Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9994

Datum uitspraak2001-02-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers552/00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 552/00 9 februari 2001 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z, tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 22 september 2000. De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1998. Ingevolge de artikelen 6:6 en 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een beroep niet_ontvankelijk worden verklaard indien niet voldaan is aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Belanghebbende heeft op 14 juli 2000 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur terzake van de aan haar opgelegde aanslag in de inkomsten belasting/premie volksverzekeringen over 1998. De voorzitter heeft bij brief van 17 juli 2000 de gemachtigde van belanghebbende gewezen op bepaalde verzuimen en hem uitgenodigd deze verzuimen voor 14 augustus 2000 te herstellen. Vervolgens heeft de griffier bij schrijven van 23 augustus 2000 ambtshalve deze termijn verlengd tot op 6 september 2000. De verzuimen, waartoe de griffier de gemachtigde heeft uitgenodigd te herstellen, zijn de volgende: - het vermelden van de gronden van het beroep; - het overleggen van een kopie van het bestreden be sluit; - het overleggen van een recente, op naam van de gemachtigde gestelde volmacht. De griffier heeft aan de gemachtigde ook aangegeven dat het hof het op prijs stelt dat in het beroep een conclusie wordt genomen ten aanzien van het bedrag waarnaar hij de aanslag wenst te zien worden verlaagd. Omdat van de gemachtigde van belanghebbende op de brieven van 17 juli en 23 augustus 2000 geen nader bericht is ontvangen, is belanghebbende door de voorzitter in voornoemde beschikking niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep. Tegen deze beschikking is de gemachtigde tijdig in verzet gekomen door middel van een verzetschrift dat bij het gerechtshof te Leeuwarden is ingekomen op 29 september 2000. De gemachtigde heeft verzocht om over het verzet te worden gehoord. Nadat de inspecteur een verweerschrift heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling van het verzet plaatsgevonden ter zitting van 17 januari 2001, gehouden te Assen, alwaar verschenen de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door een collega, alsmede de inspecteur. De gemachtigde van belanghebbende voert ter zitting aan dat hij bij schrijven van 11 augustus 2000 de door de griffier gevraagde bescheiden per post heeft ingestuurd aan het hof. Ter zitting overlegt de gemachtigde een brief, gedagtekend 11 augustus 2000, met als bijlagen een op naam van de gemachtigde gestelde volmacht en de door de gemachtigde van belanghebbende opgemaakte jaarrekening 1998 van de onderneming van belanghebbende. Uit het beroepschrift, ingekomen op 14 juli 2000, blijkt aan het hof dat de gemachtigde, hoewel niet in uitgebreide zin, de gronden van het beroep heeft aangegeven. Ten onrechte is derhalve bij brief van 17 juli 2000 door de griffier het ontbreken hiervan aangemerkt als een verzuim.Voorts is het hof van oordeel dat het ontbreken van de twee overige stukken en van de conclusie ter zake van de hoogte van de aanslag niet van zodanige gewichtige aard is dat daaraan het gevolg van een niet-ontvankelijk beroep moet worden verbonden. Dit oordeel is mede ingegeven door het feit dat belanghebbende ter zitting de voormelde brief van 11 augustus 2000 heeft overlegd, waarvan één bijlage een stuk betreft waarnaar de griffier bij brief van 17 juli 2000 heeft gevraagd. Het hof verklaart het verzet gegrond en vernietigt de bestreden beschikking van de voorzitter. Gedaan op 9 februari 2001 door mr. Fransen, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw mr. De Jong-Braaksma als griffier en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier. Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer. Op 14 februari 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.