Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8991

Datum uitspraak2000-12-13
Datum gepubliceerd2000-12-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/050346-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND Parketnummers :04/050346-00 04/051064-00 (ttzgev) uitspraak d.d. : 13 december 2000 TEGENSPRAAK VONNIS van de arrondissementsrechtbank te Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : verdachte voornamen : geboren op : geboortedatum en plaats adres : adres thans gedetineerd in detentieadres. 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 september en 29 november 2000. 2. De tenlastelegging De verdachte staat, na toelating van de vordering als bedoeld in artikel 314a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting van 15 september 2000, terecht ter zake dat: in de zaak met parketnummer 04/050346-00: 1. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Geldrop, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van zijn voornemen om, tezamen en in vereniging met mededader, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade slachtoffer 1 van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel op die - zich in een rijdende (personen)auto bevindende - slachtoffer 1, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Art. 289 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op 17 maart 2000 in de gemeente Geldrop, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van zijn voornemen om, tezamen en in vereniging met mededader, althans alleen, opzettelijk slachtoffer 1 van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen een kogel op die - zich in een rijdende (personen)auto bevindende - slachtoffer 1, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Art. 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. 2. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden, tezamen en in vereniging met mededader, althans alleen, in een aan de straatnaam gelegen woning, opzettelijk één of meer perso(o)n(en), genaamd gegijzelde 1 en/of gegijzelde 2 en/of gegijzelde 3 en/of gegijzelde 4 en/of gegijzelde 5 en/of gegijzelde 6, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door voornoemde perso(o)n(en) met een vuurwapen te bedreigen en die dreiging kracht bij zetten door (achtereenvolgens) een of meer schot(en) met dat vuurwapen te lossen en door te dreigen hen/hem/haar te zullen doden indien zij/hij niet zou(den) gehoorzamen, alsmede door die gegijzelde 1 en/of die gegijzelde 2 en/of die gegijzelde 3 te bevelen en/of te dwingen in een ruimte van die woning te verblijven en/of die gegijzelde 2 en/of die gegijzelde 3 de handen achter het lichaam te binden, zulks met het oogmerk (een) ander(en), te dwingen een hoeveelheid geld en een (vlucht)auto aan hem, verdachte en/of zijn mededader te geven of ter beschikking te stellen; Art. 282A van het Wetboek van Strafrecht. 3. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden ter uitvoering van zijn voornemen om opzettelijk en met voorbedachten rade gegijzelde 1 en/of gegijzelde 3 en/of gegijzelde 2 van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel door een deur van een kamer van een aan de straatnaam gelegen woning heeft geschoten, in welke kamer die gegijzelde 1 zich bevond en/of in welke kamer die gegijzelde 3 en/of die gegijzelde 2 zich kort daarvoor bevond(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Art. 289 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Althans indien terzake het vorenstaande onder 3 geen veroordeling zou volgen: hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden ter uitvoering van zijn voornemen om opzettelijk gegijzelde 1 en/of gegijzelde 3 en/of gegijzelde 2 van het leven te beroven, opzettelijk, met een vuurwapen een kogel door een deur van een kamer van een aan de straatnaam gelegen woning heeft geschoten, in welke kamer die gegijzelde 1 zich bevond en/of in welke kamer die gegijzelde 3 en/of die gegijzelde 2 zich kort daarvoor bevond(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Art. 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. 4. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) gegijzelde 5 heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die gegijzelde 5, immers heeft verdachte zijn penis in de mond van die gegijzelde 5 gestoken, in elk geval gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het met een vuurwapen bedreigen van die gegijzelde 5 en/of gegijzelde 1 en/of gegijzelde 2 en/of gegijzelde 3 en/of gegijzelde 4 en/of gegijzelde 6 en die dreiging kracht bij zetten door (achtereenvolgens) een of meer schot(en) met dat vuurwapen te lossen en door te dreigen haar/hen te zullen doden indien zij niet zou(den) gehoorzamen, alsmede door die gegijzelde 1 en/of die gegijzelde 2 en/of die gegijzelde 3 te bevelen en/of te dwingen in een ruimte van die woning te verblijven en/of die gegijzelde 2 en/of die gegijzelde 3 de handen achter het lichaam te binden en/of het op dreigende toon tegen die gegijzelde 5 zeggen dat zij zich uit moest kleden en/of die gegijzelde 5 gewelddadig aan de haren vastpakken en/of aan de haren trekken; Art. 242 van het wetboek van Strafrecht. 5. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) gegijzelde 4 heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die gegijzelde 4, immers heeft verdachte zijn penis in de mond en/of in de vagina van die gegijzelde 4 gestoken, in elk geval gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het met een vuurwapen bedreigen van die gegijzelde 4 en/of gegijzelde 5 en/of gegijzelde 1 en/of gegijzelde 2 en/of gegijzelde 3 en/of gegijzelde 6 en die dreiging kracht bij te zetten door (achtereenvolgens) een of meer schot(en) met dat vuurwapen te lossen en door te dreigen haar/hen te zullen doden indien zij niet zou(den) gehoorzamen, alsmede door die gegijzelde 1 en/of die gegijzelde 2 en/of die gegijzelde 3 te bevelen en/of te dwingen in een ruimte van die woning te verblijven en/of die gegijzelde 2 en/of die gegijzelde 3 de handen achter het lichaam te binden en/of (vervolgens) het slaan van die gegijzelde 4 en/of het op dreigende toon tegen die gegijzelde 4 zeggen, dat zij zich uit moest kleden en/of op bed moest gaan liggen; Art. 242 van het Wetboek van Strafrecht. 6. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden, meermalen althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) gegijzelde 6 heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die gegijzelde 6, immers heeft verdachte, meermalen althans eenmaal, zijn penis in de mond en/of, meermalen althans eenmaal, in de vagina van die gegijzelde 6 gestoken, in elk geval gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het met een vuurwapen bedreigen van die gegijzelde 6 en/of gegijzelde 5 en/of gegijzelde 1 en/of gegijzelde 2 en/of gegijzelde 3 en/of gegijzelde 4 en die dreiging kracht bij te zetten door (achtereenvolgens) een of meer schot(en) met dat vuurwapen te lossen en door te dreigen haar/hen te zullen doden indien zij niet zou(den) gehoorzamen, alsmede door die gegijzelde 1 en/of die gegijzelde 2 en/of die gegijzelde 3 te bevelen en/of te dwingen in een ruimte van die woning te verblijven en/of die gegijzelde 2 en/of die gegijzelde 3 de handen achter het lichaam te binden en/of (vervolgens) uit het slaan van die gegijzelde 6 en/of het gewelddadig de haren en/of het hoofd vastpakken en/of aan de haren trekken en/of het hoofd naar beneden trekken en/of het op dreigende toon tegen die gegijzelde 6 zeggen, dat zij zich uit moest kleden en/of op bed moest gaan liggen; Art. 242 van het Wetboek van Strafrecht. en in de zaak met parketnummer 04/051064-00: 1. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade politie-ambtenaar 1 en/of politie-ambtenaar 2 en/of een of meer ander(en), van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, uit een raam van een kamer van een aan de straatnaam gelegen woning met een vuurwapen een of meer kogel(s) op die politie-ambtenaar 1 en/of die politie-ambtenaar 2 en/of die ander(en) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Art. 289 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk politie-ambtenaar 1 en/of politie-ambtenaar 2 en/of een of meer ander(en), van het leven te beroven, opzettelijk, uit een raam van een kamer van een aan de straatnaam gelegen woning met een vuurwapen een of meer kogel(s) op die politie-ambtenaar 1 en/of die politie-ambtenaar 2 en/of die ander(en) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Art. 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden, politie-ambtenaar 1 en/of politie-ambtenaar 2 en/of een of meer ander(en), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend uit een raam van een kamer van een aan de straatnaam gelegen woning met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de richting van die politie-ambtenaar 1 en/of die politie-ambtenaar 2 en/of die ander(en) geschoten; Art. 285 van het Wetboek van Strafrecht. 2. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk HS) en/of munitie van categorie III, te weten 7, in elk geval een aantal, patronen, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (artikel 26 Wet wapens en munitie) Voor zover in de tenlasteleggingen kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlasteleggingen door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaardingen Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de officier van justitie ten aanzien het in de zaak met parketnummer 04/051064-00 onder 2 tenlastegelegde, het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsman voert daartoe aan dat verdachte niet, zoals artikel 244 van het Wetboek van Strafvordering voorschrijft, binnen twee maanden na beëindiging van het gerechtelijk vooronderzoek op 13 juni 2000 is gedagvaard voor dit wapenbezit, maar pas tegen de zitting van 29 november 2000. De verdachte mocht er dan ook op vertrouwen dat de officier van justitie hem niet meer hiervoor zou vervolgen. De rechtbank overweegt dat artikel 244 van het Wetboek van Strafvordering ertoe strekt dat een verdachte zo spoedig mogelijk zekerheid krijgt voor welke feiten de officier van justitie hem zal vervolgen. Op 20 maart 2000 is