Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1997

Datum uitspraak2001-06-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/085946-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 5 juni 2001 Parketnummer: 17/085946-00 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [..] 1952 te [geboortegemeente], wonende te [adres]. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 22 mei 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.S. van der Biezen, advocaat te Woerden. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. PARTIËLE VRIJSPRAAK De verdachte moet van het primair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het subsidiair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: hij op 16 juni 2000, bij Boksum, in de gemeente Menaldumadeel, als bestuurder van een voertuig (een bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de Westergoawei (in de richting van Leeuwarden), op een recht of nagenoeg recht en schoon en droog weggedeelte van genoemde provinciale autoweg, in plaats van met het door hem bestuurde motorrijtuig op zijn eigen weghelft rechtdoor te blijven rijden, plotseling gedeeltelijk op de voor verdachte linker weghelft is terechtgekomen op het moment dat er uit tegengestelde richting een trekker met oplegger naderde, waardoor verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen die trekker met oplegger is opgebotst of aangereden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op de overtreding: Subsidiair: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. STRAFBAARHEID VERDACHTE Namens verdachte heeft diens raadsman een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld, nu verdachte geen verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het bewezen verklaarde feit, zodat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ter onderbouwing van het verweer is slechts aangevoerd dat onbekend is gebleven waardoor verdachte op de linker weghelft is gaan rijden. De rechtbank is van oordeel dat aldus onvoldoende feiten en omstandigheden ter onderbouwing van het verweer zijn gesteld, zodat niet aannemelijk is geworden dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt. Het verweer wordt derhalve verworpen. De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het subsidiair telastegelegde tot een geldboete van f2500,-- subsidiair 35 dagen en 3 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het subsidiair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Betaling van een geldboete ten bedrage van ƒ 2.500,-- (zegge: vijfentwintighonderd gulden), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Ten aanzien van het subsidiair telastegelegde voorts: Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van DRIE MAANDEN. Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juni 2001. Mr. Lootsma-Oude Nijeweme is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.