Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB2036

Datum uitspraak2001-06-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/085143-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MILITAIRE KAMER VERKORT STRAFVONNIS In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: [VERDACHTE] Advocaat: mr. M.W. Kok te Tegelen Parketnummer: 05/085143-00 Zitting: 28 mei 2001 (TEGENSPRAAK) Uitspraak: 11 juni 2001 1. DE TENLASTELEGGING Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 2. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING De zaak is op 28 mei 2001 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.W. Kok, advocaat te Tegelen. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot militaire detentie voor de duur van 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 (honderd en tachtig) uren, bij niet naar behoren uitgevoerd te vervangen door een hechtenis voor de duur van 90 (negentig) dagen. 3. DE BESLISSING INZAKE HET BEWIJS De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte subsidiair is tenlastegelegd, voor zover niet doorgestreept of gewijzigd in bijlage II. Hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Het bewezenverklaarde levert op: subsidiair: "als militair aan zijn schuld te wijten zijn dat hij een dienstvoorschrift niet opvolgt, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander is ontstaan en terwijl het feit iemands dood tengevolge heeft”, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 137 aanhef en onder 2° en 3° van het Wetboek van Militair Strafrecht. Het feit is strafbaar. 5. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. DE MOTIVERING VAN DE SANCTIE(S) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: a. de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en met de omstandigheden waaronder dit is begaan; b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de dader, waarbij is gelet op: een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 augustus 2000; een informatieformulier strafzaken van de Raad van de Kinderbescherming Roermond, gedateerd 22 mei 1997. Het bewezenverklaarde nalatige gedrag van verdachte en zijn mededader heeft het leven gekost van twee kinderen, terwijl een ander kind zwaar werd verwond. Het is derhalve een ernstig feit dat op zichzelf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dat verdachte in ernstige mate nalatig is geweest door het niet acht nemen van de basisveiligheidsregels van de IK 5-137. Van verdachte kon verlangd worden dat hij zelf een grote zorgplicht in acht nam en afdoende maatregelen zou treffen en het niet bij een waarschuwing had gelaten, zeker nu de slachtoffers kinderen in de leeftijd van zeven tot twaalf jaar oud betroffen. Weliswaar was verdachtes mededader een militaire meerdere, doch bij diens nalatigheid ontheft deze gezagsverhouding verdachte niet van zijn eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het naleven van dienstvoorschriften. Wel is deze omstandigheid aanleiding tot het opleggen van een lagere straf dan die welke aan verdachtes mededader wordt opgelegd. De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte, het feit dat het gebeuren verdachte zeer heeft aangegrepen en met name met de bijzondere operationele omstandigheden. De rechtbank is derhalve, alles afwegende, van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaak oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende bestraffing is. 7. TOEGEPASTE WETTELIJKE ARTIKELEN De beslissing is gegrond, behalve op het reeds aangehaalde voorschrift, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 4 van het Wetboek van Militair Strafrecht. 8. DE BESLISSING De rechtbank, recht doende: Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) maanden. Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van 2 (TWEE) JAREN. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Aldus gewezen door: mr. B.N. Crol, vice-president als voorzitter, mr. G. Krale, rechter, luitenant-kolonel mr. A.M. van Gorp, militair lid, in tegenwoordigheid van E. Visser, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2001.