tegen verdachte een gerechtelijk vooronderzoek geopend, aangezien hij wordt verdacht van - onder andere - een gijzeling en twee pogingen tot moord, waarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen. Op 21 juni 2000 is de onderhavige zaak - waar het betrof de feiten met parketnummer 04/050346-00 - pro forma en in een andere samenstelling begonnen. (Hetgeen ter zitting aan de orde is geweest ligt overigens niet aan onderhavig vonnis ten grondslag vanwege de toen andere samenstelling van de rechtbank). Eerst ter terechtzitting van 15 september 2000 - de eerste zitting in onderhavige samenstelling - is het onder parketnummer 04/050346-00 tenlastegelegde nader omschreven. Voorts heeft de officier van justitie op die zitting aangekondigd dat hij verdachte nog afzonderlijk zou vervolgen voor het verboden wapenfeit en hem daarvoor zou dagvaarden tegen dezelfde datum als waarop het onderzoek in de zaak met parketnummer 04/050346-00 (volgens planning) zou worden voortgezet. Dit is ook gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is door de hierboven geschetste gang van zaken het belang dat artikel 244 van het Wetboek van Strafvordering beschermt niet geschonden. De officier van justitie kan dus ten aanzien van dit punt in zijn vordering worden ontvangen. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn voorts geen andere omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vordering worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 04/050346-00 sub 1 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: in de zaak met parketnummer 04/050346-00 1. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Geldrop, ter uitvoering van zijn voornemen om opzettelijk slachtoffer 1 van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen een kogel op die - zich in een rijdende personenauto bevindende - slachtoffer 1, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden, tezamen en in vereniging met mededader, in een aan de straatnaam gelegen woning, opzettelijk personen, genaamd gegijzelde 1 en gegijzelde 2 en gegijzelde 3 en gegijzelde 4 en gegijzelde 5 en gegijzelde 6, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door voornoemde personen met een vuurwapen te bedreigen en die dreiging kracht bij zetten door schoten met dat vuurwapen te lossen en door te dreigen hen te zullen doden indien zij niet zouden gehoorzamen, alsmede door die gegijzelde 1 en die gegijzelde 2 en die gegijzelde 3 te bevelen en te dwingen in een ruimte van die woning te verblijven en die gegijzelde 2 en die gegijzelde 3 de handen achter het lichaam te binden, zulks met het oogmerk anderen, te dwingen een hoeveelheid geld en een vluchtauto aan hem, verdachte en zijn mededader te geven of ter beschikking te stellen; 3. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden ter uitvoering van zijn voornemen om opzettelijk en met voorbedachten rade gegijzelde 1 en/of gegijzelde 3 en/of gegijzelde 2 van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel door een deur van een kamer van een aan de straatnaam gelegen woning heeft geschoten, in welke kamer die gegijzelde 1 zich bevond en in welke kamer die gegijzelde 3 en die gegijzelde 2 zich kort daarvoor bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 4. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden gegijzelde 5 heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die gegijzelde 5, immers heeft verdachte zijn penis in de mond van die gegijzelde 5 gestoken, en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld en die andere feitelijkheden uit het met een vuurwapen bedreigen van die gegijzelde 5 en gegijzelde 1 en gegijzelde 2 en gegijzelde 3 en gegijzelde 4 en gegijzelde 6 en die dreiging kracht bij zetten door schoten met dat vuurwapen te lossen en door te dreigen hen te zullen doden indien zij niet zouden gehoorzamen, alsmede door die gegijzelde 1 en die gegijzelde 2 en die gegijzelde 3 te bevelen en te dwingen in een ruimte van die woning te verblijven en die gegijzelde 2 en die gegijzelde 3 de handen achter het lichaam te binden en het op dreigende toon tegen die gegijzelde 5 zeggen dat zij zich uit moest kleden en die gegijzelde 5 gewelddadig aan de haren vastpakken en aan de haren trekken; 5. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden gegijzelde 4 heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die gegijzelde 4, immers heeft verdachte zijn penis in de mond en in de vagina van die gegijzelde 4 gestoken en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld en die andere feitelijkheden uit het met een vuurwapen bedreigen van die gegijzelde 4 en gegijzelde 5 en gegijzelde 1 en gegijzelde 2 en gegijzelde 3 en gegijzelde 6 en die dreiging kracht bij te zetten door schoten met dat vuurwapen te lossen en door te dreigen hen te zullen doden indien zij niet zouden gehoorzamen, alsmede door die gegijzelde 1 en die gegijzelde 2 en die gegijzelde 3 te bevelen en te dwingen in een ruimte van die woning te verblijven en die gegijzelde 2 en die gegijzelde 3 de handen achter het lichaam te binden en vervolgens het slaan van die gegijzelde 4 en het op dreigende toon tegen die gegijzelde 4 zeggen, dat zij zich uit moest kleden en op bed moest gaan liggen; 6. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden, meermalen door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden gegijzelde 6 heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die gegijzelde 6, immers heeft verdachte, meermalen zijn penis in de mond en meermalen in de vagina van die gegijzelde 6 gestoken, en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld en die andere feitelijkheden uit het met een vuurwapen bedreigen van die gegijzelde 6 en gegijzelde 5 en gegijzelde 1 en gegijzelde 2 en gegijzelde 3 en gegijzelde 4 en die dreiging kracht bij te zetten door schoten met dat vuurwapen te lossen en door te dreigen hen te zullen doden indien zij niet zouden gehoorzamen, alsmede door die gegijzelde 1 en die gegijzelde 2 en die gegijzelde 3 te bevelen en te dwingen in een ruimte van die woning te verblijven en die gegijzelde 2 en die gegijzelde 3 de handen achter het lichaam te binden en vervolgens uit het slaan van die gegijzelde 6 en het gewelddadig de haren en het hoofd vastpakken en aan de haren trekken en het hoofd naar beneden trekken en het op dreigende toon tegen die gegijzelde 6 zeggen, dat zij zich uit moest kleden en op bed moest gaan liggen; en in de zaak met parketnummer 04/051064-00: 1. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade politie-ambtenaar 1 en politie-ambtenaar 2 van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, uit een raam van een kamer van een aan de straatnaam gelegen woning met een vuurwapen een of meer kogels op die politie-ambtenaar 1 en die politie-ambtenaar 2 heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 17 maart 2000 in de gemeente Helden tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk HS) en munitie van categorie III, te weten 7 patronen, voorhanden heeft gehad. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de aan dit vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 9. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: in de zaak met parketnummer 04/050346-00: ten aanzien van feit 1 subsidiair: poging tot doodslag Ten aanzien van feit 2: medeplegen van gijzeling, meermalen gepleegd Ten aanzien van feit 3 primair: poging tot moord Ten aanzien van feit 4: verkrachting Ten aanzien van feit 5: verkrachting, meermalen gepleegd Ten aanzien van feit 6: verkrachting, meermalen gepleegd in de zaak met parketnummer 04/051064-00: Ten aanzien van feit 1 primair: poging tot moord Ten aanzien van feit 2: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd. - De misdrijven in de zaak met parketnummer 04/050346-00 onder 3 en in de zaak met parketnummer 04/051064-00 onder 1 zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht; - het misdrijf in de zaak met parketnummer 04/050346-00 onder 1 subsidiair is strafbaar gesteld bij de artikelen 287 en 45 van het Wetboek van Strafrecht; - het misdrijf in de zaak met parketnummer 04/050346-00 onder 2 is strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 282a van het Wetboek van Strafrecht; de misdrijven in de zaak met parketnummer 04/050346-00 onder 4, 5 en 6 zijn strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht; - het misdrijf in de zaak met parketnummer 04/051064-00 onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. 10. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen 11.1 De algemene overwegingen Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf en maatregel behoren te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 29 november 2000 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van twintig jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte en de raadsman hebben ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze buitenproportioneel hoog is in verhouding tot de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder rekening gehouden met het volgende: Verdachte heeft met een doorgeladen pistool over de snelweg gereden en op een naast hem rijdende auto geschoten. De kogel is ingeslagen in de auto op enkele centimeters afstand van de bestuurder. Verdachte heeft vervolgens de vlucht genomen en is met zijn mededader een willekeurige woning binnengedrongen. In die woning hebben zij de zes daarin aanwezige bewoners gegijzeld. Het jongste slachtoffer, een achttienjarige vrouw, is achttien uur lang gegijzeld gehouden. Verdachte en zijn mededader hebben vervolgens onder andere twee miljoen gulden losgeld en een vluchtauto geëist. Gedurende de gijzeling zijn slachtoffers geschopt, geslagen, vastgebonden en met de dood bedreigd. Verdachte heeft in de woning meerdere keren zijn pistool afgevuurd. Tijdens de onderhandelingen is verdachte aan een raam van de woning verschenen terwijl hij het jongste slachtoffer onder schot hield. Toen drie slachtoffers door een raam ontsnapten heeft verdachte door de deur geschoten van de kamer waarin zij werden vastgehouden. De kogel is vlakbij het been van een van de vluchtende slachtoffers in een radiator geslagen. Verdachte