Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1374

Datum uitspraak2001-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/090285-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MEERVOUDIGE STRAFKAMER VERKORT STRAFVONNIS In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: [verdachte], geboren te , wonende te , thans gedetineerd in het Huis van Bewaring. Raadsman: mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp. Parketnummer : 05/090285-00 Zittingsdatum : 13 februari 2001 en 10 april 2001 (tegenspraak) Uitspraak : 24 april 2001 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 13 februari 2001 en 10 april 2001 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp. Als benadeelde partijen hebben zich de navolgende personen schriftelijk in het geding gevoegd. Zij vorderen dat verdachte wordt veroordeeld aan hen te betalen de na te noemen bedragen aan schadevergoeding: Benadeelde partij 1, f. 10.078,50 (feit 2); Benadeelde partij 2, f. 344.250,00 (feit 4e); Benadeelde partij 3, f. 40.890,90 (feit 4f); Benadeelde partij 4, f. 20.491,00 (feit 4g); Benadeelde partij 5, f. 1.447,00 (feit 4g); Benadeelde partij 6, f. 393.693,00 (feit 4h); Benadeelde partij 7, f. 85.975,00 (feit 4j); Benadeelde partij 8, f. 7.242,70 (feit 4k); Benadeelde partij 9, f. 9.740,32 (feit 4l); Benadeelde partij 10, f. 5.250,00 (feit 5); Benadeelde partij 11, f. 23.119,09 (feit 7). De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte terzake van het onder 5 tenlastegelegde feit vrijgesproken dient te worden. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte terzake van de onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, en 8 tenlastegelegde feiten worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende geëist: - Benadeelde partij 1, toewijzen, te weten f. 10.078,50; - Benadeelde partij 2, toewijzen, te weten f. 344.250,00; - Benadeelde partij 3, toewijzen tot f. 40.020,90 en voor het overige niet-ontvankelijk en kosten f. 685,00; - Benadeelde partij 4, toewijzen, te weten f. 20.491,00; - Benadeelde partij 5, toewijzen tot f. 1.167,00 en voor het overige niet-ontvankelijk; Benadeelde partij 6, toewijzen, te weten f. 393.693,00; Benadeelde partij 7, toewijzen tot f. 75.975,00 en voor het overige niet-ontvankelijk; Benadeelde partij 8, toewijzen tot f. 3.400,00 en voor het overige niet-ontvankelijk; Benadeelde partij 9, toewijzen, te weten f. 9.470,32; Benadeelde partij 10, niet-ontvankelijk; Benadeelde partij 11, toewijzen tot f. 15.000,00 en voor het overige niet-ontvankelijk. Voorts vordert de officier van justitie dat er voor de toegewezen bedragen een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de volgende aantal dagen hechtenis: - Benadeelde partij 1, 100 dagen; - Benadeelde partij 2, 900 dagen; - Benadeelde partij 3, 160 dagen; - Benadeelde partij 4, 120 dagen; - Benadeelde partij 5, 23 dagen; Benadeelde partij 6, 900 dagen; Benadeelde partij 7, 260 dagen; Benadeelde partij 8, 40 dagen; Benadeelde partij 9, 90 dagen; Benadeelde partij 11, 110 dagen. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord tot verdediging gevoerd. 3. Beslissing inzake het bewijs De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3 en 5 is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 3 heeft begaan voor zover daarin wordt gesteld dat verdachte op onveilige wijze seks heeft gehad met het slachtoffer in de tenlastegelegde periode. Wat betreft feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. Zij acht bewezen dat verdachte met de benadeelde partij 1 de in de tenlastelegging gestelde seksuele handelingen heeft verricht terwijl verdachte wist dat hij was geïnfecteerd met het HIV-virus. De volgende vraag is of deze handelingen, zoals gesteld in de tenlastelegging, zijn verricht ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om de benadeelde partij 1 van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. In een strafzaak ter zake van eenzelfde soort handelingen, gediend hebbende bij de rechtbank te Leeuwarden op 15 februari 2001, zijn brieven overgelegd van prof. Dr. S.A. Danner, werkzaam in het VU-ziekenhuis, over de grootte van de kans op besmetting met het HIV-virus bij een seksueel contact. Hoewel deze brieven zich niet bij de processtukken van deze zaak bevinden zijn door de raadsman deze cijfers genoemd en zijn ze op het onderzoek ter terechtzitting aan de orde geweest (ELRO-nummer: AB0355 Zaaknr: 17/080288). Uit deze brieven blijkt dat de statistische kans op besmetting met het HIV-virus varieert van 1 op 250 tot 1 op 10.000 per seksueel contact, terwijl vervolgens de kans dat zich vervolgens bij de slachtoffers de ziekte AIDS zal ontwikkelen wordt geschat tussen de tien en tachtig procent. Verdachte heeft een, maatschappelijk gezien, onaanvaardbaar risico genomen. Gelet op de huidige kennis van de medische wetenschap kan echter niet met zekerheid worden gesteld dat -ook al zou het slachtoffer een HIV-besmetting oplopen als gevolg van het seksueel contact met verdachte- het slachtoffer aan de ziekte AIDS zal overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de kans dat het slachtoffer als gevolg van het seksueel contact met verdachte wordt besmet met het HIV-virus, vervolgens AIDS krijgt en als gevolg daarvan komt te overlijden weliswaar aanwezig is, maar dat deze kans niet zodanig groot is dat deze is aan te merken als een aanmerkelijke kans in de zin van het voorwaardelijk opzet. De rechtbank is op grond hiervan dan ook van oordeel dat de verrichte handelingen niet zijn aan te merken als een poging tot doodslag. