Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0579

Datum uitspraak2001-03-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers078504-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MILITAIRE KAMER VERKORT STRAFVONNIS in de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: [verdachte] Advocaat: Parketnummer : 078504-99 Zitting : 5 maart 2001 (TEGENSPRAAK) Uitspraak : 19 maart 2001 1. DE TENLASTELEGGING Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 2. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING De zaak is laatstelijk op 5 maart 2001 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman mr. [raadsman], advocaat te . Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer] (wettelijke vertegenwoordiger ), wonende te , die vordert dat verdachte wordt veroordeeld aan hem te betalen een bedrag van fl. 5 090,- aan schadevergoeding. De moeder van [slachtoffer], is ter terechtzitting aanwezig. Als benadeelde partij heeft zich tevens schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer] (wettelijke vertegenwoordiger ), wonende te , die vordert dat verdachte wordt veroordeeld aan hem te betalen een bedrag van fl. 5 540,- aan schadevergoeding. Als benadeelde partij heeft zich voorts schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer] (wettelijke vertegenwoordigers ), wonende te die vordert dat verdachte wordt veroordeeld aan hem te betalen een bedrag van fl. 15 000,- aan schadevergoeding. Als benadeelde partij heeft zich voorts schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer] (wettelijke vertegenwoordiger ), wonende te, die vordert dat verdachte wordt veroordeeld aan hem te betalen een bedrag van fl. 5 000,- aan schadevergoeding. De moeder van [slachtoffer] is ter terechtzitting aanwezig. Als benadeelde partij heeft zich tenslotte schriftelijk in het geding [slachtoffer] (wettelijke vertegewoordiger ), wonende te , die vordert dat verdachte wordt veroordeeld aan hem te betalen een bedrag van fl. 7810,- aan schadevergoeding. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar, en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook als dit mocht inhouden behandeling in De Waag en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Hierbij heeft zij mede gelet op de op de dagvaarding genoemde ad informandum feiten. Voorts vordert de officier van justitie dat een deel van de onder verdachte inbeslaggenomen goederen verbeurd wordt verklaard en een deel van de inbeslaggenomen goederen wordt onttrokken van het verkeer. De officier heeft bij haar eis een lijst van de inbeslaggenomen goederen gevoegd, waarop zij deze specificeert. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het gevorderde bedrag van fl. 5 540,- , waarvan fl. 5 000 ,- bij wijze van voorschot, wordt toegewezen, waarvan en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het gevorderde bedrag van fl. 5 090,- , waarvan fl. 5 000,- bij wijze van voorschot, wordt toegewezen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van fl. 5 000 bij wijze van voorschot wordt toegewezen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. Voor het overige vordert de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, nu deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het gevorderde bedrag van fl. 5 000,- wordt toegewezen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van fl. 5 000,- wordt toegewezen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis. Voor het overige concludeert de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Verdachte en de raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3 DE BESLISSING INZAKE HET BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd, te weten: 1. dat hij op één of meerder tijdstippen gelegen in de periode van xxx, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarigen [slachtoffers], welke (met toestemming van hun ouders(s)) bij hem, verdachte, logeerden, welke ontucht heeft bestaan uit het opzettelijk ontuchtig strelen van het geslachtsdeel van [slachtoffer] en vastpakken van het geslachtsdeel van [slachtoffer] en vastpakken van het geslachtsdeel van [slachtoffer] en strelen van de buik van [slachtoffer] en strelen van de buik van [slachtoffer] en strelen van het bovenlichaam van [slachtoffer] en strelen van het bovenlichaam van [slachtoffer] en strelen van het bovenlichaam van [slachtoffer] en strelen van de billen van [slachtoffer] en strelen van de benen van [slachtoffer] en kussen op de mond van[slachtoffer]; 2. dat hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van xxx telkens met een persoon zijnde [slachtoffers] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig strelen van het geslachtsdeel van [slachtoffer] en strelen van het geslachtsdeel van [slachtoffer] en vastpakken van het geslachtsdeel van [slachtoffer] en vastpakken van het geslachtsdeel van [slachtoffer] en wrijven over het geslachtsdeel van [slachtoffer] en betasten van de kruisstreek van [slachtoffer] en betasten van de kruisstreek van [slachtoffer] en betasten van de kruisstreek van [slachtoffer] en wrijven de kruisstreek van [slachtoffer] en betasten van de kruisstreek [slachtoffer] en wrijven over de billen van [slachtoffer] en wrijven over de rug van [slachtoffer] en wrijven over de rug van [slachtoffer] en strelen van de benen van [slachtoffer] en strelen van de benen van [slachtoffer] en strelen van de benen van [slachtoffer] en strelen van de benen [slachtoffer] en streken van de benen van [slachtoffer] en kussen op de mond van[slachtoffer]; 3. dat hij op xxx, het plegen van ontucht met een minderjarige opzettelijk heeft teweeggebracht, hebbende hij, verdachte, opzettelijk aangemoedigd en goedgevonden en toegelaten dat [slachtoffer] waarvan hij wist dat deze minderjarig was, in zijn, verdachtes, aanwezigheid en na betaling door verdachte met een prostituée geslachtgemeenschap had. Hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten zijn ten laste gelegd, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Het bewezenverklaarde levert op: feit 1: "ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige", voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. feit 2: "met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen", voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 247, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. feit 3: "het plegen van ontucht door een minderjarige, wiens minderjarigheid hij kent, met een derde opzettelijk teweegbrengen", voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 250, eerste lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht. De feiten zijn strafbaar. 5. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE Omtrent verdachte is een rapport op multidisciplinaire basis opgemaakt door , psychiater, en , klinisch psycholoog, gedateerd respectievelijk xxx, waarin zij concluderen dat er bij verdachte ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis zijner geestesvermogens zich met name uitend in een perversie bij een gestoorde psychoseksuele ontwikkeling. Verdachte had voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van de begane feiten, maar hij kon zijn wil licht verminderd conform een dergelijk besef bepalen. Het telastegelegde kan verdachte licht verminderd of in verminderde mate toegerekend worden. De rechtbank verenigt zich met die conclusie, in die zin dat uitgegaan wordt van een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, en maakt die tot de hare. Overeenkomstig deze conclusie kan niet gezegd worden dat verdachte niet strafbaar is. Er is geen ook overigens omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. DE MOTIVERING VAN DE SANCTIE(S) Bij de beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: a. de aard en de ernst van de gepleegde feiten alsmede met de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd; b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hierbij is onder meer gelet op: een uittreksel betreffende verdachte uit het algemeen documentatieregister, gedateerd xxx, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met de strafrechter in aanraking is geweest; c. het omtrent verdachte op multidisciplinaire basis uitgebrachte rapport, opgemaakt door , psychiater en , klinisch psycholoog, gedateerd xxx, zoals hiervoor onder 5 vermeld; d. Een overzicht van de behandeling door , gezondheidszorgpsycholoog-seksuoloog verbonden aan , gedateerd xxx. De rechtbank heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie ad informandum gevoegde zaken welke door verdachte ter terechtzitting zijn erkend, voorzien van het parketnummer xxx, te weten: 1. vertonen aan personen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt van afbeeldingen/voorwerpen die schadelijk zijn voor personen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt; 2. videobanden van seksuele gedragingen met personen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt in voorraad hebben. Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met jonge jongens, die aan zijn zorg waren toevertrouwd, dan wel hem in goed vertrouwen thuis bezochten. Door dit seksuele misbruik heeft verdachte het door de ouders in hem gestelde vertrouwen ernstig beschaamd. Met zijn handelen heeft hij een gezonde (seksuele) ontwikkeling van deze kinderen ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen seksuele lustbeleving. Verdachte heeft daarmee een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die jongens. Zij zijn door het optreden van verdachte in ernstige psychische nood gekomen en een aantal heeft zich onder begeleiding en behandeling moeten stellen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Daarnaast is de rechtbank van mening dat een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en gelet op het feit dat de rechtbank, de conclusie van het rapport zoals hiervoor onder punt 5 vermeld daarbij in acht genomen, een recidive-kans aanwezig acht, tevens aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook als dit mocht inhouden behandeling in De Waag. De rechtbank vindt een proeftijd van drie jaren, gezien voornoemde recidivekans, passend. De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen deels te worden onttrokken aan het verkeer en deels verbeurd te worden verklaard, één en ander zoals nader aangegeven op bijlage II, aangezien het voorwerpen betreft waarvan de rechtbank van mening is dat deze voorwerpen enerzijds in een nauw verband staan met de bewezen verklaarde feiten, dan wel dat het bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet of met het algemeen belang, terwijl voornoemde voorwerpen met betrekking tot het plegen van het feit dan wel bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten in beslag zijn genomen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven sporttas en de computer met alle toebehoren, mits geschoond van alle seksueel getinte informatie en informatie aangaande slachtoffers, aan de verdachte dienen te worden teruggegeven. 