Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB9115

Datum uitspraak2001-08-22
Datum gepubliceerd2001-08-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830125-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend het aan hem onder 2. tenlastegelegde feitencomplex te hebben gepleegd. Niettemin heeft de rechtbank het primair tenlastegelegde als voormeld bewezen geacht. De aangifte van [naam slachtoffer] op dit punt wordt gestaafd door de medische verklaring, die vermeldt dat de arts bij het slachtoffer een steekwond in de linkerarm heeft waargenomen.


Uitspraak

Parketnummer: 19.830125-01 uitspraak dd.: 22 augustus 2001 ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ASSEN STRAFVONNIS van de in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte] geboren te [geboorteplaats en -datum verdachte], wonende [woonplaats verdachte]. Thans gedetineerd in [verblijfplaats verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op . De verdachte is verschenen, bijgestaan door J. Dekens, advocaat te . TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat (zie bijlage) Indien de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, telkens slechts is gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat (zie bijlage). Extra bewijsoverweging bij feit 2. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend het aan hem onder 2. tenlastegelegde feitencomplex te hebben gepleegd. Niettemin heeft de rechtbank het primair tenlastegelegde als voormeld bewezen geacht. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de getuigenverklaring van [naam getuige] (pagina 75), die verdachte goed kent en zijn stem herkende, en op de aangifte van [naam slachtoffer] zelf, die op pagina 60 van het proces-verbaal verklaart: "Ik wilde [naam verdachte] met mijn linkervuist stompen. Ik zag op dat moment in een flits dat [naam verdachte] een mes in zijn hand had. Ik zag dat hij een mes in zijn linkerhand hield en hij hield zijn hand omhoog, ter hoogte van zijn schouder. Op het moment dat ik uithaalde om hem te stompen werd ik geraakt in mijn arm. Ik voelde opeens een stekende pijn in mijn linkeronderarm." De aangifte van [naam slachtoffer] op dit punt wordt gestaafd door de medische verklaring, die vermeldt dat de arts bij het slachtoffer een steekwond in de linkerarm heeft waargenomen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij linkshandig is. Hij heeft derhalve met zijn linkerarm een beweging in de richting van [naam slachtoffer] moeten maken om [naam slachtoffer], die - evenals verdachte linkshandig - uithaalde om verdachte te stompen, in de linkerarm te kunnen raken. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zijn zwager met een mes in diens arm heeft getroffen. [Naam slachtoffer] heeft voorts verklaard (pagina 60) dat verdachte voor hem stond en zei: "Ik kom met je afrekenen." Uit het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank af dat bij verdachte het opzet heeft voorgezeten zijn zwager van het leven te beroven. De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte genoemde [naam slachtoffer] met een mes in diens buik heeft gestoken. [Naam slachtoffer] immers verklaart op pag. 60/61 dat hij niet heeft gemerkt dat hij de wond op zijn buik heeft gekregen, terwijl verdachte ontkent te hebben gestoken. Onder deze omstandigheden is onvoldoende bewijs voorhanden om het opzettelijk toebrengen van deze verwonding bewezen te achten. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezene levert respectievelijk op: 1. Poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht; 2. Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht; 3. Belaging, strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht; 4. Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van voornoemde Wet, 5. Poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf de aard en de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in aanmerking. Tevens heeft de rechtbank gelet op hetgeen haar is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, onder meer naar voren komende uit de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 18 mei 2001, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld terzake misdrijven tegen de openbare orde, het openbaar gezag en terzake mishandeling, vernieling en overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft voorts in haar overwegingen betrokken dat verdachte binnen een zeer korte tijdsspanne een aantal zeer ernstige strafbare feiten heeft gepleegd, waarbij zijn minderjarige kinderen [naam kind] (8 jaar) en [naam kind] (6 jaar) huns ondanks tegenwoordig zijn geweest, hoewel verdachte ter terechtzitting een en andermaal heeft verklaard dat zijn kinderen alles voor hem betekenen en dat hij zeer veel waarde hecht aan hun goede opvoeding. Dit gegeven en de omstandigheid dat verdachte pertinent ontkent het hem onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde te hebben gepleegd maakt het moeilijk in te schatten in hoeverre verdachte alleen verantwoordelijk moet worden geacht voor de oplopende spanningen tussen hem en zijn ex-echtgenote, resulterend in de escalatie van gebeurtenissen op de avond van de vierde mei. Een en ander heeft de rechtbank ertoe gebracht te volstaan met gevangenisstraf van na te noemen duur. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade, de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade, alsmede het bedrag der gevorderde schade bewezen, zodat de civiele vordering voor toewijzing vatbaar is. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank verdachte jegens [naam slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan verdachte zal derhalve de verplichting worden opgelegd na te noemen bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [naam slachtoffer]. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan; stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld; verklaart verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: een gevangenisstraf voor de tijd van ; beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; gelast de teruggave aan: van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: ; veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij], van de som van ¦ , met de veroordeling tevens van verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; legt aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer], een bedrag van ƒ te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen; Dit vonnis is gewezen door mr. E. van der Herberg, voorzitter en mr. G. Kaaij en mr. H.L. Stuiver, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 augustus 2001, zijnde mr. H.L. Stuiver buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.