Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9004

Datum uitspraak1998-10-15
Datum gepubliceerd2000-12-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers96/6140 WUBO
Statusgepubliceerd


Uitspraak

96/6140 WUBO U I T S P R A A K in het geding tussen: A., wonende te B., eiseres, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder dagtekening 28 juni 1996 heeft verweerster ten aanzien van eiseres het in afschrift aan deze uitspraak gehechte besluit genomen. Eiseres heeft tegen dit besluit bij de Raad beroep inge-steld. Bij aanvullend beroepschrift, gesuppleerd bij brief d.d. 19 februari 1997, met bijlagen, heeft mr A.H. Punt-Koopmans, advocaat te Leeuwarden, als ge-mach-tig-de van eiseres aangegeven waarom eiseres zich niet met het bestreden besluit kan verenigen. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 3 september 1998. Aldaar is eiseres in persoon verschenen, bijgestaan door mr A.H. Punt-Koopmans voornoemd en dr J.J. van Bork, zenuwarts te Utrecht, als haar raadslieden. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door mr T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. MOTIVERING Bij na bezwaar genomen besluit van 28 oktober 1993 heeft verweerster bepaald dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden, die ingevolge artikel 2, eerste lid aanhef en onder a, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslacht-offers 1940-1945, hierna: de Wet, gelden voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer. Verweerster heeft daartoe wel aanvaard dat eiseres is getroffen geweest door cala-mi-teiten als in dat artikellid bedoeld, maar niet ook dat eiseres dientengevolge tot blijvende invaliditeit leidend lichame-lijk of psy-chisch letsel heeft opgelopen. Laatst-genoemd oordeel van verweerster was gebaseerd op een, na bij eiseres verricht onderzoek door S. Pruyt, zenuw-arts te Bilthoven, uitgebracht medisch advies, inhoudende dat de bij eiseres bestaande darmklachten duidelijk uit andere oorzaken dan haar oorlogservaringen zijn ontstaan en dat de bij haar bestaande psychische klachten welis-waar met de oorlogservaringen verband houden maar geen blijvende invaliditeit in de zin van de Wet hebben ver-oorzaakt. Bij 's Raads uitspraak van 16 december 1994, nummer WUBO 1993/313, is het door eiseres tegen genoemd besluit ingediende beroep ongegrond verklaard. Bij schrijven van 12 januari 1995 heeft mr A.H. Punt-Koopmans voornoemd zich namens eiseres andermaal tot verweerster gewend met een aanvraag op grond van de Wet, waarbij is aangegeven, in het kort, dat bij eiseres sprake is van invaliditeit ten gevolge van met name haar met de oorlogservaringen samenhangende psychische klach-ten. In overeenstemming met het ter zake uitgebrachte advies van de geneeskundig adviseur van de Pensioen- en Uitke-ringsraad heeft verweerster deze aanvraag van eiseres afgewezen bij besluit van 14 maart 1995, op de grond dat er geen sprake is van tot blijvende invaliditeit leidend oorlogsletsel. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar doen maken en dit bezwaar doen ondersteunen door een rapport d.d. 22 mei 1995 van dr J.J. van Bork voornoemd. In hetgeen van de zijde van eiseres in bezwaar naar voren is gebracht heeft verweerster aanleiding gezien haar te doen onderzoeken door J.A. Doorn, psychiater te Zaandam. Blijkens het door deze deskundige op 26 september 1995 uitgebrachte rapport is er bij eiseres onder meer sprake van een post-traumatische stress stoornis met verlaat begin, die heeft geleid tot een op grond van de Wet vereiste blijvende invaliditeit van 10% of meer. Naar aanleiding van dit rapport is de verweerster adviserende arts P.H.G. Aelfers tot het oordeel gekomen dat bij eiseres sprake is van blijvende invaliditeit ten gevolge van haar causale psychische klachten. Verweerster heeft dit medisch advies niet zonder meer willen volgen en heeft de zenuwarts S. Pruyt voornoemd verzocht nader te rapporteren op basis van de voorliggen-de medische informatie omtrent eiseres. Deze zenuwarts heeft op 18 februari 1996 rapport uitgebracht en als zijn oordeel gegeven dat er bij eiseres geen sprake is van een post-traumatische stress stoornis met invaliditeit in de zin van de Wet. Na bestudering van de medische gegevens is de geneeskun-dig adviseur van de Pensioen- en Uitke-ringsraad G.M. van der Molen in zijn advies d.d. 11 april 1996 tot het oordeel gekomen dat er geen sprake is van blijvende invaliditeit ten gevolge van in verband met de oorlogservaringen staand psychisch letsel en in navolging van dit advies heeft verweerster bij het thans bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De Raad heeft in dit geding de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit in rechte stand kan houden en overweegt het volgende. De Raad stelt vast dat verweerster bij het nemen van het bestreden besluit is afgeweken van het oordeel van de door haar ingeschakelde psychiater Doorn, die op basis van door hem bij eiseres verricht psychiatrisch onderzoek tot het oordeel is gekomen dat bij eiseres sprake was van blijvende invaliditeit ten gevolge van psy-chisch letsel in verband met de oorlogservaringen. Hoewel aan verweer-ster niet het recht kan worden ontzegd het oor-deel van een door haar ingeschakeld medisch deskundige niet te volgen, is de Raad van oordeel dat zulks uitslui-tend kan geschieden op basis van op zorgvuldige wijze verkregen anders luidende medische informatie. Dergelijke informa-tie ligt naar het oordeel van de Raad in het onderhavige geval niet voor. De Raad stelt vast dat verweerster weliswaar het advies heeft ingewonnen van de zenuwarts S. Pruyt, doch dat deze niet op basis van uit recent verricht onderzoek verkregen informatie heeft gerappor-teerd, maar als basis van zijn rapportage zijn in een eerdere procedure verricht onderzoek heeft gebruikt. Dit acht de Raad niet in overeenstemming met de zorgvul-dig-heid, die verweerster bij de voorbereiding van beslui-ten in acht heeft te nemen. De Raad beantwoordt de boven omschreven vraag mitsdien in ontkennende zin en acht het aangewezen het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te vernietigen. De Raad acht termen aanwezig verweerster te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van f 1.420,- aan kosten van juridische bijstand en f 41,33 aan reiskosten, totaal derhalve f 1.461,33. Beslist wordt als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het beroep gegrond; Vernietigt het bestreden besluit; Bepaalt dat verweerster een nieuw besluit neemt met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; Bepaalt dat de Pensioen- en Uitkeringsraad aan eiseres het griffierecht ad f 50,- vergoedt; Veroordeelt verweerster in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van f 1.461,33, te betalen door de Pensi-oen- en Uitkeringsraad. Aldus gegeven door mr J.G. Treffers als voorzitter en mr H.R. Geerling-Brouwer en mr T.L. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 1998. (get.) J.G. Treffers. (get.) E. Heemsbergen.