Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8883

Datum uitspraak2000-12-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754115-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR MEERVOUDIGE KAMER VERKORT VONNIS parketnummer 09/754115-99 's-Gravenhage, 5 december 2000. De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte [verdachte], geboren op 25 september 1969 te [geboorteplaats] (Marokko), wonende te [woonplaats], [adres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting, Huis van Bewaring De Torentijd, te Middelburg, in verzekering gesteld op 17 april 2000, in voorlopige hechtenis gesteld op 20 april 2000. De terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 12 september 2000, 26 september 2000 en 21 november 2000. De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr P.J. Hoogendam, is verschenen en gehoord. De officier van justitie mr Harderwijk heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De telastlegging Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de hierna weergegeven fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. 09/754115-99 Beroep op nietigheid van de dagvaarding onder 1 De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op de nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 telastgelegde omdat deze onvoldoende feitelijk is, immers daarin is de organisatie niet nader omschreven. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 aan verdachte telastgelegde voldoende duidelijk en feitelijk is. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat verdachte door deze wijze van telastleggen in zijn verdediging is geschaad. De dagvaarding onder 1 voldoet derhalve aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Vrijspraak De rechtbank acht door het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 is telastgelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen P.M. De bewezenverklaring Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 2, 3, 4 en 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. 09/754115-99 Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. 09/754115-99 Strafmotivering Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft tegen drie meisjes gezegd dat zij hun eerder bij de politie afgelegde verklaringen, welke belastend waren voor familieleden dan wel vrienden van hem, moesten intrekken. In deze gevallen heeft verdachte samen met een mededader de betrokken meisjes beïnvloed en onder druk gezet. In een geval heeft verdachte getracht een meisje te bewegen tot het afleggen van een feitelijk onjuiste verklaring ten overstaan van de politie. Alle meisjes wisten dat verdachte contact had met cq een broer was van de mannen voor wie hun verklaringen belastend waren en door wie zij zich in die tijd bedreigd voelden en zij zijn onder die druk opnieuw naar de politie gegaan om een verklaring af te leggen. De rechtbank rekent verdachte de feiten ernstig aan, immers moet de samenleving er vertrouwen in kunnen stellen dat door haar leden gedane aangiften en afgelegde verklaringen tegenover de politie in vrijheid zijn afgelegd. Het is evident dat alleen met zulke verklaringen de waarheidsvinding is gediend en dat zij die zulke verklaringen in negatieve zin beïnvloeden, gestraft moeten worden. De rechtbank zal dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De toepasselijke wetsartikelen De artikelen 47, 57 en 285a van het Wetboek van Strafrecht; 09/754115-99 BESLISSING De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan; spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: feit 2: Opzettelijk mondeling, zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd; feiten 3, 4 en 5: Medeplegen van opzettelijk mondeling, zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd; verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden; bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; 09/754115-99 verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard; spreekt verdachte daarvan vrij. 09/754115-99 Dit vonnis is gewezen door mrs De Vries, voorzitter, Van Wesenbeeck en Brunner, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2000. Mr Brunner is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.