Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9923

Datum uitspraak2001-01-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Groningen
ZaaknummersAWB 00/870 BESLU G V06
Statusgepubliceerd


Indicatie

In redelijkheid twijfel mogelijk of art. 1:6 Awb ook ziet op vrijwillig verblijf in een TBS-kliniek. Rechtbank heeft zich bij uitspraak op grond van art. 8:54 Awb kennelijk onbevoegd verklaard. In verzet is de vraag aan de orde of daarover in redelijkheid geen twijfel mogelijk was. Vast staat dat opposant, die met een zekere regelmaat op vrijwillige basis in de Dr. S. van Mesdagkliniek verblijft, heeft verzocht om vrijwillig te worden opgenomen in deze kliniek. Besluiten die zijn genomen in het kader van een vrijwillig verblijf in een dergelijke inrichting zijn blijkens de tekst van art. 1:6 Awb niet aan het regime van de Awb onttrokken. Uitzondering van dergelijke besluiten zou ook niet aansluiten bij de ratio van art. 1:6 Awb. De ratio van art. 1:6 Awb is blijkens de Memorie van Toelichting te voorkomen dat het systeem van het materiƫle en formele strafrecht - het penitentiaire recht daaronder begrepen - te zeer zou worden doorkruist. Een vermenging van rechtssferen zou, gelet op het feit dat de strafrechtelijke regelgeving uitputtend is bedoeld, ongewenst zijn. Ook de mededeling in de Memorie van Toelichting bij de Beginselenwet verpleging ter beschikkinggestelden (BVT), dat de Awb op het handelen van bij verpleging betrokken bestuursorganen niet van toepassing is, wordt uitdrukkelijk in dit verband gedaan. Bij een vrijwillig verblijf in een penitentiaire inrichting of een TBS-kliniek is het strafrecht niet in het geding, zodat doorkruising van het strafrecht niet hoeft te worden gevreesd. Gelet op tekst en ratio van art. 1:6 Awb komt de rechtbank tot het oordeel dat er in redelijkheid twijfel mogelijk was over de vraag of de Awb op besluiten die in het kader van een vrijwillig verblijf in een inrichting als de Dr. S. van Mesdagkliniek, in hoofdzaak bestemd voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, niet van toepassing is. De rechtbank heeft derhalve het onderzoek niet kunnen sluiten op grond van de overweging dat zij kennelijk onbevoegd was. Verzet gegrond. A te B, opposant. mr. B.J.H. Hofstee


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN SECTOR BESTUURSRECHT ENKELVOUDIGE KAMER Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Reg.nr.: AWB 00/870 BESLU G V06 Inzake: het verzet ingesteld door A, wonende te B, opposant, niet ter zitting verschenen, 1. AANDUIDING BESTREDEN BESLUIT Het besluit van verweerder van 25 juli 2000, kenmerk SM 0207/Corstiaan/mz. 2. ZITTING Datum: 12 januari 2001. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting doet de rechtbank onmiddellijk uitspraak als volgt. 3. GRONDEN In dit geding is aan de orde de vraag of de rechtbank het onderzoek heeft kunnen sluiten op grond van de overweging dat de rechtbank inzake het beroep van 31 augustus 2000 kennelijk onbevoegd was, dat wil zeggen zonder dat daarover in redelijkheid twijfel mogelijk was. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord en overweegt hiertoe het volgende. Vast staat dat opposant, die met een zekere regelmaat op vrijwillige basis in de Dr.S. van Mesdagkliniek verblijft, heeft verzocht om vrijwillig te worden opgenomen in deze kliniek. Krachtens artikel 1:6, aanhef en onder a, Awb is de Awb niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. In artikel 1:6, aanhef, onder b en c Awb is bepaald dat hetzelfde geldt voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende maatregelen op grond van de Vreemdelingenwet en voor de tenuitvoerlegging van andere vrijheidsbenemende maatregelen in een inrichting die in hoofdzaak bestemd is voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. Besluiten die zijn genomen in het kader van een vrijwillig verblijf in een dergelijke inrichting zijn blijkens de tekst van artikel 1:6 Awb niet aan het regime van de Awb onttrokken. Uitzondering van dergelijke besluiten zou ook niet aansluiten bij de ratio van artikel 1:6 Awb. De ratio van artikel 1:6 Awb is blijkens de Memorie van Toelichting te voorkomen dat het systeem van het materiƫle en formele strafrecht - het penitentiaire recht daaronder begrepen - te zeer zou worden doorkruist. Een vermenging van rechtssferen zou, gelet op het feit dat de strafrechtelijke regelgeving uitputtend is bedoeld, ongewenst zijn. Ook de mededeling in Memorie van Toelichting bij de Begeinselenwet verpleging ter beschikkinggestelden (BVT), dat de Awb op het handelen van bij verpleging betrokken bestuursorganen niet van toepassing is, wordt uitdrukkelijk in dit verband gedaan. Bij een vrijwillig verblijf in een penitentiaire inrichting of een TBS-kliniek is het strafrecht niet in het geding, zodat doorkruising van het strafrecht niet hoeft te worden gevreesd. De rechtbank komt, gelet op tekst en ratio van artikel 1:6 Awb, tot het oordeel dat er in redelijkheid twijfel mogelijk was over de vraag of de Awb op besluiten die in het kader van een vrijwillig verblijf in een inrichting als de Dr.S. van Mesdagkliniek, in hoofdzaak bestemd voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, niet van toepassing is. De rechtbank heeft derhalve het onderzoek niet kunnen sluiten op grond van de overweging dat zij inzake het beroep van 31 augustus 2000 kennelijk onbevoegd was in de zin van artikel 8:54, eerste lid, Awb. Het verzet moet dan ook gegrond worden verklaard. Dit betekent ingevolge artikel 8:55, zevende lid, Awb dat de uitspraak van de rechtbank van 18 oktober 2000 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. 4. BESLISSING De Arrondissementsrechtbank te Groningen, afdeling sector Bestuursrecht, enkelvoudige kamer, RECHT DOENDE, verklaart het verzet gegrond. griffier, rechter, De rechtbank wijst erop dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld. Afschrift verzonden op: 22 januari 2001