Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0866

Datum uitspraak2001-04-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/129.388.00.
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 13/129.388.00. datum uitspraak: 4 april 2001. op tegenspraak +-------------------+ ¦ VERKORT VONNIS ¦ +-------------------+ van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, zevende meervoudige kamer C, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats en -datum], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoons-gegevens op het adres: [adres en woonplaats], thans gedetineerd in het Huis van Bewaring [adres en woonplaats] De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2001. 1. Telastelegging. Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen. ---- 3. Waardering van het bewijs. 3.1. De rechtbank zal het verweer van verdachte dat hij niet heeft geweten dat zijn beide medeverdachten ieder in het bezit waren van een vuurwapen passeren, nu in het proces-verbaal van verhoor bij de politie nummer 0275-006/00 d.d. 23 december 2000, rubriek 6, bladzijde 2 expliciet als verdachtes verklaring is opgenomen, zakelijk weergegeven: ...omdat ik niet zelf voor een jaar de gevangenis in wil wegens wapenbezit draag ik nooit wapens. Daarom beschermden die twee jongens mij ook. Ik weet wel dat zij wapens hebben. Weliswaar heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zulks niet heeft verklaard en dat het verdachte is ontgaan dat deze zinsneden in het proces-verbaal zijn opgenomen, doch zoals vermeld op bladzijde 4 van voornoemd procesverbaal is deze verklaring door de politie aan verdachte voorgelezen, terwijl verdachte op bladzijde 1 te kennen heeft gegeven de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen en voorts reeds 20 jaar in Nederland te verblijven. Verdachte heeft op voornoemde bladzijden voor zijn verklaring getekend. 3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat ver-dachte het telastegelegde heeft begaan zoals is aangegeven op de aan dit vonnis als bijlage 2 gehechte -gestreepte- kopie van de telastelegging. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. 4. Het bewijs. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van het feit. Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Wat er zij van de toezegging van de officier van justitie de zaak te zullen aanbrengen bij de politierechter, zulks impliceert niet zonder meer dat daaruit voortvloeit dat aan verdachte slechts een maximale gevangenisstraf voor de duur van zes maanden kan worden opgelegd. De onderhavige zaak is niet eenvoudig van aard en dientengevolge is het niet onwaarschijnlijk dat de politierechter de zaak alsnog zou hebben verwezen naar de meervoudige kamer in deze rechtbank. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen: Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf door zich te voorzien van de bescherming van zijn twee medeverdachten, die dag en nacht bij hem in huis verbleven en van wie hij wist dat elk van hen beschikte over een doorgeladen vuurwapen, gereed voor gebruik. Als verdachte zijn woning verliet, vergezelden zijn mededaders hem steeds met die doorgeladen vuurwapens in het publiek. Door dit handelen hebben verdachte en zijn mededaders een groot risico genomen en de aanmerkelijke kans aanvaard dat de wapens op de openbare weg zouden worden gebruikt met alle mogelijke gevolgen van dien. De rechtbank acht deze combinatie buitengewoon gevaarlijk. Afgezien daarvan kunnen doorgeladen vuurwapens bijdragen aan gevaarzettende situaties. Verdachte is op 11 april 1991 veroordeeld wegens handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie, blijkens een uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 9 maart 2001. Op grond van het voornoemde acht de rechtbank een hogere vrijheidsstraf dan door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden. De rechtbank zal het aanbod tot het verrichten van onbetaalde arbeid afwijzen, gelet op de duur van de na te noemen vrijheidsstraf. Daarnaast acht de rechtbank de aard van het strafbare feit niet in overeenstemming met die strafmodaliteit. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing: Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN MAANDEN. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht. Wijst af het aanbod tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte. Dit vonnis is gewezen door mr R. van Os-Lang, voorzitter, mrs A.M. van Woensel en H.P.E. Has, rechters, in tegenwoordigheid van mr R. Born-de Rijk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2001.