Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB2284

Datum uitspraak2001-05-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers01/269 BESLU H1 V
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beslissing tot overplaatsing van leerling naar dependance van dezelfde school is niet gericht op rechtsgevolg. Door de directeur van de openbare basisschool (o.b.s.) X is aan de moeder van verzoekster onder meer meegedeeld dat verzoekster wordt overgeplaatst naar de dependance van X. Rechtbank: De beslissing om verzoekster te verplaatsen van de vestiging van o.b.s. X naar de dependance van X, kan niet worden aangemerkt als een besluit dat is gericht op rechtsgevolg. In casu is geen sprake van verwijdering van de school als bedoeld in art. 40 Wet op het primair onderwijs (WPO). Verzoekster is immers niet als leerling van o.b.s. X uitgeschreven, doch zij is verplaatst naar een andere locatie binnen dezelfde school. De school biedt verzoekster nog steeds op dezelfde manier onderwijs door dezelfde leerkrachten en met gebruikmaking van dezelfde leermiddelen. Ook kan verzoekster ongewijzigd aanspraak maken op dezelfde voorzieningen als de overige leerlingen binnen de school. Evenmin is sprake van een nieuwe toelatingsbeslissing nu verzoekster immers reeds is toegelaten op deze school. De voorliggende beslissing is derhalve een andere dan waar art. 40, eerste lid WPO op ziet. Er is dan ook geen sprake van een besluit in de zin van art. 1:3, eerste lid Awb. Nu in casu geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep ingevolge die wet openstaat, kan verzoekster niet worden ontvangen in het namens haar ingediende verzoek om voorlopige voorziening. President verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede, verweerder. mr. H.G. Rottier (president)


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO President Registratienummer: 01/269 BESLU H1 V UITSPRAAK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8:84 AWB in het geschil tussen: A, wonende te B, verzoekster, wettelijk vertegenwoordigd door C, gemachtigde: mr. M.J.A. Oortman, advocaat te Enschede, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Enschede, verweerder. 1. De feiten en het verloop van de procedure Bij brief van 26 maart 2001 heeft de directeur van openbare basisschool X te B aan de moeder van verzoekster meegedeeld dat verzoekster voor twee dagen, te weten maandag 26 en dinsdag 27 maart 2001, van school wordt geschorst in afwachting van intern en extern overleg ten aanzien van nader te ondernemen stappen. Voorts heeft de directeur daarbij voorgesteld verzoekster met ingang van woensdag 28 maart 2001 te plaatsen in groep 4b in de dependance van o.b.s. X aan de […]weg […] te B. Aanleiding hiertoe was het feit dat naar de mening van de directrice de veiligheid en de sfeer op school de laatste tijd ernstig verstoord worden door de houding van verzoeksters moeder en haar huisgenoot, de heer Z, ten opzichte van directie, leerkrachten en ouders van de school. In een gesprek met een beleidsmedewerker van de afdeling Onderwijs van de gemeente op 28 maart 2001 heeft verzoeksters moeder te kennen gegeven zich niet met de overplaatsing van verzoekster naar de dependance aan de […]weg te kunnen verenigen. Bij schrijven van 29 maart 2001 heeft de betreffende beleidsmedewerker aan de moeder van verzoekster meegedeeld dat het schoolbestuur de overplaatsing van verzoekster naar de dependance van de o.b.s. X aan de […]weg overneemt. Daartegen heeft verzoeksters gemachtigde op 5 april 2001 een bezwaarschrift ingediend. Bij verzoekschrift van 11 april 2001 is namens verzoekster aan de president van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat de besluiten tot verwijdering en van verzoekster van o.b.s. X, hoofdgebouw […]weg, en overplaatsing naar de dependance van die school aan de […]weg, worden geschorst en dat verzoekster met onmiddellijke ingang weer moet worden toegelaten op de hoofdlocatie aan de […]weg, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van f 500,- voor iedere dag waarop verweerder in gebreke blijft. Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 april 2001, waar verzoeksters moeder in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. M.J.A. Oortman, voornoemd, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. W. van de Wetering, advocaat te Enschede, alsmede door J. van Esseveld, ambtenaar van de gemeente Enschede, en mevrouw Y, directeur van o.b.s. X. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de president van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd. Gelet hierop dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of in casu sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen bezwaar en aansluitend beroep bij de rechtbank openstaan. Naar het oordeel van de president is zulks niet het geval. De beslissing om verzoekster te verplaatsen van de vestiging van o.b.s. X aan de […]weg naar de dependance aan de […]weg, kan niet worden aangemerkt als een besluit dat is gericht op rechtsgevolg. In casu is geen sprake van verwijdering van de school als bedoeld in artikel 40 van de Wet op het primair onderwijs (WPO). Verzoekster is immers niet als leerling van o.b.s. X uitgeschreven, doch zij is verplaatst naar een andere locatie binnen dezelfde school. De school biedt verzoekster nog steeds op dezelfde manier onderwijs door dezelfde leerkrachten en met gebruikmaking van dezelfde leermiddelen. Ook kan verzoekster ongewijzigd aanspraak maken op dezelfde voorzieningen als de overige leerlingen binnen de school. Evenmin is sprake van een nieuwe toelatingsbeslissing nu verzoekster immers reeds is toegelaten op deze school. De voorliggende beslissing is derhalve een andere dan waar artikel 40, eerste lid, van de WPO op ziet. Er is dan ook geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Nu in casu geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep ingevolge die wet openstaat, kan verzoekster niet worden ontvangen in het namens haar ingediende verzoek om voorlopige voorziening. Beslist wordt derhalve als volgt. 3. Beslissing De president van de Arrondissementsrechtbank Almelo, Recht doende: verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. Gewezen en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2001 door mr. H.G. Rottier in tegenwoordigheid van G. Kootstra, griffier. Afschrift verzonden op Mtl