Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB2353

Datum uitspraak2001-06-27
Datum gepubliceerd2001-06-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200229900
Statusgepubliceerd


Uitspraak

rolnummer 2200229900 parketnummer 1022128599 datum uitspraak 27 juni 2001 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 24 mei 2000 in de strafzaak tegen [Verdachte] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 11 mei 2001 en 13 juni 2001. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest. Ingevoegde dagvaarding: Arrondissementsparket Rotterdam Postbus 50956, postcode 3007 BT DAGVAARDING VAN VERDACHTE Sector: VA Parketnr : 10/221235-99 Vo1gnr. Aan: naam: [verdachte] geboren op: [geboortedatum] wonende te: [woonplaats] adres: [adres] Hierbij dagvaard ik u om als verdachte te verschijnen op woensdag 10 mei 2000, te 14.45 uur, ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, Wilhelminaplein 125, teneinde terecht te staan terzake van hetgeen hieronder is omschreven. Ik verwijs naar de mededelingen onder 1,2,5,6,7,8,9 en 10 op de achterzijde van dit blad. Rotterdam, 11 april 2000, de officier van justitie, Aan bovengenoemde verdachte persoon wordt tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 27 november 1999 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te, wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig (hoogst) roekeloos, althans zeer danwel aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, (één van) de rijba(a)n(en) van de Maastunnel, welk roekeloos, althans onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar, terwijl -die weg was gelegen binnen de bebouwde kom en/of ter plaatse voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 50 kilometer per uur en/of -in de door verdachte bereden rijbaan van de westelijke tunnelbuis van de Maastunnel een bocht naar links (gezien verdachtes rijrichting) was gelegen, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 133 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, in elk geval met een (gelet op de situatie ter plaatse) (véél) te hoge, snelheid en/of (aldus rijdend) voornoemde (in die tunnelbuis gelegen) bocht is ingereden en/of door gaan rijden en/of (daarbij) niet (behoorlijk) het verloop van de rijbaan heeft gevolgd en/of is blijven volgen en/of in aanraking is gekomen met de (gezien zijn rijrichting) rechts gelegen verhoogde troittoirband en/of tunnelwand en/of (vervolgens) de controle over het voertuig heeft verloren enlof (via de linker- en/of de rechter tunnelwand en/of met de wielen van de grond loskomend) (net) voorbij de uitgang van die tunnelbuis via een verhoogde middenberm (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende (in de richting van de oosteljjke tunnelbuis van de Maastunnel rijdende) verkeer is terechtgekomen en/of (nagenoeg frontaal) in botsing of aanrijding is gekomen met een aldaar rijdende andere auto, waardoor twee inzittenden van die andere auto, genaamd [slachtoffer] en/of [slachtoffer] werden gedood en/of twee, althans één andere inzittende(n) van die andere auto, genaamd [slachtoffer] en/of [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (artikel 6 juncto 175 lid 2 Wegenverkeerswet 1994); Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: A. hij op of omstreeks 27 november 1999 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig,(personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,65 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn (artikel 8 lid 2 onder b juncto l76 lid 3: en 179 lid 1 Wegenverkeerswet 1994); en/of B. hij op of omstreeks 27 november 1999 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig, (personenauto), daarmede rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, (één van) de rijba(a)n(en) van) de Maastunnel, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte toen daar, terwijl -die weg was gelegen binnen de bebouwde kom en/of ter plaatse voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 50 kilometer per uur en/of -in de door verdachte bereden rijbaan van de westelijke tunnelbuis van de Maastunnel een bocht naar links (gezien verdachtes rijrichting) was gelegen, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 138 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, in elk geval met een (gelet op de situatie ter plaatse)(véél) te hoge snelheid en/of (aldus rijdend) voornoemde (in die tunnelbuis gelegen) bocht is ingereden en/of door gaan rijden en/of (daarbij) niet (behoorlijk) het verloop van de rijbaan heeft gevolgd en/of is blijven volgen enlof in aanraking is gekomen met de (gezien zijn rijlichting) rechts gelegen verhoogde troittoirband en/of tunnelwand en/of (vervolgens) de controle over het voertuig heeft verloren enlof (via de linker- en/of de rechter tunnelwand en/of met de wielen van de grond loskomend) (net) voorbij de uitgang van de tunnelbuis via een verhoogde middenberm (gedeeltelijk) op de rijhaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende (in de richting van de oostelijke tunnelbuis van de Maastunnel rijdende) verkeer is terechtgekomen en/of (nagenoeg frontaal) in botsing of aanrijding is gekomen met een aldaar rijdende andere auto (artikel 5 juncto 177 lid 1 en 179 lid 2 wegenverkeerswet 1994) ; "U dient er rekening mee te houden dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een op deze dagvaarding velmeld strafbaar feit, zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Conform het bepaalde in artikel 51 b van het wetboek van Strafvordering is het mogelijk dat de vordering later schriftelijk, namelijk voor de aanvang van de terechtzitting, danwel mondeling tijdens de terechtzitting wordt ingediend. Indien thans aan het openbaar ministerie bekend is of benadeelde partij zich heeft gevoegd, treft u de inhoud van diens vordering en de daarbij vermelde gronden op deze dagvaarding aan." Vervolg arrest: Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt (zakelijke weergave bewezenverklaring) Dat hij op 27 november 1999 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig hoogst roekeloos en met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de rijbanen van de Maastunnel (….) en nagenoeg frontaal in botsing is gekomen met een aldaar rijdende andere auto, waardoor twee inzittenden van die andere auto genaamd (..) en (..) werden gedood en twee andere inzittenden van die andere auto genaamd (..) en (..) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht zulks terwijl hij , verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet. Ingevoegde bewezenverklaring: hij op 27 november 1999 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat eenaan zijn schuld te,wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig (hoogst) roekeloos en met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de rijba(a)n(en) van de Maastunnel, welk roekeloos en onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar, terwijl -die weg was gelegen binnen de bebouwde kom en ter plaatse voor motorvoertuigen een maximumsnelheid gold van 50 kilometer per uur en -in de door verdachte bereden rijbaan van de westelijke tunnelbuis van de Maastunnel een bocht naar links (gezien verdachtes rijrichting) was gelegen, heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid en aldus rijdend voornoemde in die tunnelbuis gelegen bocht is ingereden en door gaan rijden en daarbij niet behoorlijk het verloop van de rijbaan heeft gevolgd en is blijven volgen en in aanraking is gekomen met de (gezien zijn rijrichting) rechts gelegen verhoogde troittoirband en tunnelwand en de controle over het voertuig heeft verloren en met de wielen van de grond loskomend net voorbij de uitgang van die tunnelbuis via een verhoogde middenberm op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende in de richting van de oosteljjke tunnelbuis van de Maastunnel rijdende verkeer is terechtgekomen en nagenoeg frontaal in botsing is gekomen met een aldaar rijdende andere auto, waardoor twee inzittenden van die andere auto, genaamd [slachtoffer] en [slachtoffer] werden gedood en twee, andere inzittenden van die andere auto, genaamd [slachtoffer] en [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, zulks terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. Vervolg arrest: Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastege-legd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrij-gesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daar-door niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige aan dit feit verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd, en overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige aan dit feit verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De verdachte is in eerste aanleg ter zake van het onder primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren, met aftrek. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren, met aftrek. Ten aanzien van de benadeelde partijen vordert hij de niet-ontvankelijk verklaring. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstan-dighe-den van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. In de vroege ochtend van zaterdag 27 november 1999 heeft verdachte, als bestuurder van zijn BMW (type 518)-personenauto door de westelijke tunnelbuis van de Maastunnel te Rotterdam gereden. Deze rit is geëindigd in een vreselijk ongeval, waarbij de BMW van verdachte, even buiten die tunnelbuis, nagenoeg frontaal is gebotst op een tegemoetkomende Honda (Integra)-personenauto. In deze Honda bevonden zich vier inzittenden: [slachtoffer 1] (geboren 1963), [slachtoffer 2] (geboren 1973), [slachtoffer 3] (geboren 1970) en [slachtoffer 4]. (geboren 1975). De genoemde [slachtoffers 1 en 2] zijn tengevolge van de aanrijding gedood, en de genoemde [slachtoffers 3 en 4] zijn beide zwaar gewond geraakt. Verdachte zegt zich weinig van de toedracht van het ongeval en van zijn daaraan voorafgaande tijdpassering te kunnen herinneren. