Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9063

Datum uitspraak2000-11-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers98/01145
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 98/01145 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer J te S tegen de uitspraak van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente E (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) aan belanghebbende gezonden beschikking waarbij de waarde van belanghebbendes onroerende zaak R-weg 00 te S (hierna: R-weg 00) per de peildatum 1 januari 1995 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De mondelinge behandeling Deze heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 31 oktober 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, diens gemachtigde, de heer G. alsmede, namens de ambtenaar, de heer L., ambtenaar van de afdeling Financiën van de gemeente E en de heer H, projektleider van taxatiebereau X te V. Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 14 november 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan. De beslissing Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak; vermindert de bij de beschikking voor R-weg 00 vastgestelde waarde tot een waarde van fl. 275.000,=; gelast dat de ambtenaar belanghebbende het griffierecht ad fl. 80,= vergoedt. De gronden 1. Ter zitting heeft de gemeente desgevraagd verklaard niet te willen bestrijden dat het bezwaarschrift op 11 juni 1997 is geschreven. 2. Belanghebbende heeft ter zitting met betrekking tot de datum van indiening van zijn bezwaarschrift, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard. Belanghebbende leefde in de veronderstelling dat een ander namens hem het bezwaarschrift bij de gemeente zou indienen. Toen dit niet het geval bleek te zijn, heeft genoemde gemachtigde van belanghebbende, de heer G., op de laatste dag van de bezwaartermijn 's morgens op 11 juni 1997 telefonisch de tekst van het bezwaarschrift gedicteerd, welke tekst na ondertekening door belanghebbende naar het gemeentehuis is gebracht en aldaar is afgegeven. Hierbij is toen vergeten een ontvangstbevestiging te vragen. 3. Het Hof hecht geloof aan de onder 2 vermelde verklaring van belanghebbende, daarbij in aanmerking nemende dat vaststaat dat het bezwaarschrift op 11 juni 1997 is geschreven en dat uit de gang van zaken, zoals het telefonisch dicteren van de tekst van het bezwaarschrift, is af te leiden dat belanghebbende en zijn genoemde gemachtigde er zich van bewust waren dat het in casu ging om de laatste dag van de bezwaartermijn en dat het bezwaarschrift met spoed ten gemeentehuize diende te worden ontvangen. 4. Bij brief van de gemeente van 19 juni 1997, met als onderwerp 'ontvangstbevestiging', is het volgende vermeld: "Hierbij delen wij u mede, dat wij uw bezwaarschrift van 11-06-97 tegen de aan u gerichte WOZ-beschikking hebben ontvangen en geregistreerd onder nummer 000000. Uw bezwaarschrift wordt behandeld door de afdeling Financiën, telefoonnummer 000000. Hoogachtend," In aanmerking nemende: - dat in die brief niet staat vermeld de dag van ontvangst van het bezwaarschrift noch dat in kopie het bezwaarschrift is meegezonden - dat in die brief staat vermeld dat het bezwaarschrift in behandeling wordt genomen, acht het Hof de op die als bijlage bij het vertoogschrift in kopie behorende brief vermelde door de gemeente aangebrachte datum niet aannemelijk en acht het Hof, gelet op het onder 3 overwogene, daarentegen aannemelijk dat het bezwaarschrift is ingeboekt de dag na de dag waarop het bezwaarschrift op het gemeentehuis is afgegeven. 5. Op grond van het hiervóór overwogene is het Hof van oordeel dat belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar. 6. In het vertoogschrift wordt niets vermeld over de bevindingen uit het naar aanleiding van het bezwaarschrift, in de opvatting van de gemeente, ambtshalve gehouden onderzoek naar de juistheid van de WOZ-waarde van de R-weg 00. 7. Ter zitting heeft belanghebbende zonder bezwaar van de gemeente een overzicht overgelegd van het volgens het "taxatieverslag-woningen" met de R-weg 00 te vergelijken vergelijkingsobject B-weg 00 . 8. Uit het onder 7 vermelde overzicht en de gegevens vermeld in het door belanghebbende in kopie overgelegde tot de stukken behorende taxatierapport volgt dat, afgezien van het gelijke huisnummer, B-weg 00 in het geheel niet te vergelijken is met R-weg 00 9. Ter zitting heeft de waardedeskundige van de gemeente desgevraagd verklaard in verband met de veronderstelde niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift niet meer te zijn nagegaan of de in het "taxatieverslag-woningen" vermelde "vergelijkbare objecten" als zodanig konden dienen. 10. De gemeente op wie te dezen de bewijslast rust aannemelijk te maken dat de door haar vastgestelde WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 1995 juist is, is in dit bewijs niet geslaagd. 11. In voormeld door belanghebbende in kopie overgelegd taxatierapport wordt de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik, hetgeen volgens het Hof gelijk te stellen is met de volle en onbezwaarde eigendom, op 30 mei 1996 gesteld op fl. 275.000,=. 12. Het Hof heeft geen reden om aan het door belanghebbende overgelegde taxatierapport te twijfelen, maakt het daarin vermelde waardeoordeel tot het zijne en stelt conform, naar het Hof verstaat, de conclusie van belanghebbende de WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 1995 van R-weg 00 vast op fl. 275.000,=. Griffierecht en proceskosten Nu het beroep van belanghebbende gegrond is, dient de ambtenaar, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken belanghebbende het griffierecht ad fl. 80,= te vergoeden. Daar geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en belanghebbende geen opgave heeft gedaan van reis-, verblijf en verletkosten, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. Aldus vastgesteld op 14 november 2000 door M.E. van Hilten, lid van voormelde kamer, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend-griffier. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 24 november 2000