Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0644

Datum uitspraak2001-03-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.005868-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

parketnummer : 19.005868-00 uitspraak dd.: 21 maart 2001 ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte] geboren te [geboorteplaats en -datum verdachte] wonende te [adres verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 20 oktober 1999, te of nabij Tynaarlo, in de gemeente Zuidlaren, als verkeersdeelnemer, (bestuurder van een vrachtauto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat hij, verdachte, roekeloos, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, is geweest aangezien hij (ondermeer) gekomen nabij een ter plaatse op de naast de rijbaan gelegen vluchtstrook stilstaande vrachtauto(combinatie): - zijn voertuig zodanig heeft bestuurd en/of beremd dat hij met dat voertuig (gedeeltelijk) over de vluchtstrook heeft gereden en/of - bij het naderen en/of voorbijrijden van die stilstaande vrachtauto(combinatie) onvoldoende naar links is uitgeweken en/of - zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij met dat door hem bestuurde voertuig tegen die stilstaande vrachtauto(combinatie) gebotst of aangereden, althans aangegleden, waardoor, althans mede waardoor, een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen genoemde voertuigen is ontstaan, waardoor (een) ander(en) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten - [naam slachtoffer] een open schedelbreuk links en/of een open bovenbeenbreuk rechts en/of wonden in het gelaat, wonden aan het rechter boven- en onderbeen en aan het linker onderbeen en/of zenuwletsel aan de rechter arm en/of een enkelbreuk rechts en/of een hersenschudding en/of - [naam slachtoffer] letsel aan de ruggenwervel, ten gevolge waarvan, althans mede ten gevolge waarvan, die (stilstaande) vrachtauto(combinatie) is gebotst of gereden, althans gegleden tegen een voor die vrachtauto(combinatie) op de vluchtstrook stilstaande, althans langzaamrijdende, surveillance-auto van het Korps Landelijke Politie Diensten, en waardoor (een) ander(en) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten [naam slachtoffer] gekneusde ribben en/of nekletsel en/of [naam slachtoffer] verwondingen aan achterhoofd en/of nek; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 20 oktober 1999, te of nabij Tynaarlo, in de gemeente Zuidlaren, als verkeersdeelnemer, (bestuurder van een vrachtauto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, rijksweg A28, gekomen nabij een ter plaatse op de naast de rijbaan gelegen vluchtstrook stilstaande vrachtauto(combinatie), zijn voertuig zodanig heeft bestuurd en/of beremd dat hij met dat voertuig (gedeeltelijk) over de vluchtstrook heeft gereden en/of bij het naderen en/of voorbijrijden van die stilstaande vrachtauto(combinatie) onvoldoende naar links is uitgeweken en/of zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij met dat door hem bestuurde voertuig tegen die stilstaande vrachtauto(combinatie) gebotst of aangereden, althans aangegleden, waardoor, althans mede waardoor, een botsing of aanrijding, althans aanglijding tussen genoemde voertuigen is ontstaan, waardoor (een) ander(en) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten - [naam slachtoffer] een open schedelbreuk links en/of een open bovenbeenbreuk rechts en/of wonden in het gelaat, wonden aan het rechter boven- en onderbeen en aan het linker onderbeen en/of zenuwletsel aan de rechter arm en/of een enkelbreuk rechts en/of een hersenschudding en/of - [naam slachtoffer] letsel aan de ruggenwervel, ten gevolge waarvan, althans mede ten gevolge waarvan, die (stilstaande) vrachtauto(combinatie) is gebotst of gereden, althans gegleden tegen een voor die vrachtauto(combinatie) op de vluchtstrook stilstaande, althans langzaamrijdende, surveillance-auto van het Korps Landelijke Politie Diensten, en waardoor (een) ander(en) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten [naam slachtoffer] gekneusde ribben en/of nekletsel en/of [naam slachtoffer] verwondingen aan achterhoofd en/of nek; Uit taalkundig oogpunt leest de rechtbank in zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde de alinea beginnend met de woorden "ten gevolge waarvan" en eindigend met de woorden "Landelijke Politie Diensten" vóór de passage beginnend met de woorden "waardoor, althans mede waardoor" en eindigend met de woorden "aan de ruggenwervel,". Waar voorts in de tenlastelegging staat vermeld [naam slachtoffer] leest de rechtbank dit alsof daar staat [naam slachtoffer]. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 20 oktober 1999, nabij Tynaarlo, in de gemeente Zuidlaren, als verkeersdeelnemer, (bestuurder van een vrachtauto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat hij, verdachte, aanmerkelijk onoplettend is geweest aangezien hij gekomen nabij een ter plaatse op de naast de rijbaan gelegen vluchtstrook stilstaande vrachtauto: - bij het naderen van die stilstaande vrachtauto onvoldoende naar links is uitgeweken en - zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij met dat door hem bestuurde voertuig tegen die stilstaande vrachtauto gebotst, ten gevolge waarvan die stilstaande vrachtauto is gebotst tegen een voor die vrachtauto op de vluchtstrook stilstaande surveillanceauto van het Korps Landelijke Politie Diensten, waardoor een botsing tussen genoemde voertuigen is ontstaan, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten - [naam slachtoffer] een open schedelbreuk links en een open bovenbeenbreuk rechts en wonden in het gelaat, wonden aan het rechter boven- en onderbeen en aan het linker onderbeen en zenuwletsel aan de rechter arm en een enkelbreuk rechts en een hersenschudding; De rechtbank acht op grond van de stukken en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kort voor het ongeval zijn voertuig zodanig heeft bestuurd en/of beremd dat hij zich met dat voertuig gedeeltelijk over de vluchtstrook van Rijksweg A28 heeft voortbewogen. Het proces-verbaal van de Technische Verkeersondersteuning van Politie Drenthe - en met name foto 15 - biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het wettig bewijs hiervan. Verdachte zal dan ook van de desbetreffende passage in de tenlastelegging worden vrijgesproken. De rechtbank heeft voorts niet wettig en overtuigend bewezen geacht dat de aan [naam slachtoffers] toegebrachte verwondingen moeten worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel dan wel zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. STRAFBAARHEID De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank heeft bij de bepaling van de hierna te vermelden straf enerzijds de aard en de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan in aanmerking genomen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat verdachte de lichtste vorm van culpa moet worden verweten, en anderzijds gelet op hetgeen is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en diens gezin, dat door de gevolgen van het ongeval met name emotioneel zwaar is getroffen. Dit gegeven en de omstandigheid dat blijkens het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 12 oktober 2000 zowel vóór als na het ongeval niets ten nadele van de kwaliteiten van verdachte als beroepschauffeur is gebleken, heeft de rechtbank ertoe gebracht, in afwijking van de eis van de officier van justitie, te volstaan met na te noemen geldboete. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate, waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte, zonder dat aannemelijk is geworden dat deze daardoor in inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart bewezen, dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan; stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld; verklaart verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: betaling van een geldboete ten bedrage van ¦ 2000,=, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 35 dagen zal worden toegepast; bepaalt dat deze geldboete kan worden betaald in vijf opeenvolgende maandelijkse termijnen van ¦ 400,-- per termijn; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; Dit vonnis is gewezen door mr. E. van der Herberg, voorzitter en mrs. H. de Wit en H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 maart 2001, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.-