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zeer goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse, in het bijzonder met de bocht in de westelijke tunnelbuis, en dat hij hoogst roekeloos met onverantwoord hoge snelheid en onder invloed van een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank in die tunnelbuis is gaan rijden, hiermee - zeker in de omslotenheid van een tunnel als de onderhavige - voorzienbaar de voorwaarden scheppend voor een verlies van controle over het stuur waardoor zijn auto uiteindelijk als een ongeleid projectiel door en uit de tunnel zou worden geslingerd, daarmee niet alleen zichzelf maar ook zijn medeweggebruikers blootstellend aan levensgevaar. In dit geval heeft dit levensgevaar zich meervoudig gerealiseerd, waardoor de overlevende slachtoffers en de nabestaanden van de dodelijke slachtoffers zich geconfronteerd zien met de onuitwisbare gevolgen. Twee jonge levens zijn afgebroken, en twee jonge mensen zijn zwaar gewond geraakt. De rechtbank heeft - in navolging van de eis van de officier van justitie - de verdachte voor dit verkeersgedrag een gevangenisstraf van 5 jaren opgelegd, waarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een tijdsduur van 5 jaren. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van 6 jaren geëist, waarnaast een rijontzegging voor de duur van 5 jaren. Zoekend naar een strafrechtelijke reactie die recht kan doen enerzijds aan de geschokte rechtsorde - waaronder de slachtoffers en nabestaanden - en anderzijds aan de persoon en de omstandigheden van de verdachte, neemt het hof naast het bovenstaande het navolgende in aanmerking. Verdachte is geboren in 1971, en heeft geen noemenswaardig strafblad; daarop prijkt geen enkel verkeersdelict. Uit het Rapport van het Boumanhuis van oktober 2000 blijkt niet van enig ander maatschappelijk onaangepast gedrag. In tegenstelling tot de terechtzitting in eerste aanleg - waarop verdachte blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting op oprecht aandoende wijze zijn spijt heeft betuigd -, heeft verdachte in het hoger beroep geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in zijn laatste woord iets ten aanzien van de slachtoffers en nabestaanden te zeggen. Ook overigens heeft verdachte zich ter terechtzitting voor het hof zeer terughoudend opgesteld. Toch ziet het hof in deze terughoudende opstelling onvoldoende reden om aan te nemen dat verdachte inmiddels onverschillig is geworden voor hetgeen door hem is aangericht. Veeleer is aannemelijk dat hij in zijn verdere leven dit ongeluk bewust met zich mee zal dragen. Geen enkele straf zal de slachtoffers en nabestaanden met het aangerichte leed kunnen verzoenen. Gezocht moet worden naar een evenwicht, dat recht kan doen aan enerzijds het aangerichte onheil, en anderzijds aan het maatschappelijk belang dat bij deze nog betrekkelijk jonge verdachte een reëel uitzicht moeten blijven bestaan op het opbouwen van een nieuwe toekomst na het uitboeten van de straf. Het hof is - een en ander tegen elkaar afwegend - van oordeel dat een gevangenisstraf van vier jaren aangewezen is. Daarnaast acht het hof - ter beveiliging van het verkeer - een langdurige ontzegging van in totaal 6 jaren op zijn plaats. Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van ƒ 20.000,-. De verdachte heeft de (hoogte van de) vordering van de benadeelde partij betwist. Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft moeten maken in verband met de verdediging tegen die vordering. [benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van ƒ 20.000,-. De verdachte heeft de (hoogte van de) vordering van de benadeelde partij betwist. Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft moeten maken in verband met de verdediging tegen die vordering. [benadeelde partij 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van psychische hulp. De verdachte heeft de (hoogte van de) vordering van de benadeelde partij betwist. Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft moeten maken in verband met de verdediging tegen die vordering. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht alsmede op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN. Ontzegt de verdachte voorts ter zake van de feiten de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van in totaal ZES JAREN, met dien verstande dat ter zake van de in de kwalificatie eerstgenoemde feiten de ontzegging telkens twee jaren bedraagt en de ontzegging ter zake van de in de kwalificatie laatstgenoemde feiten telkens één jaar bedraagt. Bepaalt dat de duur van de ontzeggingen van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straf wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest. Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door mrs Ritter, Oosterhof en Van Boven, in bijzijn van de griffier mr De Vries. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2001.