Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9161

Datum uitspraak2000-12-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 00/2855G
Statusgepubliceerd


Uitspraak

G/MZ vonnis 22 december 2000 DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak: rolnummer KG 00/2855G van: DE GEMEENTE AMSTERDAM, waarvan de zetel is gevestigd te Amsterdam, e i s e r e s bij dagvaarding van 13 december 2000, procureur mr W.D.T.D. Wiarda, t e g e n : de besloten vennootschap TAXICENTRALE AMSTERDAM B.V., gevestigd te Amsterdam, g e d a a g d e , procureur mr R.A. IJsendijk. VERLOOP VAN DE PROCEDURE : Ter terechtzitting van 18 december 2000 heeft eiseres, hierna de gemeente, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Daarbij heeft zij haar eis zonder bezwaar van gedaagde, verder TCA, vermeerderd in die zin dat zij tevens een machtiging vordert de veroordeling ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm. Zij heeft haar eis wat betreft de telefoonpaal op de Dam ingetrokken. TCA heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing. BEOORDELING VAN DE ZAAK: 1. Uitgegaan wordt van de navolgende feiten en omstandigheden. Al sedert jaar en dag heeft de gemeente als wegbeheerder taxistandplaatsen ingericht in de stad Amsterdam. Bij deze standplaatsen zijn taxitelefoonpalen opgericht, laatstelijk in 1975, door de rechtsvoorganger van TCA. Deze palen doen dienst als drager van reclameuitingen van TCA en herbergen een telefoon, waarmee het publiek de standplaats rechtstreeks kan bellen. Deze palen zijn inzet van een juridisch en feitelijk geschil tussen de gemeente en TCA. In dit geding gaat het kort samengevat om de eis van de gemeente aan TCA het gebruik van de palen op een vijftal met name genoemde taxistandplaatsen te beëindigen en de telefoons weg te halen. 2. De gemeente stelt zich op het standpunt dat deze taxitelefoonpalen haar eigendom zijn, omdat deze duurzaam met de grond, waarin zij geplaatst zijn, zijn verbonden. TCA heeft dit bestreden. Weliswaar heeft zij niet ontkend dat de door haar geplaatste palen aanvankelijk door plaatsing op de openbare weg en natrekking gemeente-eigendom zijn geworden, maar zij voert aan dat deze natrekking inmiddels is doorbroken door vestiging van een opstalrecht als gevolg van verjaring. Zij claimt het onafgebroken bezit van de omstreden palen sedert 1975. Inmiddels heeft zij een bodemprocedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt tot verklaring voor recht dat zij eigenaresse is geworden van deze palen. 3. Over de afloop van deze bodemprocedure behoeft weinig onzekerheid te bestaan. Er is immers van bezit door TCA geen sprake. Beide partijen stemmen overeen in hun lezing van de feiten, te weten dat de rechtsvoorganger van TCA indertijd aan de gemeente toestemming heeft gevraagd de taxitelefoonpalen te mogen plaatsen en dat door de gemeente deze toestemming is verleend. De rechtsverhouding tussen partijen die voortvloeit uit deze gang van zaken is alleen te duiden als een contractuele verbintenis, welke strekt tot het verschaffen voor onbepaalde tijd van een gebruiksrecht aan TCA van de palen en de grond waarin deze zijn geplaatst. Hieruit kan echter geen bezit van TCA voortvloeien, maar slechts houderschap. Van het verkrijgen van een opstalrecht door verjaring, waarvoor bezit is vereist, is dus geen sprake. De ingeleide bodemprocedure heeft onvoldoende kans van slagen. De regeling en de toepassing van precarioverordeningen kunnen deze privaatrechtelijke situatie niet veranderen. 