Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8583

Datum uitspraak2000-11-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/085107-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MILITAIRE KAMER VERKORT STRAFVONNIS In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: K., S.R., Raadsman mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk. Parketnummer : 05/085107-99 Zittingsdatum : 13 november 2000 (TEGENSPRAAK) Uitspraak : 27 november 2000 1. DE INHOUD VAN DE TENLASTELEGGING Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 2. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING De zaak is op 13 november 2000 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk. Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen en heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd N.A.A. H.(vertegenwoordigd door W.A. H.), wonende die vordert dat verdachte wordt veroordeeld aan haar te betalen een bedrag van ( 44.648,05 aan schadevergoeding. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot: een onvoorwaardelijke militaire detentie voor de duur van 8 (acht) maanden waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat de rechtbank aan verdachte in plaats van het onvoorwaardelijk deel van de militaire detentie het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte oplegt. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij N.A.A. H. tot een bedrag van ( 2.603,00 wordt toegewezen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Voor het overige vordert de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord tot verdediging gevoerd. 3. DE BESLISSING INZAKE HET BEWIJS De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 is tenlastegelegd heeft begaan zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen onder 1 primair is tenlastegelegd heeft begaan voor zover niet doorgestreept of gewijzigd in de bijlage II. Hetgeen verdachte onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Het bewezenverklaarde levert op: feit 1 primair: "zware mishandeling", voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het feit is strafbaar. 5. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit of opheft. Verdachte is dus strafbaar. 6. DE MOTIVERING VAN DE SANCTIE(S) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: a. de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en met de omstandigheden waaronder dit is begaan; b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de dader, waarbij is gelet op: - een uittreksel betreffende verdachte uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 september 2000; De rechtbank acht, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van deze onvoorwaardelijke vrijheidsstraf leiden, dat verdachte zonder noemenswaardige aanleiding een persoon zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Op een dergelijk buitenproportioneel gedrag past slechts een straf als hiervoor overwogen. De rechtbank overweegt oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Verdachte heeft ter terechtzitting aangeboden in plaats van het ondergaan van een onvoorwaardelijke militaire detentie onbetaalde arbeid ten algemenen nutte te verrichten. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden en het feit dat zij onbetaalde arbeid een passender sanctie acht, omdat zij daarmee de verdachte confronteert met zijn verantwoordelijkheden jegens de maatschappij, geen aanleiding dit aanbod af te wijzen en zal daarom in plaats van de overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte opleggen voor de duur van 180 uren. Daarnaast zal een voorwaardelijke militaire detentie van 4 maanden worden opgelegd. Deze voorwaardelijke straf dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. 6a. DE BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De rechtbank zal de civiele vordering van N.A.A. H. tot een bedrag van ( 2.603,- aan materiële en immateriële (bij wijze van voorschot) schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar redelijkheid en billijkheid op dat bedrag wordt begroot. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van immateriële schade omdat dit deel niet van zo eenvoudige aard dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. 7. DE TOEGEPASTE WETTELIJKE BEPALINGEN De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde voorschriften, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 36f en 91 van het Wetboek van Strafrechten op artikel 4 van het wetboek van Militair Strafrecht. 8. DE BESLISSING De rechtbank, rechtdoende: Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 is tenlastegelegd heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3 heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (VIER) MAANDEN. Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van 2 (TWEE) JAREN. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Veroordeelt verdachte tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte gedurende 180 UREN, ter vervanging van militaire detentie voor de tijd van 4 maanden. Bepaalt dat met deze arbeid zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 3 (DRIE) MAANDEN na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden begonnen. Bepaalt dat deze arbeid binnen 12 (TWAALF) MAANDEN na de aanvang daarvan moet zijn verricht. De werkzaamheden dienen van zodanige aard te zijn, dat zij passen bij de persoon en de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan N.A.A. H., te betalen f 2.603,- (zegge tweeduizend zeshonderd en drie gulden). Veroordeelt veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijk rechter. Maatregel van schadevergoeding ad f 2603,00 subsidiair 35 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van N.A.A. H. f 2603,00 (zegge tweeduizend zeshonderd en drie gulden), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van N.A.A. H., de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Aldus gewezen door: mr. B.N. Crol, vice president als voorzitter, mr. J.A. Verspui, rechter, Luitenant-kolonel mr. A.M. van Gorp, militair lid, in tegenwoordigheid van F.E. Venema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2000.