Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9815

Datum uitspraak2001-01-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers31202 HA ZA 284-1999
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO zaaknummer: 31202 HA ZA 284 van 1999 datum uitspraak vonnis: 31 januari 2001 Vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: [Opposant], wonende te Hengelo (O), opposant, tevens eiser in reconventie, hierna te noemen [Opposant], procureur: mr. M.Th.M. Demmer, tegen de stichting STICHTING WONINGBEHEER ST. JOSEPH, gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (O), geopposeerde, tevens gedaagde in reconventie, hierna te noemen de stichting, procureur: mr. A.J.C. van Gurp. Gehoord partijen. Gezien de stukken, waaronder een afschrift van het op 12 maart 1999 door de President in Kort Geding van deze rechtbank bij verstek gewezen vonnis tussen de stichting als eiser en [Opposant] als gedaagde. Overweegt: Over het procesverloop: In oppositie en in reconventie: [Opposant] heeft gesteld en geconcludeerd voor eis in oppositie overeenkomstig de op 1 april 1999 uitgebrachte dagvaarding en heeft daarbij tevens een eis in reconventie ingesteld. De stichting heeft geconcludeerd voor antwoord in oppositie en voor antwoord in reconventie. Vervolgens heeft [Opposant] gerepliceerd in oppositie en in reconventie, waarna de stichting heeft gedupliceerd in reconventie en bij akte een tweetal producties heeft overgelegd. [Opposant] heeft daarop gereageerd met een akte uitlating producties. Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd. Over het recht: In oppositie en in reconventie: 1. De rechtbank stelt vast dat de bij dagvaarding in oppositie vereiste wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen. 2. De eerste vraag die ter beoordeling aan de rechtbank wordt voorgelegd is of de dagvaarding van 5 maart 1999 in kort geding nietig is. [Opposant] stelt daartoe in oppositie dat hij niet in kort geding heeft kunnen verschijnen aangezien in dat exploot is vermeld dat hij op dinsdag, de negende maart 1999 te 14.30 uur dient te verschijnen ter openbare civiele terechtzitting van de Arrondissementsrechtbank te Almelo, terwijl de Arrondissementsrechtbank niet de aangewezen rechter is om in kort geding recht te spreken. Aangezien aan de dagvaarding gebreken kleven met betrekking tot de aanwijzing van de rechter die van de zaak kennis moet nemen, zou [Opposant] niet hebben kunnen verschijnen. Evenmin zou [Opposant] opnieuw bij herstelexploot zijn opgeroepen. Volgens [Opposant] hadden aan het feit dat hij niet in kort geding was verschenen consequenties moeten worden verbonden, althans had het vonnis in kort geding daaraan een overweging/beslissing moeten worden gewijd. De stichting heeft daartegen aangevoerd dat sprake is van een kennelijke verschrijving en [Opposant] niet in zijn verdediging is geschaad. 3. De rechtbank overweegt dat de dagvaarding in kort geding op straffe van nietigheid moet voldoen aan de eisen van artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder RV). In lid 1 sub 4 van voornoemd wetsartikel staat vermeld dat het exploot moet bevatten de aanwijzing van de rechter die van de zaak moet kennisnemen. Dit voorschrift is opgenomen opdat door de eiser wordt nagegaan welke rechter volgens de regels van de absolute en relatieve competentie de bevoegde rechter is voor het betreffende geschil. De rechtbank stelt vast dat het exploot van dagvaarding in kort geding expliciet vermeldt dat [Opposant] op verzoek van de stichting is gedagvaard in Kort Geding, zulks krachtens mondelinge last van de President van de Arrondissementsrechtbank te Almelo, alsmede dat hij daartoe op 9 maart 1999 des namiddags om 14.30 uur in persoon of vertegenwoordigd door een procureur moet verschijnen ter terechtzitting van de Arrondissementsrechtbank te Almelo in het Gerechtsgebouw aan de E. Gorterstraat 5. Tevens staat in de dagvaarding vermeldt: TENEINDE: Alsdan namens eiseres in kort geding te doen eisen en concluderen. In het petitum van de dagvaarding wordt aan de President in Kort Geding verzocht een Kort Geding vonnis tot ontruiming te wijzen. Tenslotte bevat het exploot de mededeling dat bij verschijning ter terechtzitting in kort geding te zijnen laste vast recht zou worden geheven, alsmede de overige bij artikel 5a RV voorgeschreven mededelingen. 