4. Een volgende stelling van de gemeente is de opzegging van bovenbedoeld gebruiksrecht. Bij brief van 8 november 2000 aan TCA heeft zij het gebruik van de taxitelefoonpalen bij de taxistandplaatsen Centraal Station, Dam, Leidsplein en Rembrandtplein opgezegd tegen 20 december 2000 en die van de standplaatsen Nieuwmarkt en Kattengat tegen 20 januari 2001. Hieraan is onder meer ten grondslag gelegd dat het College van Burgemeester en Wethouders op 23 juli 2000 het beleidsuitgangspunt heeft vastgesteld dat een deel van de taxitelefoonpalen in verband met de gelijke behandeling van taxivergunninghouders dient te worden verwijderd. Dit besluit is mede een uitvloeisel van de weigering van TCA om deze palen mede dienstbaar te maken aan andere taxicentrales, die bij de gemeente een verzoek hebben gedaan om van de standplaatsen en de daarbij geplaatste taxitelefoonpalen gebruik te mogen maken danwel daar eigen telefoonpalen te mogen plaatsen. 5. Op verschillende gronden is TCA hiertegen opgekomen. Zij staat op het standpunt dat zij geen taxivergunninghouder is, maar een faciliterend bedrijf dat onder meer een telefooncentrale beheert ten behoeve van bij haar aangesloten taxivergunninghouders. Het gelijkheidsbeginsel dat de gemeente, als uitvloeisel van de in 1999 totstandgekomen wijzigingen Wet Autovervoer Personen, de zogenaamde Taxiwet, zegt na te streven is dus niet op haar van toepassing. Aan de gemeente komt bovendien geen bevoegdheid toe deze privaatrechtelijke rechtsmiddelen in te zetten voor dit publiekrechtelijke doel, nu het niet aan de gemeente, maar aan de minister van Verkeer en Waterstaat is op dit terrein het beoogde liberaliseringbeleid te voeren. De gemeente staat hier volgens TCA buiten. Zij heeft geen andere bevoegdheden dan die welke uit haar rol van wegbeheerder voortvloeien. 6. Deze door TCA aangevoerde argumenten kunnen de rechtmatigheid van de opzegging van de gebruikersovereenkomst niet aantasten. De gemeente, als inrichter en beheerder van de taxistandplaatsen, is gehouden ten aanzien van de toegankelijkheid en telefonische bereikbaarheid hiervan beleid te voeren. Hier is sprake van wijziging of aanscherping van beleid als gevolg van nieuwe wetgeving ten aanzien van het taxivervoer. De gemeente is in casu bevoegd, bij het kennelijk ontbreken van publiekrechtelijke dwangmiddelen -vide de uitspraak van de President van 23 oktober 2000- om privaatrechtelijke bevoegdheden, als in casu het opzeggen van exclusieve gebruiksrechten van de haar in eigendom toebehorende taxitelefoonpalen, te benutten om haar beleid door te zetten 7. TCA beklaagt zich er ook over dat de keuze uit de de gemeente ten dienste staande dwangmiddelen haar onevenredig en zwaar treft. Dit is deels juist. Na vele jaren berust te hebben in het door TCA uitgeoefende monopolie als taxicentrale en in de exclusieve beschikbaarheid op de standplaatsen van TCA-telefoonaansluitingen, treft deze op zichzelf gerechtvaardigde beleidswijziging TCA hard. Door het verdwijnen op den duur van alle palen, in ieder geval bij de belangrijkste standplaatsen, zal TCA haar voorsprong op andere zich inmiddels in Amsterdam ontplooiende taxicentrales verliezen. Anders dan TCA echter meent hoeft dit dreigende verlies aan omzet door het minder aantrekkelijk worden voor taxivergunninghouders om zich bij TCA aan te sluiten, de gemeente niet te weerhouden op de ingeslagen weg voort te gaan. Belangrijke overweging hierbij is dat het TCA zelf is geweest die heeft geweigerd het exclusieve gebruik van de palen op te geven. Zij is zeer uitvoerig in de gelegenheid gesteld om in te stemmen met een meer algemeen gebruik van de palen, met als gevolg dat de standplaatsen ook bereikbaar zouden blijven voor bellers die een TCA-taxi bij de standplaats zouden willen oproepen. Door deze weigerachtige houding kan de gemeente in redelijkheid tot de conclusie komen dat alleen verwijdering van de exclusief door TCA-chauffeurs te gebruiken palen, het realiseren van gelijke behandeling van alle taxivergunninghouders bij de taxistandplaatsen naderbij zal brengen. Evenzeer kan zij oordelen dat het voeren van reclame-uitingen voor slechts één centrale de verwijdering van de palen noodzakelijk maakt. 