Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1096

Datum uitspraak2001-04-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/085780-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 17 april 2001 Parketnummer: 17/085780-00 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op 1981 te [geboortegemeente], wonende te [adres en woonplaats]. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 3 april 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.H. Lanting, advocaat te Leeuwarden. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: hij op 15 oktober 2000, omstreeks 2.45 uur, bij Buren, in de gemeente Ameland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Kooiweg, in de richting van Buren, waar zich geen straatverlichting bevond, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij toen aldaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, terwijl hij kort tevoren alcoholhoudende drank had gebruikt, 's nachts en tijdens dichte mist, waarbij het zicht beperkt was tot (ongeveer) 50 meter, met een te hoge snelheid gelet op de weersomstandigheden en de situatie ter plaatse, een bocht naar, gezien verdachtes rijrichting, links is genaderd en is ingereden en doorgereden (mede) waardoor verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig (gedeeltelijk) in de, gezien verdachtes rijrichting, rechter berm is gereden en na een stuurcorrectie vervolgens de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en met het door hem bestuurde voertuig nagenoeg dwars over de rijbaan is geschoven en gegleden in de richting van de, gezien verdachtes rijrichting, links gelegen sloot of greppel en een daaraan grenzend weiland en waarna verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig in het naast genoemde weg gelegen weiland is terechtgekomen en over de kop is geslagen, tengevolge van welk ongeval, een inzittende van voornoemd motorrijtuig, genaamd [naam slachtoffer], is overleden, terwijl verdachte verkeerde in de toestand,bedoeld in artikel 8 tweede lid onder a van de Wegenverkeerswet 1994 immers bleek bij een onderzoek als bedoeld in die bepaling, het alcoholgehalte van verdachtes adem 410 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op het misdrijf: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. Verdachte heeft een dodelijk auto-ongeval veroorzaakt. Terwijl hij nog maar een maand in het bezit was van een rijbewijs reed hij ’s nachts en bij dichte mist met een relatief te hoge snelheid op een smalle en onverlichte weg met bochten, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Daarbij raakte hij van de weg en kwam tot stilstand in een weiland, ten gevolge waarvan zijn zestienjarige mede-inzittende om het leven kwam. Beiden droegen geen autogordel. Verdachte, die in het bezit is van een EHBO-diploma, heeft het slachtoffer uit de auto gehaald en haar in de stabiele zijligging gelegd, waarna hij hulp heeft gehaald. Hij is bij de begrafenis van het slachtoffer aanwezig geweest en heeft contact gehouden met haar nabestaanden. Verdachte valt dan ook geen verwijt te maken voor wat betreft zijn handelen na het ongeval. Verdachte voelt zich schuldig aan het ongeval. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, aan verdachte een werkstraf van maximale duur en een langdurige rij-ontzegging dient te worden opgelegd. De rij-ontzegging is op zijn plaats omdat verdachte, door op de weergegeven wijze een auto te besturen, heeft laten zien dat hij de grote verantwoordelijkheid van een gemotoriseerde verkeersdeelnemer nog niet kan dragen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid. Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast. Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen - bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van twee jaar. Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. H.R. Bax en mr. S.M. van der Schenk, rechters, bijgestaan door mr. R. Baluah, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2001. Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.