Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8432

Datum uitspraak2000-09-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers00/717 en 724 GEMWT P02 G02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Assen Kenmerken: 00 / 717 en 00 / 724 GEMWT P02 G02 P R O C E S - V E R B A A L van de mondelinge uitspraak van de president van de Arrondissementsrechtbank te Assen op het verzoek om een voorlopige voorziening alsmede in de hoofdzaak in de geschillen tussen [verzoekster], gevestigd te Mantinge (Westerbork), verzoekster, en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Midden-Drenthe, verweer- der. I. Procesverloop Bij besluit van 12 september 2000 heeft verweerder verzoeksters bezwaren tegen verweerders besluit van 15 juni 2000, waarbij vergunning is verleend voor het kappen van 1 linde en 22 eiken aan de Orvelterstraat te Westerbork, niet-ontvankelijk verklaard. Namens verzoekster is bij brief van 22 september jl. tegen dit besluit beroep bij de rechtbank ingesteld. Tevens is namens verzoekster aan de president van de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft bij brief van 22 september jl. de gedingstukken overgelegd. Bij op 25 september jl. verzonden brief heeft verweerder een verweerschrift ingezonden. Verzoekster en verweerder hebben afschriften van de gedingstukken ontvangen. Het verzoek is behandeld ter zitting op 27 september 2000, alwaar namens verzoekster -daartoe ambtshalve opgeroepen- [leden]zijn verschenen. Van hen heeft de heer [lid] het verzoek nader toegelicht. Voor verweerder zijn verschenen -daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen- de heren [gemachtigden], ambtenaar in dienst van de gemeente Midden-Drenthe. Van hen heeft [gemachtigde] het standpunt van verweerder nader uiteen gezet. II. Beslissing Aan het slot van de behandeling heeft de president: - Ten aanzien - Kenmerken: 00 / 717 en 00 / 724 GEMWT P02 G02 Ten aanzien van het beroep: I. het beroep gegrond verklaard; II.het bestreden besluit vernietigd; III.bepaald dat verweerder opnieuw en thans inhoudelijk op de bezwaren van verzoekster dient te beslissen; IV.bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ad Ÿ 450,- aan haar dient te vergoeden; V. de gemeente Midden-Drenthe aangewezen als de rechtspersoon die het onder IV genoemde bedrag dient te betalen. Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage. Het hoger beroep dient ingesteld te worden door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening: VI.het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. III. Motivering Algemeen Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan wanneer beroep bij de rechtbank is ingesteld en de president van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak. Deze situatie doet zich hier voor. Feiten Verweerder is doende langs de Orvelterstraat (de doorgaande weg vanuit Westerbork naar Orvelte en Zweeloo) een fietspad aan te leggen. Daarbij is het aanvankelijk de bedoeling geweest om het fietspad (bezien vanaf de wegkant) aan de achterzijde van de aldaar aanwezige bomen te situeren. - In verband - Kenmerken: 00 / 717 en 00 / 724 GEMWT P02 G02 In verband met het niet (volledig) kunnen verwerven van de benodigde grond heeft verweerder besloten het fietspad voor een deel over gemeentegrond te laten lopen. Ter realisering daarvan heeft verweerder bij besluit van 15 juni 2000 aan de gemeente Midden- Drenthe vergunning verleend voor het kappen van 1 linde en 22 eiken. Tegen dit besluit is namens verzoekster bij op 20 juli 2000 ontvangen brief bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is tijdens een hoorzitting d.d. 5 september jl. mondeling toegelicht. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder verzoeksters bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft verweerder overwogen dat verzoekster niet als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt. Standpunten van partijen Verzoekster doet aanvoeren dat in het bestreden besluit voorbij wordt gegaan aan haar doelstel- ling, waarbij daadwerkelijk wordt meegewerkt aan de bescherming van de natuur, het landschap en het milieu, daarbij verwijzende naar artikel 3, onder c en f en artikel 4, onder d van de statuten. Verweerder neigt, achteraf geconfronteerd met de statuten, ernaar te concluderen dat verzoekster wel belanghebbende zou kunnen zijn. Met betrekking tot de verleende kapvergunning hecht verweerder er aan, gelet op het maatschap- pelijk belang, de verkeersveiligheid en het financiële belang dat de aanleg van het fietspad op korte termijn is voltooid en dat de daarvoor benodigde kapvergunning in stand blijft. Verweerder verzoekt daarbij de president de toetsing niet alleen te beperken tot de ontvankelijk- heidsvraag, maar ook een inhoudelijk oordeel te geven over de verleende kapvergunning. Dit, met het oog op het feit dat de aanleg voor 1 december a.s. moet zijn voltooid ter verkrijging van EVRO/ISP-subsidie. Beoordeling De president dient in deze te beoordelen of verweerder terecht het bezwaar van verzoekster tegen de bij besluit van 15 juni 2000 verleende kapvergunning niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe wordt het volgend overwogen. Verweerder heeft, daarbij het advies van de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften volgend geoordeeld dat, verzoekster niet kan worden aangemerkt als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb. De president deelt dat oordeel niet. Zulks op grond van het volgende. Onder belanghebbende wordt ingevolge artikel 1:2 Awb verstaan degene wiens belang recht- streeks bij een besluit is betrokken. In het derde lid is bepaald dat ten aanzien van rechtsperso- nen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder beharti- gen. - Blijkens de - Kenmerken: 00 / 717 en 00 / 724 GEMWT P02 G02 Blijkens de statuten stelt verzoekster zich -onder meer- ten doel om daadwerkelijk mee te werken aan de bescherming van de natuur, het landschap en het milieu (artikel 3, onder f). Zij tracht dit doel -blijkens de statuten- onder meer te verwezenlijken door: 'alle andere wettige middelen en meer speciaal het aantekenen casu quo indienen van bezwaar en beroep in woord en/of geschrift zowel op administratiefrechtelijk als op strafrechtelijk gebied, tegen (rechts)handelingen in strijd met datgene wat de vereniging casu quo [verzoekster] nastreeft'. Gelet op het vorenstaande is de president van oordeel dat verweerder verzoekster ten onrechte niet als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb heeft aangemerkt. Met name het feit dat verzoekster in haar statuten het voeren van procedures ter verwezenlijking van haar doelstelling heeft opgenomen acht de president in dit opzicht redengevend. Het bestreden besluit dient dan ook, onder gegrondverklaring van het beroep, vernietigd te worden. Aan verweerders verzoek om thans tevens een oordeel te geven over de bezwaren van verzoeker kan niet worden voldaan. Uit het stelsel van de Awb vloeit voort dat eerst verweerder zich een oordeel vormt naar aanleiding van de bezwaren, in een volledige heroverweging van het primaire besluit, na advisering door de betreffende bezwarencommissie. Verweerder zal zich dan ook alsnog over de bezwaren van verzoekster moeten buigen, waartoe (wederom) het oordeel van de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften zal moeten worden gevraagd. Hoewel het beroep voor gegrondverklaring in aanmerking komt, ziet de president geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verweerder bij een vernietiging van het besluit op bezwaar geen gebruik mag maken van de kapvergunning, gelet op de in de kapver- gunning opgenomen voorwaarde. Aldus gegeven door mr. J.S. van der Kolk, fungerend president en uitgesproken in het openbaar op door mr. J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van mr. W.P. Claus, griffier. mr. W.P. Claus mr. J.S. van der Kolk Afschrift verzonden op: typ: mh