Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9509

Datum uitspraak2000-12-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers10/031470-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer van de berechte zaak: 10/031470-00 Datum uitspraak: 19 december 2000 Tegenspraak VONNIS van de ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte 1], geboren te [geboorteplaats] op 21 mei 1969, wonende te [adres], ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting gedetineerd in de penitentiaire inrichting Oosterhoek, Huis van Bewaring Grave te Grave. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2000. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder parketnummer 10/031470-00. Van deze dagvaarding is een kopie in dit vonnis gevoegd (bladzijden genummerd 1A en 1B). DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. De Kimpe heeft gerekwireerd, zakelijk weergegeven, de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Zij vordert primair aanhouding van de zaak, teneinde verdachte te kunnen laten opnemen in het Pieter Baan Centrum om te onderzoeken of de maatregel van terbeschikkingstelling een passende reactie is, en subsidiair de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en wordt opgenomen in een dubbele diagnosekliniek. NIET BEWEZEN Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. MOTIVERING De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen daar zij van oordeel is dat in het dossier wettige bewijsmiddelen ontbreken waaruit zou kunnen blijken dat het slachtoffer tengevolge van het handelen van verdachte letsel, al dan niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Zij overweegt in dit verband dat de zich in het dossier bevindende verklaring van de hoofdverpleegkundige van de penitentiaire inrichting tot zulk bewijs niet gebruikt kan worden. Het benaderen en verhoren van bedoelde verpleegkundige, nadat de behandelend arts eerder op uitdrukkelijk verzoek van het slachtoffer had geweigerd om over deze medische informatie te verstrekken, is geschied met de kennelijke bedoeling het beroepsgeheim van de behandelend arts te omzeilen. Met de raadsman is de rechtbank van mening dat het maatschappelijk belang dat gediend is met de eerbiediging van dit beroepsgeheim zo zwaar moet wegen dat schending daarvan tot gevolg heeft dat het aldus vergaarde bewijs onrechtmatig is verkregen. Nu er geen andere wettige bewijsmiddelen zijn waaruit het tenlastegelegde letsel en/of de tenlastegelegde pijn kan blijken, dient de verdachte te worden vrijgesproken. BESLISSING De rechtbank: - verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair of subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling. Dit vonnis is gewezen door: mr. Den Os-Brand, voorzitter, en mrs. Hofmeijer-Rutten en Van Breevoort-de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Graumans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2000.