Jurisprudentie
AB2182
Datum uitspraak2001-06-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/059010-01
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/059010-01
Statusgepubliceerd
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/059010-01.
Uitspraakdatum: 19 juni 2001.
V E R K O R T V O N N I S
Verkort vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
(verdachte)
geboren te (geboorteplaats) in 1945,
wonende te (woonplaats)
thans gedetineerd
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juni 2001.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 mei 2001. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 5 juni 2001 gewijzigd. Van deze vordering is eveneens een fotokopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
ten aanzien van het onder 2 en onder 3 tenlastegelegde:
Ter terechtzitting is door de verdediging aangevoerd dat verdachte de verklaringen zoals hij die bij de politie heeft afgelegd en zoals die verklaringen in de van de verhoren opgemaakte processen-verbaal zijn weergegeven niet aan het bewijs mogen bijdragen omdat verdachte tijdens deze verhoren door een verhorende verbalisant onder zodanige druk is gezet dat hij in die verklaringen in strijd met de waarheid heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte de door hem bij de politie afgelegde verklaringen niet in vrijheid heeft afgelegd. Verdachte heeft immers bij gelegenheid van zijn verhoor door de rechter-commissaris en nadien bij het verhoor in raadkamer tijdens de verlenging van de voorlopige hechtenis de ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen bevestigd. De rechtbank acht dan ook geen termen aanwezig om de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd niet aan het bewijs te laten bijdragen. Het hiervoor genoemde verweer wordt verworpen.
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde voorts:
Op de in de pleitnota aangevoerde gronden heeft de raadsman betoogd dat vrijspraak dient te volgen nu geen ontucht zou zijn gepleegd met verdachte's minderjarige pupil.
De rechtbank is van oordeel dat, in ieder geval aan het einde van de tenlastegelegde periode, sprake is geweest van een verhouding waarin verdachte de persoonlijke verzorger van (slachtoffer) is geworden en wel toen (slachtoffer) bij (voetbalclub) voetbalde bij de jeugdploegen C en B en derhalve tussen de 13 en 15 jaar oud was. De rechtbank beschouwd om die reden (slachtoffer) als minderjarige pupil van verdachte en verwerpt het hiervoor genoemde verweer.
ten aanzien van het onder 4 en onder 5 tenlastegelegde:
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat , na wijziging, de tenlastelegging voor deze feiten zich uitstrekt over de periode vanaf 28 maart 1989 tot en met 1 juni 1993, terwijl de aangifte handelt over de periode van 1978 tot 1987. Voor het bewijs dat verdachte de handelingen heeft gepleegd in de periode zoals die onder feit 4 en 5 zijn tenlastegelegd zijn geen bewijsmiddelen voorhanden. De rechtbank zal verdachte van deze feiten vrijspreken.
ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde:
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman aangevoerd dat zelfs indien bewezen zou kunnen worden verklaard dat verdachte deze handelingen heeft gepleegd die handelingen niet een ontuchtig karakter dragen.
De rechtbank is van oordeel dat zelfs indien de tenlastegelegde handelingen door verdachte zouden zijn gepleegd, dat handelen van verdachte weliswaar sociaal onwenselijk is, maar dat die handelingen niet zodanig zijn dat die als ontuchtig kunnen worden aangemerkt en in elk geval is daarvoor geen bewijs in het dossier voorhanden. De rechtbank honoreert het door de raadsman terzake gevoerde verweer. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstan-digheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt voor het feit waarop zij betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Op 1 december 1999, derhalve nadat het onder 3 bewezenverklaarde feit is gepleegd, is artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht gewijzigd. Deze wijziging had geen betrekking op het eerste doch uitsluitend op het tweede lid van dat artikel. Uit de wetswijziging valt dan ook geen gewijzigd inzicht in de strafwaardigheid van de gedraging omschreven in artikel 249 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht af te leiden. Laatstgenoemde bepaling zoals die na de wetswijziging van 1 december 1999 geldt is dan ook op geen enkele wijze gunstiger voor verdachte. Daarom zal het recht worden toegepast zoals dat gold op het moment dat het onder 3 bewezenverklaarde feit werd gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te de feiten laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 28, 31, 57, 240b, 249, 249 (oud) en 251 van het Wetboek van Strafrecht.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
* Een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van 5 jaar onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
* Ontzetting van verdachte uit het beroep van huisarts voor de duur van 5 jaar;
* Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1) tot een bedrag van ƒ 2.500,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van ƒ 2.500,-- subs. 45 dagen hechtenis;
* Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 2) tot een bedrag van ƒ 10.000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van ƒ 10.000,-- subs. 100 dagen hechtenis.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf en de bijkomende straf die aan de verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op:
a. het door de rechtbank bewezenverklaarde, hetgeen afwijkt van de visie van de officier van justitie.
