Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB7802

Datum uitspraak2001-08-21
Datum gepubliceerd2001-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.010141-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft op Koninginnedag een personenauto bestuurd, terwijl hij door overmatig alcoholgebruik niet tot behoorlijk besturen in staat was. Op een gegeven moment is hij welbewust door een rood stoplicht een kruising opgereden. Hoewel het stoplicht reeds geruime tijd op rood stond en andere weggebruikers reeds waren gestopt, reed verdachte met onverminderde snelheid door. Toen hij daarop de fietser waarnam die aanstalten maakte om over te steken, was verdachte niet meer in staat om deze te ontwijken. Hierdoor heeft hij de fietser aangereden. Het slachtoffer is in comateuze toestand naar het ziekenhuis vervoerd en is een aantal weken later aan de gevolgen van het verkeersongeval overleden.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR Parketnummer : 14.010141-01 Datum uitspraak: 21 augustus 2001 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], gedetineerd in HvB Havenstraat, Amsterdam, Havenstraat 6. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2001. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 30 april 2001 in de gemeente Hoorn (NH) opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmee met hoge snelheid gereden over de provinciale weg N 506, althans met een snelheid hoger dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 70 kilometer per uur, en vervolgens geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, door niet te stoppen voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waardoor verdachte op en/of ter hoogte van de kruising of splitsing van die provinciale weg N 506 met de Rijnweg is opgebotst of aangereden tegen een aldaar de rijbaan van die Provincialeweg N 506 overstekende fietser, genaamd [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 30 april 2001 in de gemeente Hoorn (NH) aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstige hersenkneuzing), heeft toegebracht, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmee met hoge snelheid gereden over de provinciale weg N 506, althans met een snelheid hoger dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 70 kilometer per uur, en vervolgens geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, door niet te stoppen voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waardoor verdachte op en/of ter hoogte van de kruising of splitsing van die provinciale weg N 506 met de Rijnweg is opgebotst of aangereden tegen een aldaar de rijbaan van die Provincialeweg N 506 overstekende fietser, genaamd [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] voornoemd zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen; meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 30 april 2001 in de gemeente Hoorn (NH) als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, (de provinciale weg N 506), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft namelijk roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend over de rijbaan van die weg gereden. Die roekeloosheid, in elk geval, die onoplettendheid, onvoorzichtigheid en/of onbedachtzaamheid bestond(en) hierin: -- dat verdachte dat voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 665 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; -- dat verdachte aldaar met een snelheid heeft gereden die zo hoog was dat hij niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was; -- dat verdachte aldaar geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, tengevolge waarvan verdachte op en/of ter hoogte van de kruising of splitsing van die provinciale weg N 506 met de Rijnweg is opgebotst of aangereden tegen een aldaar de rijbaan van de provinciale weg N 506 overstekende fietser, genaamd [slachtoffer], waardoor die fietser is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel (ernstige hersenkneuzing) werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. VRIJSPRAAK Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair en subsidiair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Nadere overweging ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde: Bij haar oordeel omtrent de vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Blijkens de feitelijke omschrijving in het primair en subsidiair tenlastegelegde wordt verdachte verweten dat hij heeft gereden met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan 70 km/u over de Provinciale weg N 506 buiten de bebouwde kom van Hoorn, waar - anders dan tenlastegelegd - een maximum snelheid van 80 km/u van kracht was. Door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen heeft de rechtbank daarvan de overtuiging niet kunnen bekomen. Voor het overige is de feitelijke omschrijving in het primair tenlastegelegde zodanig geformuleerd, dat dit op zichzelf niet de conclusie kan dragen dat er bij verdachte sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet gericht op de dood van het slachtoffer. Het subsidiair tenlastegelegde feit behelst dezelfde feitelijke omschrijving. 3. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 30 april 2001 in de gemeente Hoorn (NH) als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Provinciale weg N 506, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft namelijk roekeloos over de rijbaan van die weg gereden. Die roekeloosheid bestond hierin: -- dat verdachte dat voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 665 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; -- dat verdachte aldaar met een snelheid heeft gereden die zo hoog was dat hij niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was; -- dat verdachte aldaar geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, tengevolge waarvan verdachte op de kruising van die Provinciale weg N 506 met de Rijnweg is gebotst tegen een aldaar de rijbaan van de Provinciale weg N 506 overstekende fietser, genaamd [slachtoffer], waardoor die fietser is overleden, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. BEWIJSMIDDELEN (…) 6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl degene die schuldig is aan genoemd feit verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. 