen mogelijk zou zijn geweest op grond van de gewijzigde bezoldigingsverordening en een conversietabel. Volgens verweerder is de wijziging van de Bezoldigingsverordening van 30 november 1995 niet goedgekeurd. De wijziging is weliswaar ter goedkeuring aan GS verzonden, maar het gemeentebestuur heeft de goedkeuringsprocedure voor het einde van de beslistermijn gestaakt. Volgens verweerder is evenmin sprake van een rechtsgeldige conversietabel. Er was slechts een ontwerp-conversietabel, die zou worden vastgesteld nadat de resultaten van de waardering bekend zouden zijn. Die tabel is nooit vastgesteld. Gelet op het voorgaande konden de medewerkers volgens verweerder niet hoger worden ingeschaald. Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat GS geacht worden goedkeuring aan de betrokken wijziging van de Bezoldigingsverordening te hebben verleend wegens het verstrijken van de beslistermijn. Eisers zijn voorts van mening dat de conversietabel wel is vastgesteld. Volgens eisers komen de door verweerder genoemde redenen om niet over te gaan tot inpassing niet voor in de "richtlijnen Bezoldigingsbeleid". Daarom had inpassing niet achterwege mogen blijven, aldus eisers. Bovendien achten eisers het in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel om geen uitvoering te geven aan de resultaten van een functiewaarderingsproces. II.4 Beoordeling II.4.1 Allereerst is de vraag aan de orde in hoeverre het besluit van 30 november 1995 tot wijziging van de Bezoldigingsverordening en de vorenbedoelde conversietabel ten tijde van de bestreden besluiten tot het geldende recht behoorden. Bij de beantwoording van deze vraag is van belang dat het besluit tot wijziging van de Bezoldigingsverordening blijkens het aanwijzingsbesluit goedkeuring behoefde van GS. Verweerder heeft dit wijzigingsbesluit op 19 juli 1996 ter goedkeuring aan GS verzonden. De rechtbank heeft in de stukken geen aanknopingspunten gevonden ter ondersteuning van de stelling dat verweerder de goedkeuringsprocedure vervolgens zelf heeft beëindigd. Uit de stukken blijkt namelijk niet dat verweerder het verzoek om goedkeuring heeft ingetrokken. Evenmin is sprake van een besluit tot intrekking van het wijzigingsbesluit. Vaststaat dat GS geen beslissing op het goedkeuringsverzoek hebben verzonden. Dit leidt ingevolge het bepaalde in artikel 263, derde lid, van de Gemeentewet tot de conclusie dat de goedkeuring geacht wordt te zijn verleend. In verband hiermee is de rechtbank van oordeel dat de wijziging van de Bezoldigingsverordening geldend recht was ten tijde van de bestreden besluiten. Ten aanzien van de betrokken conversietabel overweegt de rechtbank dat deze tabel deel uitmaakt van het functiewaarderingsreglement. Verweerder heeft het functiewaarderingsreglement op 30 juli 1996 vastgesteld. Indien verweerder dit reglement niet volledig had willen vaststellen, had het op zijn weg gelegen om expliciet aan te geven welke onderdelen werden uitgezonderd. Verweerder heeft dat echter niet gedaan. In het advies dat ten grondslag lag aan het besluit van 30 juli 1996 kan de rechtbank met name niet lezen dat de conversietabel werd uitgezonderd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de betrokken conversietabel wel is vastgesteld. Voorts overweegt de rechtbank dat de vaststelling van de conversietabel dient te worden aangemerkt als een besluit betreffende een personeelsaangelegenheid dat kan leiden tot verhoging van bestaande uitgaven. Gelet op artikel 25 van de Wet Arhi in samenhang met het aanwijzingsbesluit moest de vaststelling van de conversietabel derhalve worden goedgekeurd door GS. Nu die goedkeuring niet is aangevraagd, komt de rechtbank tot de conclusie dat de conversietabel nimmer in werking is getreden. II.4.2 Vervolgens is de vraag aan de orde of verweerder inpassing al op voorhand achterwege had mogen laten wegens het ontbreken van een passende conversietabel. Dienaangaande overweegt de rechtbank dat de vaststelling van het salaris uitputtend is geregeld in de Bezoldingsverordening en de daarbij behorende bijlagen. Artikel 5, eerste lid, van de Bezoldingsverordening verplicht verweerder tot inschaling met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek. Ingevolge deze bepaling kan inschaling slechts achterwege worden gelaten in verband met het functioneren van de betrokken ambtenaar. Blijkens de stukken heeft deze uitzondering geen enkele rol gespeeld bij de bestreden besluiten. De zinsnede dat inschaling dient te geschieden "aan de hand van de vastgestelde conversie" doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de verplichting tot inschaling. De geciteerde woorden hebben namelijk geen betrekking op de verplichting tot inschaling, maar op de wijze waarop inschaling dient plaats te vinden. Artikel 5, eerste lid, van de Bezoldigingsverordening biedt naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor de uitleg dat inschaling achterwege mag blijven als een middel voor de uitvoering ervan ontbreekt. In verband hiermee had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder gelegen om alsnog zorg te dragen voor de totstandkoming van een conversietabel waarin rekening werd gehouden met de gewijzigde Bezoldigingsverordening. Vervolgens had verweerder tot inschaling moeten overgaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de wet door inschaling conform de resultaten van het functiewaarderingsonderzoek al op voorhand uit te sluiten. Dit betekent dat de bestreden besluiten - onder gegrondverklaring van de beroepen - moeten worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. In dit kader merkt de rechtbank op dat de vaststelling van een conversietabel sinds 1 januari 1997 niet meer hoeft te worden goedgekeurd door GS. Met ingang van deze datum is de aanwijzing van besluiten die goedkeuring behoeven immers van rechtswege vervallen op grond van het bepaalde in artikel 27 van de Wet Arhi. Na vaststelling van een passende conversietabel zal verweerder alsnog op basis daarvan tot inschaling van eisers moeten overgaan. II.4.3 De rechtbank acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Bij de berekening van het bedrag van de kosten neemt de rechtbank in aanmerking dat ten aanzien van eisers 1 tot en met 4 en ten aanzien van eisers 5 tot en met 9 sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Ingevolge het eerste lid van deze bepaling brengt dit met zich dat de 9 beroepen voor de vaststelling van het bedrag van de kosten worden beschouwd als twee zaken. De kosten worden dientengevolge begroot op 2 x ¦ 1.775,-- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: * 2 x 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift; * 2 x ½ punt voor het dienen van repliek; * 2 x 1 punt voor het verschijnen ter zitting; * waarde per punt ¦ 710,--; * wegingsfactor 1. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerders gemeente het door eisers gestorte griffierecht aan hen vergoed. Mitsdien wordt beslist als volgt. III. BESLISSING De rechtbank, - verklaart de beroepen gegrond; - vernietigt de bestreden besluiten; - bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; - gelast verweerders gemeente het gestorte griffierecht aan eisers te vergoeden; - veroordeelt verweerder in de door eisers 1 tot en met 4 gemaakte proceskosten, vastgesteld op f 1.775,-- en in de door eisers 5 tot en met 9 gemaakte proceskosten, eveneens vastgesteld op f 1.775,--. Aldus gedaan door mrs. A.B.M. Hent, P.A.M. Penders en D.J. Hutten als rechters in tegenwoordigheid van mr. I.K. Hahn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2000 De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen. Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Afschrift verzonden: hs