De rechtbank is van mening dat nu voor een deel van de tenlastegelegde feiten niet voldoende bewijs in het dossier voorhanden is , dit van invloed dient te zijn op de straftoemeting.
b. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
De rechtbank meent, rekening houdend met het bewezenverklaarde, waaruit ondermeer volgt dat een belangrijk deel van de strafbare feiten meermalen is begaan in het kader van de beroepsuitoefening van de verdachte en rekening houdend met het zeer ingrijpend karakter van de nader te noemen sanctie, dat de bijkomende straf van ontzetting van de uitoefening van bepaalde rechten, te weten de straf van ontzetting van de uitoefening van het beroep van (huis)arts, voor een juiste normhandhaving vereist is.
c. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met:
in strafverminderende zin:
- verdachte is nog niet eerder met de strafrechter in aanraking gekomen, terwijl hij een deel van de feiten langere tijd geleden heeft gepleegd;
- de strafzaak heeft veel publiciteit gekregen, waarbij ook ruime aandacht is besteed aan de persoon van de verdachte;
- de persoonlijke gevolgen die de strafzaak voor verdachte heeft gehad.
en in strafverzwarende zin:
- verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het strafbare feit dat "ad informandum" is vermeld op de inleidende dagvaarding. Voor dit feit is of zal verdachte niet afzonderlijk worden vervolgd;
- verdachte heeft langdurig en meermalen het vertrouwen van patiënten/pupillen geschonden, als ook heeft misbruik gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie tussen hem en de patiënten/pupillen;
- het handelen van verdachte heeft gevolgen gehad voor de slachtoffers en verdachte heeft met zijn handelen de beroepsstand in diskrediet gebracht.
De door de officier van justitie gevorderde straf is naar het oordeel van de rechtbank te hoog. Daarbij komt dat de rechtbank een deel van die feiten niet bewezen acht. Dit, in combinatie met de aangegeven bijzondere omstandigheden bij de strafoplegging, verklaart waarom de rechtbank afwijkt in haar strafoplegging van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat van algemene bekendheid is dat bij de produktie van kinderporno enorm veel en vaak onherstelbaar leed aan de vaak (zeer) jeugdige slachtoffers wordt aangedaan. De produktie van kinderporno blijft in stand omdat de makers daarvan de wetenschap hebben dat er een markt voor hun produkten is. Door deze kinderpornografische videobanden voorhanden te hebben heeft verdachte ertoe bijgedragen dat de produktie van kinderpornografische opnamen in stand is gebleven. Dit laat de rechtbank ernstig meewegen bij de vaststelling van de hoogte van de hierna op te leggen gevangenisstraf.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de hierna te formuleren voorwaarde houdt. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Met betrekking tot de ontzetting van de uitoefening van het beroep van (huis)arts overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 31 van het Wetboek van Strafrecht bij een op te leggen tijdelijke gevangenisstraf de duur van die ontzetting tenminste twee jaar de duur van de hoofdstraf - waaronder de rechtbank verstaat het onvoorwaardelijk deel daarvan - dient te boven te gaan. In het onderhavige geval vindt de rechtbank het met toepassing van voornoemd wetsartikel berekende minimum passend.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 2)
Nu verdachte van het hem onder 4 en onder 5 tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank vindt termen aanwezig de kosten tussen partijen te compenseren.
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet is komen vast te staan dat de door de benadeelde partij schade vordert welke door verdachte als gevolg van het onder 3 primair bewezen verklaarde is toegebracht dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank vindt termen aanwezig de kosten tussen partijen te compenseren.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4, 5 en 6 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde bewezen, zoals hiervoor omschre-ven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven
1. Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand, die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in voorraad hebben, meermalen gepleegd. (artikel 240b eerste lid van het Wetboek van Strafrecht)
2. Werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd (artikel 249 derde lid van het Wetboek van Strafrecht)
3. Ontucht plegen met zijn pupil, meermalen gepleegd (artikel 249 (oud) eerste lid van het Wetboek van Strafrecht)
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en):
* een gevangenisstraf voor de tijd van drie jaar, met bevel dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf.
Beveelt dat een deel van deze gevangenisstraf te weten één jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
* ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van (huis)arts voor de duur van vier jaar.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1) (feit 3)
Bepaalt dat de benadeelde partij genaamd (benadeelde partij 1), wonende te (woonplaats)aan de (adres), niet ontvankelijk is in de vordering.
Compenseert de kosten in dier voege dat elke partij de eigen kosten draagt. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 2): (feit 4 en 5)
Bepaalt dat de benadeelde partij genaamd (benadeelde partij 2), wonende te (woonplaats) aan de (adres), niet ontvankelijk is in de vordering.
Compenseert de kosten in dier voege dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rijken, voorzitter, mr. Brouwer en mr. Visser, leden, in tegenwoordigheid van Van Neerven, griffier en is uitgesproken op 19 juni 2001.