4. Op grond van vorenstaande mededelingen in de inleidende dagvaarding had het [Opposant] voldoende duidelijk kunnen zijn dat de stichting tegen hem een kort geding tot ontruiming zou voeren. Nu tevens dag en uur waarop dat geding zou plaatsvinden is vermeld, alsmede dat dit zou plaatsvinden in de Arrondissementsrechtbank en de President daarvan tevens deel uitmaakt, heeft de President in Kort Geding mogen overwegen dat in de dagvaarding de wettelijke formaliteiten in acht waren genomen, alsmede verstek tegen [Opposant] mogen verlenen. De conclusie is dat de door [Opposant] opgeworpen exceptie dient te worden verworpen. 5. Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vraag of de ontruiming van de toenmalige woning van [Opposant] aan de [Adres] te Hengelo (O) gerechtvaardigd was nu [Opposant] dat bestrijdt. [Opposant] heeft bovendien een reconventionele vordering ingesteld, die is gebaseerd op de stelling dat de stichting jegens hem tekortgeschoten is. [Opposant] verlangt van de stichting dat zij hem passende vervangende woonruimte aanbiedt, dan wel bij het verkrijgen daarvan bemiddelt. 6. Tussen partijen staat vast dat de woning door de stichting op 26 maart 1999 feitelijk is ontruimd. De stichting heeft vordering tot ontruiming gebaseerd op de stelling dat [Opposant] zich niet heeft gedragen zoals een goed huurder betaamt. [Opposant] zou de woning onrechtmatig aan derden in gebruik hebben gegeven en zou vanaf juli 1991 bij voortduring overlast hebben veroorzaakt aan omwonenden, onder meer door het dealen van drugs. Zij heeft bij conclusie van antwoord in oppositie overgelegd de pleitnotities en bijbehorende producties, waaronder kopiƫn van brieven van de stichting aan [Opposant], brieven van omwonenden en overzichten en politiemutaties betreffende de door [Opposant] veroorzaakte overlast. De rechtbank is van oordeel dat [Opposant] deze stukken onvoldoende gemotiveerd heeft betwist in zijn conclusie van repliek in oppositie. De mededeling van [Opposant] dat hij de indruk heeft dat een samenzwering tegen hem op touw was gezet, dat hij de voorvallen niet kan erkennen en hij is vrijgesproken van geweld tegen mevrouw [Slachtoffer] kan niet als een serieuze betwisting van de door de stichting gestelde en met schriftelijke bescheiden onderbouwde klachten van overlast worden aangemerkt. Het had op de weg van [Opposant] gelegen thans uitvoerig in te gaan op de overgelegde bescheiden. Nu [Opposant] zulks heeft nagelaten is vast komen te staan dat [Opposant] zich niet heeft gedragen zoals een goed huurder betaamt. [Opposant] heeft evenmin, althans onvoldoende betwist dat hij de woning onrechtmatig aan derden in gebruik heeft gegeven. De ontruiming was dan ook gerechtvaardigd. 7. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is de vordering van de stichting tot ontruiming terecht toegewezen met veroordeling van [Opposant] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten. Daaruit volgt dat het vonnis waarvan verzet in stand dient te blijven. [Opposant] kan naar het oordeel van de rechtbank, ondanks het verweer van de stichting, wel in zijn vordering in reconventie worden ontvangen. Nu de rechtbank reeds heeft overwogen dat de ontruiming rechtmatig was, dient de vordering in reconventie daarmee te worden afgewezen. 8. [Opposant] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in oppositie en in reconventie te worden veroordeeld. RECHTDOENDE IN KORT GEDING In oppositie: Verklaart [Opposant] kwaad opposant. Bekrachtigt het op 12 maart 1999 tussen partijen door de President in Kort Geding bij verstek gewezen vonnis, waarvan verzet. Veroordeelt [Opposant] in de proceskosten aan de zijde van de stichting begroot op nihil aan verschotten en op f 1.720,-- aan salaris van de procureur. In reconventie: Wijst af het door [Opposant] gevorderde af. veroordeelt [Opposant] in de proceskosten, aan de zijde van de stichting begroot op nihil aan verschotten en op nihil aan salaris van de procureur. Aldus gewezen te Almelo door mr. A.A.A.M. Schreuder en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2001.