Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1300

Datum uitspraak2001-04-25
Datum gepubliceerd2003-07-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/209510-00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen moord in relatiesfeer;7 jaar gev. straf. Hoger beroep: AH8749


Uitspraak

Parketnummer: 16/209510-00 Tegenspraak Verkort vonnis Raadsman: mr. C.A. Jonkers (Utrecht) G: Ja V O N N I S van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte man], Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2001. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Op vordering van de officier van justitie is een nadere omschrijving van de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 11 april 2001 toegestaan. Van de dagvaarding en van de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en Ia aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd. 2. De bewijsbeslissing 2.1. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage Ib van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd. Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 3. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde: medeplegen van moord Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde: a) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III meermalen gepleegd en b) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie, meermalen gepleegd Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie 4. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 5. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen: Verdachte is door de echtgenote van het slachtoffer, [slo], benaderd met het plan om [slo] om het leven te (doen) brengen. Daarbij is hem voorgehouden dat [slo] zijn dochtertje van toen nog geen jaar mishandelde en het geld van de echtgenote wegsluisde. Verdachte zou naar eigen zeggen het wapen leveren en brengen, bij het plegen van de moord in de buurt zijn en zonodig helpen, en vervolgens met de auto van het slachtoffer wegrijden en het wapen en kleren meenemen en laten verdwijnen. Voor zijn aandeel zou hij een aanzienlijk bedrag ontvangen. Op 11 april 2000 is [slo] overeenkomstig het plan door zijn echtgenote en verdachte om het leven gebracht in zijn woning in Vinkeveen. De koelbloedig beraamde en uitgevoerde moord is een zeer ernstig strafbaar feit waardoor de naaste familie van [slo] onherstelbaar leed is aangedaan en de maatschappij in ernstige mate is geschokt. Bij een huiszoeking zijn twee pistolen, munitie en een nabootsing van een automatisch vuurwapen aangetroffen, die verdachte voorhanden had. Van de pistolen is overigens niet gebleken dat die bij de moord gebruikt zijn. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 29 juni 2000, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld; - een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 15 september 2000, opgemaakt door H.S. Triepels, reclasseringswerker; - de inhoud van een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 27 september 2000, opgemaakt door dr F. Koenraadt, pyscholoog NIP te Amsterdam; Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Beslissing ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen: De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen goederen, zoals deze vermeld staan op de bij dit vonnis gevoegde beslaglijst (bijlage II), voorzover de goederen gemarkeerd met een asterisk. De overige inbeslaggenomen goederen lenen zich niet voor teruggave, nu het hier om onderzocht sporenmateriaal gaat. 6. De toepasselijke wettelijke voorschriften Behoudens op de reeds aangehaalde artikelen is de op te leggen straf gegrond op de artikelen 47, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. 7. DE BESLISSING: De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage Ia van dit vonnis, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de tijd van zeven jaren. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, voorzover gemarkeerd met een asterisk op bijlage II. Dit vonnis is gewezen door: mrs. T.H.P. de Roos, voorzitter, P. Bender en P. Dondorp, rechters, bijgestaan door J.D. Koster als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2001.