De bewezenverklaring
1.hij op 16 februari 2001 te Oss gegevensdrager(s), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten: videoband HZ-1-47, videoband HZ-1-37, videoband HZ-1-36, videoband HZ-1-32, videoband HZ-1-30. videoband HZ-1-28, videoband HZ-1-29, videoband HZ-1-33, videoband HZ-1-42, videoband HZ-1-43, videoband HZ-1-44, videoband HZ-1-12, videoband HZ-1-8, videband HZ-1-7, videoband HZ-1-6, videoband HZ-1-5, videoband HZ-1-10, videoband HZ-3-2, videband HZ-3-3, videoband HZ-1-61, videoband HZ-1-60, videband HZ-1-57, videoband HZ-1-62, videoband HZ-1-50, videoband HZ-1-53, (telkens) bevattende afbeelding(en) van orale en/of vaginale en/of anale seks en/of masturbatiehandelingen van en/of tussen jongen(s), kennelijk jonger dan 16 jaar en/of meisje(s), kennelijk jonger dan 16 jaar onderling, en/of tussen jeugdigen, kennelijk jonger dan 16 jaar met (een) perso(o)n(en), (kennelijk) ouder dan 16 jaar, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (derhalve) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, was betrokken (telkens) in voorraad heeft gehad;
2. hij in de periode van 8 februari 1994 tot en met 2 maart 1994 te Oss, terwijl hij als (huis)arts/geneeskundige werkzaam was in de gezondheidszorg ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer), die zich als patiënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte genoemde persoon aan en in de nabijheid van het geslachtsdeel ontuchtig betast en aangeraakt;
3.hij in de periode van 1 januari 1984 tot en met 31 december 1989 te Oss (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pupil (te weten (slachtoffer), geboren (geboortedatum) 1974), welke ontucht hierin heeft bestaan, dat hij, verdachte, die (slachtoffer) (telkens) heeft afgetrokken.
Tenlastelegging
1.Hij op of omstreeks16 februari 2001, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 16 februari 2001 te Oss, in elk geval in Nederland, een of meermalen (een) afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende een of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten: videoband HZ-1-47, videoband HZ-1-37, videoband HZ-1-36, videoband HZ-1-32, videoband HZ-1-30. Videoband HZ-1-28, videoband HZ-1-29, videoband HZ-1-33, videoband HZ-1-42, videoband HZ-1-43, videoband HZ-1-44, videoband HZ-1-12, videoband HZ-1-8, videband HZ-1-7, videoband HZ-1-6, videoband HZ-1-5, videoband HZ-1-10, videoband HZ-3-2, videband HZ-3-3, videoband HZ-1-61, videoband HZ-1-60, videband HZ-1-57, videoband HZ-1-62, videoband HZ-1-50, videoband HZ-1-53, (telkens) bevattende (een) afbeelding(en) van orale en/of vaginale en/of anale seks en/of masturbatiehandelingen van en/of tussen jongen(s), kennelijk jonger dan 16 jaar en/of meisje(s), kennelijk jonger dan 16 jaar onderling, en/of tussen jeugdigen, kennelijk jonger dan 16 jaar met (een) perso(o)n(en), (kennelijk) ouder dan 16 jaar, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (derhalve) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, was betrokken (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in voorraad heeft gehad;
2. hij in of omstreeks de periode van 8 februari 1994 tot en met 2 maart 1994 te Oss, terwijl hij als (huis)arts/geneeskundige werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte genoemde perso(o)n(en) aan en/of in de nabijheid van het geslachtsdeel ontuchtig betast en/of aangeraakt;
3.hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1984 tot en met 31 december 1989 te Oss (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pupil, althans met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (te weten (slachtoffer), geboren (geboortedatum) 1974), welke ontucht hierin heeft bestaan, dat hij, verdachte, die (slachtoffer) (telkens) heeft afgetrokken, althans diens penis (ontuchtig) heeft aangeraakt en/of betast;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1984 tot en met 31 december 1989 te Oss (telkens) met een persoon (te weten (slachtoffer), (geboortedatum) 1974, die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat hij, verdachte die (slachtoffer) (telkens) heeft afgetrokken, althans de penis van die (slachtoffer) (ontuchtig) heeft betast en/of aangeraakt.
4. hij in of omstreeks de periode 28 maart 1989 tot en met 1 december 1991 te Oss (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn pupil (te weten (slachtoffer)), welke ontucht erin heeft bestaan dat hij, verdachte, die (slachtoffer) (telkens) heeft afgetrokken, althans de penis van die (slachtoffer) (ontuchtig) heeft betast en/of aangeraakt en/of in de mond genomen.
5.hij in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 1 juni 1993 te Oss, terwijl hij als (huis) arts/geneeskundige werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, (telkens) ontucht heeft gepleegd met (slachtoffer), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, genoemd (slachtoffer) (telkens) afgetrokken, althans (ontuchtig) de penis van die (slachtoffer) heeft betast, althans aangeraakt en/of in de mond genomen.
6. hij in of omstreeks de periode 25 juni 1997 tot en met 1 januari 2001 te Oss (telkens) met slachtoffer, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande hieruit dat hij, verdachte, die (slachtoffer) (telkens) (ontuchtig) over de buik, althans het lichaam heeft gestreeld, althans de buik (ontuchtig) heeft aangeraakt en/of zich heeft laten kussen en/of die (slachtoffer) heeft gekust.
Ad informandum: omstreeks 16 februari 2001 te Oss in voorraad hebben van kinderporno op video (voor zover niet telastegelegd bij feit 1), computerbestanden en boeken/tijdschriften.