Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0051

Datum uitspraak2001-02-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.035364-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

parketnummer : 19.035364-00 uitspraak dd.: 9 februari 2001 ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige economische strafkamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [Naam verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2001. De verdachte wordt ter terechtzitting vertegenwoordigd door [namen vertegenwoordigers] Als raadsman van verdachte is mede ter terechtzitting aanwezig mr. M.M. Rietveldt, advocaat te Hoogezand. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. verdachte op of omstreeks 4 juni 1996, in elk geval op enig tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 31 mei 1996 tot en met 4 juni 1996, te Nieuwediep, in elk geval in de gemeente Gieten, (thans gemeente Aa en Hunze) en/of in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, goederen, aangewezen in de bij het Uitvoerbesluit strategische goederen 1963, thans In- en Uitvoerbesluit Strategische Goederen, behorende bijlage (A-0006), te weten: een (pantser)voertuig, type: Lynx en/of een dieselmotor, type: 6V53, heeft uitgevoerd zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken; art 2 Uitvoerbesluit strategische goederen 1963, thans In- en Uitvoerbesluit Strategische Goederen 2. verdachte op of omstreeks 6 april 1997 en/of op of omstreeks 26 september 1997, in elk geval op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 30 maart 1997 tot en met 26 september 1997, te Nieuwediep, in elk geval in de gemeente Gieten (thans gemeente Aa en Hunze) en/of in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk, goederen, aangewezen in de bij het Uitvoerbesluit strategische goederen 1963, thans In- en Uitvoerbesluit Strategische Goederen, behorende bijlage (A-0006), te weten: een (aantal) (pantser)voertuig(en) M113, type: Lynx en/of een (aantal) motor(en), type: 6V53, heeft uitgevoerd zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken; art 2 Uitvoerbesluit strategische goederen 1963, thans In- en Uitvoerbesluit Strategische Goederen BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, telkens slechts is gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1. verdachte omstreeks 4 juni 1996, te Nieuwediep, thans gemeente Aa en Hunze, opzettelijk goederen, aangewezen in de bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen behorende bijlage, te weten: een pantservoertuig, type Lynx, heeft uitgevoerd zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken; 2. verdachte omstreeks 6 april 1997 en omstreeks 26 september 1997, te Nieuwediep, thans gemeente Aa en Hunze, telkens opzettelijk goederen, aangewezen in de bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen behorende bijlage, te weten: een aantal pantservoertuigen, type Lynx, heeft uitgevoerd zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het sub 1 en sub 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. EXTRA BEWIJSMOTIVERING Namens verdachte is aangevoerd dat de telastegelegde feiten niet kunnen worden bewezen, omdat verdachte handelde in opdracht van de eigenaar Eisen Fink GmbH te Böblingen en dus niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitvoer zonder vergunning. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, lag de uitvoer van de goederen zonder vergunning in de invloedssfeer van verdachte. Namens de verdachte is verklaard dat de pantservoertuigen weliswaar waren verkocht aan Eisen Fink, maar dat verdachte zorg zou dragen voor de uitvoer, hetgeen ook is gebeurd. Verdachte dient dan ook te worden aangemerkt als degene die heeft uitgevoerd in de zin van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen. Namens verdachte is voorts aangevoerd dat het telastegelegde opzet niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank verwerpt ook dit verweer nu uit de bewijsmiddelen het volgende blijkt: - volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken Drenthe, luidt de bedrijfsomschrijving van verdachte: "Groothandel in dump- en legergoederen en voertuigen en hetgeen daartoe behoort of daarvoor bevorderlijk kan zijn"; - voor het vervoer van de pantservoertuigen van Duitsland naar Nederland was een Internationaal Import Certificaat vereist; - aan verdachte was een dergelijk certificaat (d.d. 20 april 1993) door het CDIU Groningen afgegeven, tengevolge waarvan verdachte verplicht was de pantservoertuigen in Nederland in te voeren of, indien deze niet hier zouden worden ingevoerd, er geen andere bestemming aan te geven dan na daartoe te zijn gemachtigd door de bevoegde Nederlandse instantie; - verdachte heeft geprobeerd een pantservoertuig naar Polen uit te voeren en is er toen op gewezen dat voor die uitvoer een vergunning was vereist; - verdachte heeft vervolgens bij de CDIU een vergunning aangevraagd en gekregen onder de voorwaarde dat het pantservoertuig zes maanden na uitvoer weer zou worden ingevoerd; De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bovenstaande feiten de verdachte zich tenminste gerealiseerd moet hebben dat er een aanmerkelijke kans bestond dat voor de uitvoer van pantservoertuigen naar Zuid Korea en Singapore een vergunning was vereist. Nu verdachte desondanks heeft nagelaten bij de bevoegde instantie een vergunning aan te vragen dan wel informatie in te winnen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij in strijd handelde met het In- en uitvoerbesluit strategische goederen. Aan het bovenstaande doet niet af dat de Douane verzuimd heeft de verdachte te wijzen op het feit dat niet voldaan was aan de vergunningsplicht. VERWERPING KWALIFICATIEVERWEER Namens verdachte is aangevoerd dat het bewezenverklaarde niet strafbaar is omdat de pantservoertuigen, nadat zij waren "gedemilitariseerd", niet meer konden worden aangemerkt als strategische goederen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Volgens het In- en uitvoerbesluit strategische goederen is het verboden om pantservoertuigen zonder vergunning uit te voeren. Het besluit maakt daarbij geen uitzondering voor "gedemilitariseerde" voertuigen. Naast dit taalkundige argument biedt ook de ratio van de regelgeving geen reden om te veronderstellen dat het besluit niet van toepassing is op de uitvoer van "gedemilitariseerde" pantservoertuigen, nu dergelijke voertuigen ook voor strategische doeleinden (namelijk als "look a like") kunnen worden ingezet. KWALIFICATIES Het bewezene levert respectievelijk op: Ten aanzien van sub 1: Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2, lid 1 van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, opzettelijk gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten. Ten aanzien van sub 2: Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2, lid 1 van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, opzettelijk gepleegd, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten. STRAFBAARHEID De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten. - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. - de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 9 augustus 2000. MOTIVERING MAATREGEL ONTTREKKING AAN HET VERKEER De rechtbank acht de hierna te vermelden inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor de op te leggen maatregel van onttrekking aan het verkeer, aangezien het voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten sub 1 en sub 1 zijn begaan, terwijl zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 23, 24, 36b, 36c, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 1 en 2 van de In- en uitvoerwet. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart bewezen, dat het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan; stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld; verklaart verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: een geldboete van fl. 50.000,=; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen: vijf pantservoertuigen, type Lynx, ars. CR2-22, CR2-9, CR2-64, CR2-65 en CR2-51; Dit vonnis is gewezen door mr. E. van der Herberg, voorzitter en mrs. J.D. den Hartog en C.J.R. de Locht, rechters, in tegenwoordigheid van E.W. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 9 februari 2001.-