7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij kort voor het verkeersongeval tijdens een vechtpartij in een café een klap op zijn hoofd heeft gekregen. Volgens verdachte heeft deze klap lichamelijk of geestelijk disfunctioneren tot gevolg gehad. In zijn visie is dit disfunctioneren in elk geval deels de oorzaak van het verkeersongeval geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is het door verdachte gestelde lichamelijke of geestelijke defect niet aannemelijk geworden. Noch in de verschillende verklaringen van getuigen, noch in de diverse medische verklaringen vindt de rechtbank steun voor het verweer van verdachte dienaangaand. Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 8. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte heeft op Koninginnedag een personenauto bestuurd, terwijl hij door overmatig alcoholgebruik niet tot behoorlijk besturen in staat was. Op een gegeven moment is hij welbewust door een rood stoplicht een kruising opgereden. Hoewel het stoplicht reeds geruime tijd op rood stond en andere weggebruikers reeds waren gestopt, reed verdachte met onverminderde snelheid door. Toen hij daarop de fietser waarnam die aanstalten maakte om over te steken, was verdachte niet meer in staat om deze te ontwijken. Hierdoor heeft hij de fietser aangereden. Het slachtoffer is in comateuze toestand naar het ziekenhuis vervoerd en is een aantal weken later aan de gevolgen van het verkeersongeval overleden. Door op deze wijze onder invloed van alcoholhoudende drank te gaan rijden heeft verdachte zich in hoge mate onverantwoordelijk gedragen en heeft hij er blijk van gegeven zich geenszins te bekommeren om de veiligheid van zijn medeweggebruikers. Het overlijden van de heer [slachtoffer] betekent voor zijn vrouw en hun nog zeer jonge kind, alsmede voor de andere nabestaanden, een onherstelbaar verlies. De rechtbank rekent verdachte dit feit ernstig aan. Bijzonder afkeurenswaardig acht de rechtbank de omstandigheid, dat verdachte na het ongeval is doorgereden zonder zich te vergewissen van de toestand van het slachtoffer. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd acht de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur op haar plaats. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: · Het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 16 mei 2001. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van strafbare feiten is veroordeeld. Wel heeft verdachte transacties betaald voor - kort gezegd - rijden onder invloed en het onverzekerd laten van een motorvoertuig. · Het over de verdachte uitgebrachte Adviesrapport van de Reclassering Nederland, arrondissement Alkmaar, gedateerd 3 mei 2001, opgesteld door de heer T. Klever. Dit rapport houdt in dat betrokkene zijn verantwoordelijkheid voor het delict deels ontkent. Hij lijkt door een aantal recente en minder recente gebeurtenissen in zijn leven ‘gebukt’ te gaan onder spanningen en is geneigd om deze spanningen te verminderen met, in de ogen van de rapporteur, excessief alcoholgebruik. Dientengevolge is besloten het reclasseringsrapport over te dragen aan de Brijderstichting te Hoorn. De rapporteur acht gezien de huidige psychische problemen van betrokkene een persoonlijkheidsonderzoek geïndiceerd. · Het psychologisch rapport gedateerd 6 juli 2001, opgesteld door drs. H. Scharft, psycholoog NIP. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij betrokkene is geen psychische stoornis vastgesteld. Wel was er mogelijk ten tijde van het gepleegde delict sprake van een episode van alcoholmisbruik, maar dit valt niet met zekerheid vast te stellen. Vanuit psychologisch oogpunt bestaan er geen redenen om uit te gaan van een verminderde toerekeningsvatbaarheid. Betrokkene blijkt geschrokken te zijn van wat er gebeurd is. De kans op recidive is daardoor kleiner. Aangezien betrokkene de aanwezigheid van alcoholproblemen ontkent, is er geen ingang voor behandeling door een verslavingszorginstantie. De rechtbank kan zich met de conclusie van dit rapport verenigen en acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar. · Het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de Brijder Stichting, Bureau Hoorn, gedateerd 7 augustus 2001, opgesteld door mevrouw H. Gritter. Dit rapport houdt in dat de rapporteur het lastig vindt een heldere eenduidige conclusie te trekken in deze zaak. Er zijn veel onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in de informatie die de rapporteur verstrekt heeft gekregen door betrokkene. Op grond hiervan onthoudt de rapporteur zich van een advies met betrekking tot de strafmaat. De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een volledig onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur op haar plaats is. De rechtbank acht oplegging van een taakstraf in dit geval niet passend gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. 9. ONTZEGGING VAN DE BEVOEGDHEID MOTORRIJTUIGEN TE BESTUREN De rechtbank is van oordeel dat tevens een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van aanzienlijke duur dient te worden opgelegd, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit. 10. MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF De rechtbank is van oordeel, dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: de kentekenplaat [kenteken], dient te worden verbeurd verklaard. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte en uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de opsporing van het bewezenverklaarde met behulp van het voorwerp is belemmerd. 11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. 12. BESLISSING De rechtbank: Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit. Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezenverklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren. Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de ontzegging van de rijbevoegdheid ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere ontzeg-ging van de rijbevoegd-heid in mindering is ge-bracht. Verklaart verbeurd: 1 kentekenplaat [kenteken] Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Klerk, voorzitter, mr. J.F. Aalders en mr. M. van Stratum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. H.J.M. Baldinger, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 augustus 2001.