
Jurisprudentie
AA8485
Datum uitspraak1997-01-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers95/3620 AAW/WAO
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers95/3620 AAW/WAO
Statusgepubliceerd
Uitspraak
95/3620 AAW/WAO O.
U I T S P R A A K
op het verzet tegen een met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht gewezen uitspraak van de Raad
in het geding tussen:
A., wonende te B., opposant,
en
het bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant is bij beroepschrift van 26 november 1994 in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank te Roermond onder dagtekening 17 oktober 1994 tussen partijen gegeven uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Bij uitspraak van 28 februari 1996 heeft de Raad het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig bij de Raad is ingediend.
Opposant is van die uitspraak in verzet gekomen en heeft in het verzetschrift de gronden waarop het verzet berust uiteengezet.
Met toepassing van artikel 8:55, derde lid, eerste volzin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is afgezien van de mogelijkheid opposant op een zitting te horen.
II. MOTIVERING
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:24 van de Awb in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:8 van die wet dient het hoger beroep te worden ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de aangevallen uitspraak door middel van toezending van een afschrift aan partijen is bekend gemaakt.
In artikel 6:24 van de Awb in samenhang met artikel 6:9, eerste lid van die wet is bepaald dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is bij verzending per post een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De aangevallen uitspraak van de rechtbank te Roermond is op 17 oktober 1994 aan partijen toegezonden, zodat de laatste dag van voormelde termijn van zes weken
28 november 1994 was.
Het beroepschrift van opposant is blijkens de poststempel op de enveloppe, waarop abusievelijk het adres van de Raad van State was vermeld, ter post bezorgd op
28 november 1994 en is op 29 november 1994 ter griffie van de Raad van State ontvangen.
Bij brief van 1 december 1994 heeft de Raad van State voormeld beroepschrift doorgezonden naar de Raad, alwaar het beroepschrift ter griffie is binnengekomen op
2 december 1994.
Nu het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn door opposant ter post is bezorgd en binnen een week na afloop van deze termijn bij de Raad is binnengekomen, is de Raad gezien het bepaalde in artikel 6:9, tweede lid van de Awb van oordeel dat het hoger beroep van opposant tijdig is ingediend.
Gezien het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samen-hang met artikel 8:55, vijfde lid onder c van de Awb gegrond te verklaren.
Gelet op artikel 8:55, zevende lid van de Awb vervalt de uitspraak waartegen verzet is gedaan en wordt het onder-zoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad is niet gebleken van op grond van artikel 8:75 van de Awb te vergoeden kosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr K.J.S. Spaas als voorzitter en
mr M.M. van der Kade en mr R.M. van Male als leden, in tegenwoordigheid van mr B. Serno als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 januari 1997.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) B. Serno.
is