Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0550

Datum uitspraak2001-03-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/080245-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 15 maart 2001 Parketnummer: 17/080245-00 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres en woonplaats], thans gedetineerd in Huis van Bewaring Arnhem, Ir. Molsweg 5, Arnhem. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 2 maart 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Joure. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd. NADERE BEWIJSOVERWEGING De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er geen schriftelijk bevel tot observatie, als bedoeld in artikel 126g Wetboek van Strafvordering, is aangetroffen bij de stukken. Door de observatie is de politie in Stiens terechtgekomen en dat heeft geleid tot de aanhouding van verdachte. Volgens de raadsman is de aanhouding van verdachte derhalve onrechtmatig en dient er vrijspraak te volgen. De rechtbank is van oordeel dat aan het ontbreken aan de stukken van een schriftelijk bevel tot observatie voorbij kan worden gegaan, nu niet is gebleken dat verdachte stelselmatig is gevolgd of stelselmatig is waargenomen. De observatie had betrekking op de medeverdachten. Het ontbreken van een schriftelijk bevel tot observatie kan derhalve niet doorwerken ten aanzien van verdachte. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: hij in of omstreeks het tijdvak omvattende de dagen 20 en 21 november 2000, bij Stiens, in de gemeente Leeuwarderadeel, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, als bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of BROLAMFETAMINE (DOB) en/of DMA (dimethoxyamfetamine) en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of MDEA en /of BROLAMFETAMINE (DOB) en/of DMA (dimethoxyamfetamine) en/of amfetamine, elk een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, * een aantal voorwerpen, te weten: een drukketel en een aantal mengmachines en zestal diepvrieskisten en een vacuümtrekker en een tabletteermachine en een centrifuge en een bolkoeler en laboratoriumglaswerk en een laboratoriumstelling en beschermende kleding en middelen (zoals veiligheidsschoenen en rubberen handschoenen en maskers en overalls) en verpakkingsmateriaal en een verpakkingsapparaat met sporen van een materiaal bevattende MDMA en diverse maatkannen en een elektronische weegschaal, en * een aantal stoffen, te weten: - een aantal jerrycans en/of vaten inhoudende methanol en/of aceton (zijnde organische oplosmiddelen), en -een aantal jerrycans inhoudende onder meer methylamine in water (zijnde een grondstof voor de vervaardiging van MDMA uit piperonylmethylketon (PMK) met behulp van een reductiemiddel), en - een aantal kunststoffen vaten bevattende onder meer 2.5-Dimethoxyfenol-2-Nitropropeen (zijnde een tussenproduct voor de vervaardiging van DMA en/of DOB), en - een aantal kartonnen vaten inhoudende onder meer dimethoxybenzoldehyde, en - een aantal gascilinders/drukhouders met zoutzuur voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat genoemde voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van bovengenoemd feit; De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op het misdrijf: T.a.v. de voorwerpen: Medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit; T.a.v. de stoffen: Medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister; -de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met het opzetten van een laboratorium voor de grootscheepse fabricage van synthetische drugs. Deze drugs zijn zeer schadelijk voor de gezondheid en worden veelal door nog jonge mensen gebruikt. Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de illegale productie van deze drugs en allerhande andere criminele activiteiten die daarmee samenhangen. De ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigt dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur wordt opgelegd. Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte - zoals hij zelf aangeeft - eerder in België is veroordeeld in verband met een XTC-affaire en voorts dat hij op geen enkele wijze er blijk van heeft gegeven het ontoelaatbare van zijn handelen in te zien. De straf heeft daarom mede tot doel verdachte ervan te weerhouden in de toekomst weer dergelijke feiten te plegen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. S.M. van der Schenk, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Martini, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2001.