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan voor zover niet doorgestreept in bijlage II. Hetgeen verdachte onder 4, 6, 7 en 8 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten zijn ten laste gelegd, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Feit 4: Oplichting, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. Feit 6: Afdreiging, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 318 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 7: Verduistering, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 8: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De feiten zijn strafbaar. 5. Strafbaarheid van verdachte Over verdachte is door drs. T.S. van der Veer, forensisch psychiater, in samenwerking met P. Kristensen, psycholoog, een multidisciplinair rapport opgemaakt, gedateerd 9 april 2001, waarin het volgende wordt geconcludeerd: Betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in diagnostische zin te omschrijven als een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Gesproken kan worden van ontwikkelingspsychopathie. Deze stoornis was tijdens de gehele periode van de tenlastegelegde feiten aan de orde. De gedragingen van betrokkene zijn vanuit deze ontwikkelingsstoornis verklaarbaar. De borderline persoonlijkheidsstoornis heeft geleid tot een ingesleten en dominant interactie-patroon, gericht op het verkrijgen van exclusieve aandacht ter bevestiging van zijn identiteit. Zijn eigen Ik is nauwelijks ontwikkeld. Om zijn identiteit voortdurend te bevestigen wendt betrokkene al de (in het rapport, de griffier) beschreven mechanismen aan, in het bijzonder manipulatie en sexualisatie. Dit patroon was gedurende de gehele periode van de tenlastegelegde feiten aanwezig. Dit leidt tot de conclusie dat aan betrokkene de hem tenlastegelegde feiten verminderd worden toegerekend, in een gradatie van verminderd tot sterk verminderd. De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare. Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: a. de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij is gelet op: een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 24 januari 2001; een voorlichtingsrapport betreffende verdachte opgemaakt door de Reclassering Nederland, Unit2 Arnhem, gedateerd 3 april 2001; het hiervoor reeds genoemde multidisciplinair rapport. De rechtbank overweegt verder nog als volgt: Verdachte heeft gedurende een periode van bijna zeven jaar een groot aantal mensen opgelicht voor omvangrijke bedragen. Verdachte zocht bewust zijn slachtoffers in een kwetsbare groep, legde contact met ze en nadat hij het vertrouwen van zijn slachtoffers had gewonnen lukte het hem om middels leugenachtige en meelijwekkende verhalen zijn slachtoffers te bewegen tot de afgifte van grote sommen geld. Daarbij liet het verdachte schijnbaar koud dat verschillende slachtoffers door verdachtes handelen in aanzienlijke financiële en/of persoonlijke problemen zijn geraakt. Verdachte heeft op professioneel te noemen wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden. De rechtbank komt niet toe aan het opleggen van een terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. Betrokkene is vrijgesproken van de eerste drie feiten, telkens geformuleerd als poging tot doodslag. Veroordeelde heeft zich wel schuldig gemaakt aan een groot aantal oplichtingen en aan een afdreiging. Voor het strafbare feit ‘oplichting’ is een tbs met dwangverpleging volgens de wet niet mogelijk, voor afdreiging wel. De rechtbank ziet, gelet op de bewezenverklaarde feiten en gelet op de overige wettelijke vereisten voor een tbs met dwangverpleging, geen aanleiding voor het opleggen van deze maatregel. Wel acht de rechtbank een zeer langdurige gevangenisstraf op zijn plaats, gelet op de lange periode waarin en de stelselmatigheid en de frequentie waarmee de oplichtingen zijn gepleegd. Gelet op het voor deze feiten mogelijke wettelijke strafmaximum enerzijds en de verminderde toerekenbaarheid van verdachte anderzijds is de rechtbank van oordeel dat voor deze feiten geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. 