Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9532

Datum uitspraak2000-05-16
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
ZaaknummersE03.98.0924
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad van State E03.98.0924. Datum uitspraak: 16 Mei 2000 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de vereniging 'Vereniging Milieudefensie" te Amsterdam, appellante, en burgemeester en wethouders van Eibergen, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 12 mei 1998, kenmerk Wm 2910, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan Maatschap A en B een vergunning verleend voor het veranderen van een veehouderij op het perceel […]weg 1, te C, kadastraal bekend gemeente Eibergen, sectie […], nummer […]. Dit aangehechte besluit is op 15 mei 1998 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 26 juni 1998, bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 1998, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 juli 1998. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 11 augustus 1998 hebben verweerders een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 april 2000, waar appellante, vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, gemachtigde, en verweerders, vertegenwoordigd door G.E.S. van Duist, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Als partij is gehoord de maatschap A en B, bij monde van B. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift op grond daarvan achterwege indien rederlijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.1.1. De mogelijkheid tot het instellen van beroep tegen het bestreden besluit stond open tot en met 26 juni 1998. Appellante heeft haar pro forma beroepschrift, gedateerd 26 juni 1998, per fax op 26 juni 1998 om 23.59 uur aan de Raad van State doen toekomen. Blijkens de ontvangstregistratie van het faxapparaat van de Raad van State is het beroepschrift bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 1998 om 00.01 uur. 2.1.2. Het beroepschrift is buiten de termijn ontvangen. Aangezien het beroepschrift niet per post is verzonden, is het gestelde in artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Uit de uitspraak van de Afdeling van 17 april 1998, no. E03.96.1161 (aangehecht) volgt, voor zover hier van belang, dat waar het gaat om een per fax verzonden bezwaarschrift, indien dit blijkens de ontvangstregistratie op het faxontvangstapparaat is begonnen binnen te lopen vóór 24.00 uur op de laatste dag van de termijn, het bezwaarschrift geldt als binnen de termijn ingediend. De Afdeling ziet geen aanleiding daar thans anders over te oordelen. Het één pagina omvattende beroepschrift van appellante is, zoals hiervoor vermeld, bij de Raad van State eerst ingekomen om 00.01 uur van de dag na de laatste dag van de termijn. Gelet hierop acht de Afdeling het per fax verzonden beroepschrift van appellante tegen het besluit van verweerders van 12 mei 1998 niet tijdig ingediend. Van een verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht is de Afdeling niet gebleken. 2.2. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Den Broeder Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2000 187 Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State voor deze,