Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1733

Datum uitspraak2001-05-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754201-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/754201-00 rolnummer 1 's-Gravenhage, 7 mei 2001 De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [Verdachte], [geboortedatum], te Accra (Ghana), thans gedetineerd in de Penitentaire Inrichting huis van bewaring Noordsingel te Rotterdam. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 april 2001. De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr A.A.G. Balkenende, is verschenen en gehoord. De officier van justitie mr J.H. Meulmeester heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen paspoorten zullen worden onttrokken aan het verkeer. De telastlegging. Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1. Verweer inzake de geldigheid van dagvaarding. De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 3 nietig dient te worden verklaard. Hij heeft daarbij aangevoerd dat de tekst van de dagvaarding te ruim is, zoals bepaald door de Hoge Raad bij een arrest van 28 januari 1983 (NJ 1984, 41), aangezien namen, tijdstippen en locaties ontbreken, zodat de verdachte niet in staat is zich tegen dat feit te verdedigen. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat het bij feit 3 gaat om de vrouwen als bedoeld in de feiten 1 en 2 en dat de in feit 3 vervatte beschuldiging zich ook uitstrekt tot andere vrouwen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat feit 3 geen nadere omschrijving behoeft, zodat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De bewijsmiddelen. P.M. Bewijsmiddelenverweer. De raadsman heeft betoogd dat de aangifte en de overige verklaringen van [medeverdachte] op grond van artikel 6 EVRM niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat deze verklaringen niet in het bijzijn van de verdediging zijn afgelegd en dat hun betrouwbaarheid niet meer door de verdediging kan worden getoetst, aangezien [medeverdachte] - blijkens het dossier - uit Nederland is verdwenen. De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaring van [medeverdachte] wordt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate ondersteund door de overige verklaringen, die tot het bewijs gebezigd zijn. De raadsman heeft voorts betoogd dat de verklaringen die medeverdachte als verdachte bij de politie heeft afgelegd, niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, aangezien de verhoren zonder de aanwezigheid van een tolk hebben plaatsgevonden. Dit rechtbank verwerpt dit verweer, aangezien bij dat verhoor grotendeels is gehandeld overeenkomstig de richtlijn tolkenbijstand opsporingsonderzoek. De verbalisanten hebben immers in het proces-verbaal van het eerste verhoor aangetekend dat het verhoor met instemming van S. in de Engelse taal is afgenomen. Uit die instemming leidt de rechtbank ook af dat de verbalisanten de Engelse taal in voldoende mate beheersten. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Bewijsoverweging. De rechtbank heeft bij de beoordeling van het bewijs in aanmerking genomen dat het telastgelegde, waaronder mensenhandel, een materie betreft waaromtrent aangiftes en getuigenverklaringen in de regel niet dan met de grootste moeite tot stand komen. Dit bijzondere aspect komt ook bij de genoemde bewijsmiddelen indringend naar voren. Mede hierom is de rechtbank van oordeel dat de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, bijdragen tot het bewijs dat ten aanzien van ieder van de vrouwelijke slachtoffers sprake was van een vergelijkbare wijze van optreden door de daders. Een optreden dat werd gekenmerkt door intimidatie door middel van (pseudo)voodoo-rituelen, opwekking van angst door geweld en bedreigingen, en misbruik van een (financiële) afhankelijkheidssituatie, alles met als enig doel dat de vrouwen in de prostitutie een winstobject voor verdachten zouden worden en ook zijn geworden. Immers, na aankomst in Nederland zijn de vrouwen ondergebracht in “safehouses” van waar zij door [dader] en haar mededaders als prostituée werden geëxploiteerd en/of gecontroleerd. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Motivering van de straf. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vrouwenhandel en mensensmokkel in het verband van een criminele organisatie. In Nigeria werden op initiatief van de hoofdverdachte in Nederland, deze werd ook wel met “madam” aangeduid, jonge vrouwen geronseld. Deze vrouwen werd een baan in het vooruitzicht gesteld, waarbij in het midden is gebleven of aanstonds duidelijk was dat het om werkzaamheden in de prostitutie ging. Met behulp van aan voodoorituelen ontleende intimidatietechnieken werden zij onder druk gezet om een schuld te erkennen van doorgaans $ 40.000. Verdachte regelde voor de vrouwen valse papieren, waarmee zij onder meer door verdachte via Ghana naar Europa werden vervoerd. In Nederland aangekomen werden zij aan de madam “geleverd” en werden zij ondergebracht in safehouses. Weer nieuwe voodoorituelen, door de madam uitgevoerd, moesten de druk op hen in stand houden en dienden om afhankelijkheid van de meisjes aan verdachte te bewerkstelligen. Er werden voodoo-pakketten gemaakt met lichaamseigen stoffen van de vrouwen, waarvanuit de suggestie diende te gaan, dat de zij in de macht waren van de bezitster van die pakketten. In sommige gevallen werden voor de vrouwen vernederende foto’s gemaakt met het doel deze zo nodig naar de familie in Nigeria te kunnen sturen. Vervolgens werden zij in de prostitutie aan het werk gezet, teneinde de gecreërde schuld aan de madam of aan verdachte af te betalen. Zij werden regelmatig gecontroleerd en er werd - ook fysieke - druk op hen uitgeoefend als zij naar het oordeel van de madam of verdachte in gebreke bleven. Op deze wijze geïntimideerd zijn zij daadwerkelijk als prostituee gaan werken en werd voorkomen dat zij die werkzaamheden konden beëindigen indien zij dat wilden. Ook hun illegale verblijfsstatus legde hen aanzienlijke beperkingen op. Dit alles had ook tot gevolg dat een groot aantal van die vrouwen, eenmaal door de politie aangetroffen in één van de safehouses, uit angst geen inhoudelijke verklaringen wilden afleggen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Enerzijds gelet op de omstandigheid dat de rol van verdachte bij de feiten, hoewel aanzienlijk, relatief beperkter is geweest dan de rol van medeverdachte H. Omorogbe, anderzijds in aanmerking genomen de lange periode waarin de feiten hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats. Inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen paspoorten, genummerd 1 tot en met 3, onttrekken aan het verkeer, zijnde deze paspoorten voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze paspoorten, van welke paspoorten de valsheid is komen vast te staan, zijn vervaardigd en bestemd tot het begaan van de onder 3 en 4 bewezenverklaarde misdrijven, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De toepasselijke wetsartikelen. De artikelen: - 36b, 36c, 57, 140, 197a, 250a en 250ter(oud) van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: feit 1: mensenhandel door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en - mensenhandel, meermalen gepleegd; feit 2: een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl deze feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, meermalen gepleegd, en - een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen hem of haar uit de opbrengst van zijn of haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, terwijl deze feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, en - een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen hem of haar uit de opbrengst van zijn of haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, meermalen gepleegd; feit 3: - een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en verblijven in Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit in vereniging begaan wordt door meerdere personen, meermalen gepleegd; feit 4: - het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven; verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: - gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren; bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op: 15 december 2000; in voorlopige hechtenis gesteld op: 18 december 2000; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 3, te weten; 1 paspoort, Ghanees nr. H0227531 tnv 1 paspoort, gestolen Nederlands paspoort ; 3 paspoorten, fotocopy paspoorten. Dit vonnis is gewezen door mrs Quadekker, voorzitter, Koek en Raeijmaekers, rechters, in tegenwoordigheid van mr Gest, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2001. mr Koek is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.