
Jurisprudentie
AA9238
Datum uitspraak2000-11-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200003255/P50.
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200003255/P50.
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Raad
van State
200003255/P50.
Datum uitspraak: 10 november 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van:
burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
verzoekers,
hangende het hoger beroep van verzoekers tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 31 mei 2000 in het geding tussen
[bezwaarde], wonend te [woonplaats],
en
verzoekers.
1. Procesverloop
Bij brief van 8 september 1998 hebben burgemeester en wethouders van Leeuwarden (hierna: burgemeester en wethouders) [bezwaarde]. [bezwaarde] (hierna: [bezwaarde]) bericht omtrent de uitvoering van een aanschrijving tot verwijdering van een aantal antennes van de woning op het perceel [adres] te [woonplaats].
Bij besluit van 13 april 1999 hebben zij het door [bezwaarde] tegen deze brief gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 mei 2000, verzonden op 31 mei 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het hiertegen door [bezwaarde] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, onder veroordeling van verzoekers in de proceskosten.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2000, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover thans van belang, kan de Voorzitter, indien het verzoek kennelijk ongegrond is, uitspraak doen zonder oproeping en verhoor van partijen. Dat is het geval. Het vooralsnog niet hoeven betalen van de proceskosten, waartoe, verzoekers zijn veroordeeld, levert onvoldoende belang op om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De vraag of voor de ingekorte antennes een bouwvergunning is vereist, leent zich, nog daargelaten of de Afdeling in de bodemprocedure aan een beantwoording van die vraag toekomt, niet voor beantwoording in deze procedure. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing:
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2000
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,