Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1433

Datum uitspraak2001-04-27
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers00/1120 GEMWT
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN Sector Bestuursrecht Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht Reg.nr.: 00/1120 GEMWT Inzake het geding tussen [naam eiser], wonende te [plaatsnaam], eiser, gemachtigde: mr. W. Sleijfer, advocaat te Leeuwarden, en het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, verweerder, gemachtigde: F. Huitema. Procesverloop Bij besluit van 19 september 2000, verzonden op 21 september 2000, heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser tegen het (primaire) besluit van 17 mei 2000, waarbij verweerder bouwwerkzaamheden heeft stilgelegd, ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep doen instellen. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, op 6 februari 2001. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is bij zijn bovengenoemde gemachtigde verschenen. Motivering Eiser heeft op 4 juni 1999 verweerder verzocht bouwvergunning te verlenen voor de verbouw van twee woningen met schuur tot één woning, magazijn en garage op het perceel plaatselijk bekend als [adres] te [plaatsnaam]. Bij besluit van 31 augustus 1999 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd wegens strijd met het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" en strijd met redelijke eisen van welstand. Bij besluit van 8 februari 2000 heeft verweerder het tegen deze weigering gerichte bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard. Tegen de beslissing op bezwaar is geen rechtsmiddel aangewend. Op 10 mei 2000 hebben bouwinspecteurs van verweerders gemeente geconstateerd dat bouwactiviteiten plaatsvinden op het perceel [adres] te [plaatsnaam]. Bij besluit van 17 mei 2000 heeft verweerder vervolgens op grond van artikel 100, derde lid, van de Woningwet de bouwactiviteiten stilgelegd. Bij brief van 20 juni 2000 heeft eiser bezwaar aangetekend tegen het besluit van 17 mei 2000. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de woning in slechte staat verkeerde en dat hij als gevolg van de stillegging van de bouw met een open huis zit. Tevens heeft eiser de president van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Ter zitting van de president van 30 juni 2000 is van de zijde van verweerder de toezegging gedaan dat minimale voorzieningen mogen worden getroffen om weersinvloeden tegen te gaan, waarna eiser zijn verzoek heeft ingetrokken. De commissie voor de bezwaar- en beroepschriften (verder: de commissie) heeft eiser op 4 juli 2000 gehoord, in het bijzijn van P.J. Walon, architect. De commissie heeft verweerder geadviseerd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Hiertoe heeft de commissie overwogen dat de weigering bouwvergunning te verlenen onherroepelijk is (geworden), dat derhalve gebouwd wordt zonder een daartoe strekkende vergunning en dat verweerder in redelijkheid kon besluiten tot stillegging van de bouwactiviteiten. Onder overneming van het advies van de commissie heeft verweerder bij het thans bestreden besluit het bezwaarschrift ongegrond verklaard. In beroep heeft eisers gemachtigde aangevoerd dat verweerder weliswaar terecht heeft vastgesteld dat zonder de daartoe vereiste bouwvergunning is gebouwd, maar dat ten onrechte voorbij gegaan is aan de mogelijkheid van legalisering. Dit klemt volgens de gemachtigde temeer, nu op grond van de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan de beoogde verbouw kan worden vergund, zonodig met een binnenplanse vrijstelling, en er reeds een positief advies van de welstandscommissie voorlag voor wat betreft de stedenbouwkundige inpassing. In het verweerschrift is naar voren gebracht dat sprake is van een rechtens onaantastbare weigering om bouwvergunning te verlenen, maar dat desalniettemin bouwactiviteiten plaatsvinden. Legalisatie is niet mogelijk. Eiser handelt derhalve in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet. Ter voorkoming van een ongewenste precedentwerking mag handhaving van de wettelijke voorschriften redelijkerwijs prevaleren boven de belangen van eiser. Op 29 juni 2000 is voor dezelfde werkzaamheden wederom een bouwvergunning gevraagd, die bij besluit van 13 oktober 2000 eveneens is geweigerd. Het overgangsrecht bij het vigerende bestemmingsplan staat de bouw niet toe, zodat evenmin plaats is voor legalisatie uit dien hoofde. De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning). In artikel 100, derde lid, van de Woningwet is bepaald dat toepassing van bestuursdwang bestaande uit het stilleggen van werkzaamheden indien wordt gebouwd of gesloopt in strijd met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, slechts plaatsvindt in de bij de bouwverordening aangewezen gevallen en overeenkomstig daarbij gegeven voorschriften. Op grond van artikel 11.1 van de Bouwverordening is verweerder bevoegd de bouw stil te leggen indien wordt gebouwd zonder bouwvergunning. Gelet op artikel 125 van de Gemeentewet, artikel 100 van de Woningwet en artikel 11.1 van de Bouwverordening, gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is verweerder in het onderhavige geval bevoegd onder toepassing van bestuursdwang de bouw stil te leggen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser, zonder over de daartoe vereiste bouwvergunning te beschikken, werkzaamheden heeft verricht. In dit geding is (enkel) de vraag aan de orde of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot stillegging van de werkzaamheden. Alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van de toepassing van bestuursdwang wanneer in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Naar het oordeel van de rechtbank is van zodanige omstandigheden geen sprake. Gelet op het tijdelijke karakter van een stilleggingsbevel, is daarbij de vraag of de bouw kan worden gelegaliseerd als regel niet aan de orde. Met de aanschrijving wordt uitsluitend beoogd dat de illegale bouwwerkzaamheden worden stilgelegd. Aangezien de weigering van verweerder om bouwvergunning te verlenen formele rechtskracht heeft, kan in het onderhavige geval de vraag of legalisering mogelijk is reeds op die grond niet aan de orde zijn. De omstandigheid dat het bouwwerk na de stillegging niet optimaal tegen weersinvloeden is beschermd, moet voor risico van eiser blijven nu hij zonder vergunning heeft gebouwd. In dit verband merkt de rechtbank op dat eiser dit gevolg ongedaan kan maken door het gebouw in de oude staat te herstellen, nadat verweerder voor zover nodig daarvoor toestemming heeft verleend. Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder de werkzaamheden in redelijkheid heeft kunnen stilleggen. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. De rechtbank acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb een partij te veroordelen in de proceskosten. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 27 april 2001 in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier. w.g. P.R.M. Poiesz w.g. E. de Witt Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto 6:24 van de Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. Afschrift verzonden op: 27 april 2001