Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9742

Datum uitspraak2000-07-19
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/4521
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / rechtsbijstand / proces-verbaal. Uit het proces-verbaal van verhoor in verband met artikel 26 Vw juncto artikel 82 Vb blijkt dat eiser heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht zich bij het verhoor te doen bijstaan door een raadsman. Voorts blijkt daaruit dat eiser in bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder evenwel aangegeven dat eiser in bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat, niet omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn, maar omdat de piketcentrale na 17.00 uur niet (meer) bereikbaar is. Hieruit volgt dat voornoemd proces-verbaal onjuiste gegevens bevat, terwijl het voor de rechterlijke toetsing van essentieel belang is dat een door een opsporingsambtenaar op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal een juiste weergave is van de feitelijke gang van zaken. Nu het proces-verbaal kennelijk in strijd met de werkelijkheid is opgemaakt, wordt hierdoor de rechtbank de mogelijkheid onthouden te beoordelen of de in artikel 82, vierde lid Vb neergelegde norm door verweerder is nageleefd. Reeds hierom is de rechtbank van oordeel dat de bewaring, van aanvang af, onrechtmatig is geweest. Beroep gegrond.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage zittinghoudende te Amsterdam Sector Bestuursrecht enkelvoudige kamer UITSPRAAK op grond van artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 34a Vreemdelingenwet (Vw) reg.nr.: AWB 00/4521 VRWET inzake : A, van Somalische nationaliteit, verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel, eiser, tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Bij bevel tot bewaring van 3 juli 2000 is eiser op grond van artikel 26, eerste lid onder a van de Vw in bewaring gesteld. Verweerder heeft op dezelfde datum schriftelijk een last tot uitzetting van eiser gegeven. Bij beroepschrift van 5 juli 2000 heeft mr. J.C.P.M. Mol, advocaat te Amsterdam, namens eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot bewaring. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd, alsmede toekenning van een schadevergoeding. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 18 juli 2000. Eiser is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. Mol, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door gemachtigde mr. M.C.G.G. van Hoek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie. II. OVERWEGINGEN Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Het proces-verbaal van verhoor in verband met artikel 26 Vw juncto artikel 82 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) vermeldt dat eiser in bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn. Dit is niet juist. De gemachtigde van eiser is niet ingelicht over de inbewaringstelling van eiser. Pas nadat eiser in bewaring is gesteld heeft de gemachtigde van eiser de piketmelding ontvangen. Voorts vond de strafrechtelijke heenzending van eiser niet, zoals het ter zake opgemaakte proces-verbaal van bevindingen vermeldt, om 17.04 uur plaats, maar om 16.30 uur. Ook in het proces- verbaal van winkeldiefstal van 3 juli 2000 is vermeld dat eiser om 16.30 uur is heengezonden. Verder bestaat er geen twijfel over dat eiser afkomstig is uit Somaliƫ. De vraag is of hij, mede gelet op zijn psychische gesteldheid, uitzetbaar is. Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Bekend is dat de piketcentrale vanaf 17.00 uur niet meer bereikbaar is. Bij het opmaken van het proces-verbaal is echter het standaard tekstblok gebruikt dat vermeldt dat eiser in vreemdelingen-bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat, omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn. Dit leidt evenwel niet tot onrechtmatigheid van de bewaring. Voorts valt uit de stukken genoegzaam op te maken dat de strafrechtelijke heenzending van eiser om 17.04 uur plaatsvond en niet om 16.30 uur. Verder is het zicht op uitzetting naar Somaliƫ problematisch. Daarvoor is de medewerking van eiser nodig. Eiser zal in dat kader worden gehoord. De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 82, vierde lid Vb wordt aan de vreemdeling tijdig mededeling gedaan van de hem toekomende bevoegdheid zich bij het gehoor te doen bijstaan door zijn raadsman. Voorts is in de Vreemdelingencirculaire (Vc) 1994 onder hoofdstuk A7/3.4.3 bepaald dat de raadsman van de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld bij het verhoor aanwezig te zijn en de nodige opmerkingen te maken. Niet- naleving van deze bepaling kan leiden tot de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring. Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verhoor in verband met artikel 26 Vw juncto artikel 82 Vb van 3 juli 2000 blijkt dat eiser heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht zich bij het verhoor te doen bijstaan door een raadsman. Voorts is in voornoemd proces-verbaal vermeld dat eiser in vreemdelingenbewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder evenwel aangegeven dat eiser in bewaring is gesteld zonder de aanwezigheid van een advocaat, niet omdat deze verklaarde hierbij niet aanwezig te kunnen zijn, maar omdat de piketcentrale na 17.00 uur niet (meer) bereikbaar is. Hieruit volgt dat het proces-verbaal van verhoor in verband met artikel 26 Vw juncto 82 Vb onjuiste gegevens bevat, terwijl het voor de rechterlijke toetsing van essentieel belang is dat een door een opsporings-ambtenaar op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal een juiste weergave is van de feitelijke gang van zaken. Nu het voornoemde proces-verbaal kennelijk in strijd met de werkelijkheid is opgemaakt wordt hierdoor de rechtbank de mogelijkheid onthouden te beoordelen of de in artikel 82, vierde lid Vb neergelegde norm door verweerder is nageleefd. Reeds hierom is de rechtbank van oordeel dat de bewaring, van aanvang af, onrechtmatig is geweest. Gelet op het vorenstaande wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 19 juli 2000. Nu het voorgaande tot opheffing van de bewaring leidt, behoeft hetgeen overigens door eiser is aangevoerd geen verdere bespreking. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 34j Vw toe te kennen en wel tot een bedrag van f 200,-- per dag dat eiser op een politiebureau ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest en f 150,-- per dag dat eiser in het huis van bewaring ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal f 2.800,--. Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van eiser in verband met de behandeling van het beroep, welke zijn begroot op f 1.420,-- als kosten van verleende rechtsbijstand. III. BESLISSING: De rechtbank - verklaart het beroep gegrond; - beveelt dat de bewaring ingaande 19 juli 2000 wordt opgeheven; - veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot f 2.800,-- (zegge: achtentwintighonderd gulden), te betalen door de griffier van de rechtbank aan eiser; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot f 1.420,-- (zegge: veertienhonderdentwintig gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank. Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Radder, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2000, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Sulsters, griffier. Afschrift verzonden op: 25 augustus 2000 Conc.: es Coll: Bp: D: b Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft het al dan niet toekennen van schadevergoeding of de hoogte daarvan. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring bij de griffie van deze rechtbank.