8. Inzet van dit kort geding is met name de uiteindelijke verwijdering van die palen waarvan het gebruiksrecht thans is opgezegd. Ten aanzien van de standplaats Dam behoeft geen voorziening te worden getroffen, nu de paal daar al in verband met straatwerkzaamheden is verwijderd. Subsidiair heeft TCA ook bezwaar gemaakt tegen de termijn waarop de opzegging van het gebruiksrecht is geschied en deze in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel geoordeeld. Dit verweer verwijst naar de belangenafweging welke bij een opzegging als de onderhavige ook met betrekking tot de termijn van opzegging in acht moet worden genomen. Gelet op de vele tientallen jaren dat dit gebruiksrecht heeft bestaan, kan TCA er aanspraak op maken dat haar enige tijd wordt gegund om zich in te stellen op de situatie waarin haar chauffeurs niet meer via de palen op de standplaatsen opbelbaar zijn. Daar staat tegenover dat TCA al sedert de invoering van de zogenaamde Taxiwet, en zeker na het mislukken van de bemiddelingspogingen van professor mr. M.G. Rood zich op deze ontwikkeling heeft kunnen en moeten voorbereiden. Ook heeft de gemeente er een gerechtvaardigd belang bij om bij het aanpakken van de herinrichting van genoemde standplaatsen van deze palen verlost te zijn. Dit zal volgens de gemeente pas op zijn vroegst in de loop van januari a.s. zijn beslag kunnen krijgen. Dit afwegende geldt dat voor alle in deze procedure aan de orde zijnde standplaatsen een termijn tot 20 januari 2001 als een redelijke heeft te gelden. De hieronder te treffen voorziening zal hiervan uitgaan. 9. Uit dit alles vloeit voort dat het onder 2 in de dagvaarding gevorderde in de hieronder aan te geven vorm toewijsbaar is. Ook bij het onder 3 gevorderde, te weten kort gezegd het gehengen en het gedogen van het verwijderen van de palen zelf heeft de gemeente recht en belang, nu de palen haar eigendom zijn en het gebruiksrecht ervan voor TCA na 20 januari 2001 zal zijn geëindigd. Het onder 1 gevorderde heeft na het voorafgaande geen zelfstandige betekenis. Het onder 4 gevorderde gaat uit van een rechtstreekse relatie tussen TCA en "haar" chauffeurs welke niet bestaat. TCA is exploitante van het telefooncentralesysteem, waarvan de omstreden palen deel uitmaken, en deze uitspraak regardeert alleen dus haar. Naast machtiging tot het realiseren van de gevorderde beëindiging van het gebruik van de taxitelefoonpalen met de sterke arm bestaat er onvoldoende aanleiding hieraan nog een tweede dwangmiddel, te weten een dwangsom, te verbinden. 10. TCA zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit kort geding moeten dragen. BESLISSING: 1. Gebiedt TCA de in c.q. op de taxitelefoonpalen op de taxistandplaatsen bij het Centraal Station, op het Leidsplein, op het Rembrandtplein, bij de Nieuwmarkt en bij het Kattengat aanwezige telefoonaansluitingen en aangebrachte reclame-uitingen uiterlijk op 20 januari 2001, maar niet dan na de betekening van dit vonnis, te verwijderen. 2. Veroordeelt TCA te gehengen en te gedogen dat de gemeente ná laatstgenoemde datum de taxitelefoonpalen op bovengenoemde taxistandplaatsen verwijdert. 3. Machtigt de gemeente in geval TCA met het voldoen aan bovenstaand gebod en veroordeling in gebreke blijft dit zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. 4. Verwijst TCA in de kosten van deze procedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op f 506,63 aan verschotten en f 1.500,- aan salaris van de procureur. 5. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. 6. Wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen op 22 december 2000 door mr. R.C. Gisolf, president, in tegenwoordigheid van de griffier.