6a. DE BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJEN De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De rechtbank acht voldoende bewezen dat de benadeelde partij [slachtoffer], door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. De rechtbank is echter van oordeel dat een bedrag van fl. 5 000,- (vijfduizend gulden) aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer. Daarnaast zal de rechtbank de vordering van [slachtoffer] strekkende tot vergoeding van een bedrag van fl. 90,- aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar redelijkheid en billijkheid op dat bedrag wordt begroot. De rechtbank acht voorts voldoende bewezen dat de benadeelde partij, [slachtoffer], door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. De rechtbank is echter van oordeel dat een bedrag van fl. 5 000,- (vijfduizend gulden) aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag bij zal toewijzen aan het slachtoffer. Daarnaast zal de rechtbank de vordering van [slachtoffer] strekkende tot vergoeding van een bedrag van fl. 540,- aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar redelijkheid en billijkheid op dat bedrag wordt begroot. De rechtbank acht voorts voldoende bewezen dat de benadeelde partij [slachtoffer] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. De rechtbank is echter van oordeel dat een bedrag van fl. 5 000,- (vijfduizend gulden) aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag bij wijze van voorschot zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering is voor zover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade niet van eenvoudige aard, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank acht voorts voldoende bewezen dat de benadeelde partij, [slachtoffer] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. De rechtbank is echter van oordeel dat een bedrag van fl. 5 000,- (vijfduizend gulden) aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer. De rechtbank acht voorts voldoende bewezen dat de benadeelde partij, [slachtoffer], door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. De rechtbank is echter van oordeel dat een bedrag van fl. 5 000,- (vijfduizend gulden) aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, te weten fl. 2 810,- ter zake vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij, omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. 7. TOEGEPASTE WETTELIJKE ARTIKELEN De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde voorschriften, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. 8. DE BESLISSING De rechtbank, recht doende: Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 telastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor onder punt 4 vermeld. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN. Beveelt dat de tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in aftrek moet worden gebracht. Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 8 (ACHT) maanden, niet zal worden tenuitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 (DRIE) JAREN aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde. Stelt als bijzondere voorwaarde: Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook als dit mocht inhouden behandeling door De Waag of een andere vergelijkbare instelling, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht en met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Heft op het bevel tot de geschorste voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd. Onttrekt aan het verkeer de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals weergegeven op de als bijlage II vermelde lijst. Verklaart verbeurd de voorwerpen, zoals weergegeven op de als bijlage II vermelde lijst. Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 1. een sporttas, beige van kleur en met zwarte biezen; 2. drie losse diskettedoosjes en 26 diskettes, waarvan tien nieuwe diskettes in een onaangebroken doos (mits geschoond van alle seksueel getinte informatie en informatie aangaande slachtoffers); 3. één computer merk Target, zijnde een beeldscherm, systeemkast, muis en toetsenbord; 4. één diskettebak, inhoudende 73 diskettes, waarvan 69 losse diskettes, een NS-reisplanner en 1 gesloten envelop, inhoudende 2 diskettes (mits geschoond van alle seksueel getinte informatie en informatie aangaande slachtoffers); aan veroordeelde als rechthebbende. De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen: Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] (gemachtigde ) wonende: te betalen fl. 5 090,- (zegge vijfduizend en negentig gulden). Veroordeelt veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad fl. 5 090,- , subsidiair 50 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd te betalen fl. 5 090,- (zegge vijfduizend en negentig gulden), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] (gemachtigde ) wonende: , te betalen fl. 5 540,- (zegge vijfduizend en vijfhonderdveertig gulden). Veroordeelt veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad fl. 5 540,- , subsidiair 50 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd te betalen fl. 5 540,- (zegge vijfduizend en negentig gulden), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] (gemachtigden ) wonende: te betalen fl. 5 000,- (zegge vijfduizend gulden). Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Veroordeelt veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad fl. 5 000,- , subsidiair 50 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd te betalen fl. 5 000,- (zegge vijfduizend en negentig gulden), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] (gemachtigde ) wonende: te betalen fl. 5 000,- (zegge vijfduizend gulden). Veroordeelt veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad fl. 5 000,- , subsidiair 50 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd te betalen fl. 5 000,- (zegge vijfduizend en negentig gulden), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] (gemachtigde ) wonende: , te betalen fl. 5 000,- (zegge vijfduizend gulden). Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Veroordeelt veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad fl. 5 000,- , subsidiair 50 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd te betalen fl. 5 000,- (zegge vijfduizend en negentig gulden), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 (vijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Aldus gewezen door: mr. , vice-president als voorzitter, mr. , rechter, mr , militair lid, in tegenwoordigheid van , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 maart 2001.