heeft gedurende de gijzeling geschoten op twee bij hun dienstauto staande politie-ambtenaren, die zich op zestig meter afstand van hem bevonden. Een kogel is op korte afstand van hen ingeslagen. Verdachte heeft de drie gegijzelde jonge vrouwen in hun eigen woning gedwongen tot orale en/of vaginale seks, van wie de jongste vrouw meerdere keren. Verdachte heeft hen daartoe gedwongen door hen niet alleen te gijzelen, maar ook te slaan, aan hun haren te trekken, en met zijn pistool met de dood te bedreigen. Door verdachte zijn binnen het tijdsbestek van nog geen vierentwintig uur zeven uitzonderlijk gewelddadige feiten gepleegd. Geen van zijn slachtoffers heeft ook maar de minste aanleiding daartoe gegeven. Verdachte heeft slechts zijn eigen wensen en behoeften willen bevredigen en is bij ook maar het minste vermoeden van tegenwerking zonder enige schroom overgegaan tot excessief geweld. Verdachte heeft op geen enkel ogenblik rekening willen houden met het leven en de integriteit van zijn medemensen. De gegijzelden in Helden zijn in hun eigen huis slachtoffer geworden van gijzeling, poging tot moord en verkrachting, vrijwel steeds onder bedreiging van een vuurwapen door verdachte. Gebleken is dat alle slachtoffers, en met name de jonge vrouw die het langst gegijzeld is, ernstig zijn geschokt door het gebeurde en nog voor lange tijd de (psychische) gevolgen met zich mee zullen dragen. Daarnaast heeft het optreden van de verdachte aanzienlijke materiële schade veroorzaakt bij de slachtoffers. Het slachtoffer in Geldrop is beschoten in zijn eigen auto terwijl hij nietsvermoedend op weg was naar zijn werk. Hij is ernstig geschokt door het gebeurde en uit het dossier blijkt dat hij nog steeds de psychische gevolgen daarvan ondervindt. Het is verder een feit van algemene bekendheid dat ook politie-ambtenaren die tijdens de uitoefening van hun plicht worden beschoten, daarvan de nodige psychische schade ondervinden. De rechtbank houdt tevens rekening met de mate waarin de samenleving, en meer in het bijzonder de Heldense samenleving, is geschokt door de uitzonderlijk gewelddadige gebeurtenissen die zich in haar midden hebben afgespeeld. Verdachte is niet bereid geweest verder inzicht te verschaffen in zijn psychische en persoonlijke achtergronden. Ter terechtzitting is evenmin gebleken dat verdachte enig inzicht heeft gekregen in de ernst van de door hem gepleegde feiten. Verdachte lijkt voorts vrijwel alle verantwoordelijkheid van zich af te willen schuiven. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte reeds eerder is veroordeeld tot een gevangenisstraf van lange duur wegens een vrijheidsberoving met dodelijke afloop. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze uit het dossier en ter terechtzitting zijn gebleken. De door de verdachte begane feiten zijn van uitzonderlijk ernstige aard en rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank alleszins dat aan verdachte de hiervoor wettelijk bepaalde maximumstraf wordt opgelegd, zoals door de officier van justitie is gevorderd. 11.5 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat gegijzelde 6, wonende adres en woonplaats, als gevolg van de in de zaak met parketnummer 04/050346-00 onder 2 en 6 bewezenverklaarde strafbare feiten materiële schade en immateriële schade heeft geleden. Gegijzelde 6 voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van ƒ 9.254,96 en de immateriële schade op een bedrag van ƒ 30.000,00 gesteld, wil die schades vergoed krijgen en heeft daartoe een vordering benadeelde partij ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van ƒ 39.254,96. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van ƒ 39.254,96 te betalen ten behoeve van partij gegijzelde 6, wonende te adres en woonplaats zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank bepaalt uitdrukkelijk dat het schadebedrag van ƒ 39.254,96 een bedrag is dat tot op heden is begroot. 12. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 1, 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 91, 242, 282a, 287, 289 Wet wapens en munitie art. 26, 55 BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 04/050346-00 sub 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van twintig jaren; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij gegijzelde 6, wonende adres en woonplaats, te betalen een bedrag van ƒ 39.254,96; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededader is voldaan; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van ƒ 39.254,96 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 160 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd gegijzelde 6, wonende te naam en adres, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 39.254,96 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen); veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Vonnis gewezen door mr. A.W. Ente, mr. drs. O.M. de Lange, en mr. dr. R. Kluin, van wie mr. A.W. Ente voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. H.M.E. Kurstjens als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 december 2000.