6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De rechtbank is ten aanzien van de ingediende vorderingen het volgende van oordeel: De benadeelde partijen (benadeelde partij 1) en (benadeelde partij 10) dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vorderingen, nu aan verdachte terzake de onderliggende feiten (feit 2 en feit 5) geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden. De vorderingen van de benadeelde partijen (benadeelde partij 2) (benadeelde partij 4) (benadeelde partij 6) (benadeelde partij 9) zijn niet betwist door verdachte en diens raadsman. De rechtbank zal deze vorderingen, die haar niet onredelijk en ongegrond voorkomen, dan ook in het geheel toewijzen. De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 3) kan worden toegewezen tot een bedrag van f. 32.685,00 (f. 32.000,00 lening aan verdachte en f. 685,00 gemaakte kosten terugvordering lening). De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu het overige gevorderde niet rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4f bewezenverklaarde strafbare feit. De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 5) kan worden toegewezen tot een bedrag van f. 1.167,00 (f. 1.000,00 lening aan verdachte, f. 67,00 aan rente en f. 100,00 reis en telefoonkosten). De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu het overige gevorderde niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 7) kan worden toegewezen tot een bedrag van f. 75.974,00 (lening aan verdachte). De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu het overige gevorderde niet rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4j bewezenverklaarde strafbare feit. De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 8) kan worden toegewezen tot een bedrag van f. 3.200,00 (lening aan verdachte). De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu het overige gevorderde niet rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4k bewezenverklaarde strafbare feit. De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 11) kan worden toegewezen tot een bedrag van f. 15.000,00 (koopprijs verduisterde auto). De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu het overige gevorderde niet rechtstreeks voortvloeit uit het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit. Voor de toegewezen vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedings-maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen, omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten zijn toegebracht. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 27, 36f, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten. Verklaart bewezen dat verdachte de onder 4, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4, 6, 7 en 8 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN TWEEËNVEERTIG (42) MAANDEN. Beveelt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, dat de tijd door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering moet worden gebracht. De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen (benadeelde partij 1 en benadeelde partij 10) Verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen. Verstaat dat de benadeelde partijen hun vorderingen kunnen aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 2) Wijst de vordering van de benadeelde partij toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 2, te betalen f. 344.250,00 (zegge driehonderdenvieren-veertigduizendentweehonderdenvijftig gulden). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad f. 344.250,00, subsidiair 360 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 2, te betalen f. 344.250,00 (zegge driehonderdenvierenveertigduizendentweehonderdenvijftig gulden), bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 360 (driehonderdenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 2, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 3) Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 3, te betalen f. 32.685,00 (zegge tweeëndertigduizendzeshonderdenvijfentachtig gulden). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. - Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Verstaat dat de benadeelde partij zijn vordering voor het overige kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Maatregel van schadevergoeding ad f. 32.685,00, subsidiair 140 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 3, te betalen f. 32.685,00 (zegge tweeëndertigduizendzeshonderdenvijfentachtig gulden) bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 140 (éénhonderdenveertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 3, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 4) Wijst de vordering van de benadeelde partij toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 4, te betalen f. 20.491,00 (zegge twintigduizendvierhonderd-enéénennegentig gulden). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad f. 20.491,00, subsidiair 120 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 4, te betalen f. 20.491,00 (zegge twintigduizendvierhonderdenéénennegentig gulden), bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 (éénhonderdentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 4, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 5) Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 5, te betalen f. 1.167,00 (zegge éénduizendéénhonderdenzevenenzestig gulden). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. - Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Verstaat dat de benadeelde partij zijn vordering voor het overige kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Maatregel van schadevergoeding ad f. 1.167,00, subsidiair 22 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 5, te betalen f. 1.167,00 (zegge éénduizendéénhonderdenzevenenzestig gulden) bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 (tweeëntwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 5, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 6) Wijst de vordering van de benadeelde partij toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 6 te betalen f. 393.693,00 (zegge driehonderddrieënnegentigduizendzeshonderd-endrieënnegentig gulden). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad f. 393.693,00, subsidiair 360 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 6, te betalen f. 393.693,00 (zegge driehonderddrieënnegentigduizendzeshonderd-endrieënnegentig gulden), bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 360 (driehonderdenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 4, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 7) Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 7, te betalen f. 75.974,00 (zegge vijfenzeventig-duizendnegenhonderdenvierenzeventig gulden). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. - Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Verstaat dat de benadeelde partij zijn vordering voor het overige kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Maatregel van schadevergoeding ad f. 75.974,00, subsidiair 260 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 7, te betalen f. 75.974,00 (zegge vijfenzeventigduizendnegenhonderdenvierenzeventig gulden), bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 260 (tweehonderdenzestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 7, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 8) Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 8 te betalen f. 3.200,00 (zegge drieduizendtweehonderd gulden). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. - Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Verstaat dat de benadeelde partij zijn vordering voor het overige kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Maatregel van schadevergoeding ad f. 3.200,00, subsidiair 40 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 8, te betalen f. 3.200,00 (zegge drieduizendtweehonderd gulden), bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 (veertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 8, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 9) Wijst de vordering van de benadeelde partij toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 9, te betalen f. 9.740,32 (zegge negenduizendzevenhonderdenveertig gulden en 32 cent). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. Maatregel van schadevergoeding ad f. 9.740,32, subsidiair 90 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 9, te betalen f. 9.740,32 (zegge negenduizendzevenhonderdenveertig gulden en 32 cent), bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 (negentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 9, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 11) Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe. Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan benadeelde partij 11, te betalen f. 15.000,00 (zegge vijftienduizend gulden). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken. - Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Verstaat dat de benadeelde partij zijn vordering voor het overige kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Maatregel van schadevergoeding ad f. 15.000,00, subsidiair 110 dagen hechtenis. Legt op aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 11, te betalen f. 15.000,00 (zegge vijftienduizend gulden), bij gebreke van volledige verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 110 (éénhonderdentien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer benadeelde partij 11, de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Aldus gewezen door: mrs. A. Dik, als voorzitter, M Barels en M.G.W. Thorborg, rechters, in tegenwoordigheid van M.H.J. Materman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2001.