Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8208

Datum uitspraak2000-10-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersWL.20.001008.00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

parketnummer : 20.001008.00 uitspraakdatum : 5 oktober 2000 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Breda van 11 juni 1999 in de strafzaak onder parketnummer 02/020303 tegen: verdachte [ naam ], geboren te [geboorteplaats], in [ geboortejaar ], wonende te [ woonplaats ]. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring door de eerste rechter. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks [datum] te [plaats] aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet gepleegd was, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [politieambtenaar] (surveillant van politie [regio]) opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal van zijn, verdachtes, (personen)auto ([merk], [kenteken]). parketnummer : 20.001008.00 -2- uitspraakdatum : 5 oktober 2000 tegenspraak De redengeving De verdachte heeft op [datum] aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto. Het hof acht aannemelijk geworden dat de auto van de verdachte door zijn toenmalige echtgenote was weggenomen en dat hij haar geen toestemming daartoe had gegeven, noch dat zij het recht daartoe had. Uit het bepaalde in artikel 316, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht leidt het hof af, dat diefstal tussen echtgenoten weliswaar niet c.q. slechts op klacht vervolgbaar is, maar wel een strafbaar feit oplevert. Nu in het onderhavige geval een strafbaar feit was gepleegd waarvan de verdachte aangifte heeft gedaan, acht het hof niet bewezen dat aan de delictsomschrijving is voldaan, met name dat de verdachte wist dat dat strafbare feit niet was gepleegd. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte als bovenvermeld is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht: Verklaart niet bewezen dat de verdachte het als voormeld ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit arrest is gewezen door Mr. Koster-Vaags, als voorzitter, Mrs. De Poorter en Pijls, als raadsheren, in tegenwoordigheid van Mr. Spijkers, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 oktober 2000.