Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AC2734

Datum uitspraak2001-08-27
Datum gepubliceerd2001-08-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers00/189
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hof kan belanghebbende niet volgen in zijn standpunt dat bij vestiging grafrecht reeds is betaald voor onderhoud aan het graf gedurende de looptijd van het recht. Achterwege laten van aanslagen gedurende enige jaren wekt geen vertrouwen. Een eigen graf is in verband met een aantal verschillen niet vergelijkbaar met een algemeen graf: gelijkheidsbeginsel vindt geen toepassing.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen vier uitspraken van het hoofd van de Afdeling heffing en invordering van de gemeente Zaanstad, verweerder. 1. Loop van het geding Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 19 januari 2000. Het beroep is gericht tegen de uitspraken van verweerder, alle gedagtekend 16 december 1999, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in het grafrecht over de jaren 1996, 1997, 1998 en 1999. De aanslagen werden opgelegd ter zake van het graf op vak X, rij X, nummer 1, op de begraafplaats Zaandam en betroffen het recht dat is verschuldigd wegens onderhoud aan het graf en algemeen onderhoud aan de begraafplaats. De aanslagen bedroegen achtereenvolgens ƒ 127, ƒ 129,55, ƒ 132 en ƒ 136. Na bezwaar tegen de aanslagen zijn deze bij de bestreden uitspraken gehandhaafd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraken van verweerder en tot vernietiging van de aanslagen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraken. Het beroep is behandeld ter zitting van de Tiende Enkelvoudige Belastingkamer van 8 maart 2001, alwaar zijn verschenen belanghebbende en, namens verweerder, A. Voorafgaande aan de zitting heeft belanghebbende een als "repliek" betitelde brief, met dagtekening 14 februari 2001, met een bijlage aan het Hof gezonden. Ter zitting is voorts door belanghebbende een kopie van een nota van de gemeente Zaanstad van 27 augustus 1983 overgelegd. Namens verweerder zijn ter zitting kopieën van een vijftal stukken overgelegd die betrekking hebben op een verzoek van belanghebbende in 1994 tot afkoop van het onderhoud aan het graf. Partijen hebben over en weer van de inhoud van deze stukken kennis kunnen nemen en zich daarover kunnen uitlaten. Naar aanleiding van de door verweerder overgelegde correspondentie heeft belanghebbende bij brief van 12 maart 2001 een kopie van een brief van 24 oktober 1994 van belanghebbende aan de gemeente Zaanstad aan het Hof gezonden. Het lid van de Tiende Enkelvoudige Belastingkamer heeft de zaak vervolgens voor verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer. Het beroep is vervolgens behandeld ter zitting van de Vierde Meervoudige Belastingkamer van 1 juni 2001. Aldaar zijn dezelfde personen verschenen als ter voormelde zitting van 8 maart 2001. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Voorts heeft hij een drietal stukken overgelegd, te weten een besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 31 oktober 1983, een fotokopie van twee berichten in een krant en een opstelling van gemaakte proceskosten, van welke stukken verweerder kennis heeft kunnen nemen en waarover hij zich heeft kunnen uitlaten. Alle in dit onderdeel vermelde stukken worden tot de gedingstukken gerekend. 2. De verordeningen 2.1. In de vergadering van 4 november 1974 heeft de raad van de gemeente Zaanstad vastgesteld de Verordening op de algemene begraafplaatsen van Zaanstad (hierna: Verordening begraafplaatsen 1974). Deze verordening, die in 1983 van kracht was, luidde, voor zover hier van belang, als volgt: "(…) Artikel III.1. De grafruimten worden onderscheiden in eigen graven en algemene graven. Artikel III.2. a) Burgemeester en wethouders verlenen het recht om lijken in een eigen graf te doen begraven voor de tijd van twintig jaren. 2. (…) 3. (…) 4. (…) (…) Artikel VI.1. a) Het onderhoud van de graven, waaronder voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan het schoonhouden van graven en graftekens alsmede het vernieuwen van beplantingen, geschiedt van gemeentewege tegen een bij afzonderlijke verordening te regelen vergoeding, doch niet langer dan tot tien jaren na het sluiten van de begraafplaats of van het gedeelte van de begraafplaats, waar de grafruimten zich bevinden. b) (…) c) Burgemeester en wethouders kunnen toestaan, dat het in het eerste lid bedoelde onderhoud geschiedt door de rechthebbende of de vergunninghouder. d) (…) (…)". 2.2. In de vergadering van 4 november 1982 heeft de raad van de gemeente Zaanstad vastgesteld de Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik van de algemene begraafplaatsen in de gemeente Zaanstad (hierna: Verordening begraafrechten 1983). Deze verordening luidde, voor zover hier van belang, als volgt: "Artikel 1 Overeenkomstig de bepalingen van deze verordening worden van gemeentewege rechten geheven voor het gebruik van de algemene begraafplaatsen en de in verband daarmede verstrekte diensten. (…) Artikel 4 De rechten bedragen: 1. voor het uitsluitend recht tot begraven in een eigen graf voor een periode van 20 jaren op het oude gedeelte van de begraafplaats in Zaandam in: a. de eerste klasse ƒ 1.276,-- b. de tweede klasse ƒ 961,-- 2. voor het uitsluitend recht tot begraven in een eigen graf voor een periode van 20 jaren op het overige gedeelte van de begraafplaats te Zaandam en de overige begraafplaatsen ƒ 730,-- 3. (…) Artikel 5 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 bedraagt het recht voor het begraven van een stoffelijk overschot van 12 jaar en daarboven: 1. op het oude gedeelte van de begraafplaats te Zaandam in: a. een graf van de eerste klasse ƒ 636,-- b. een graf van de tweede klasse ƒ 404,-- 2. in een overig eigen graf ƒ 304,-- in een algemeen graf ƒ 198,-- (…) Artikel 10 Het recht voor het van gemeentewege onderhouden van een eigen graf bedraagt per jaar: a. voor een monument, een kelderzerk, een omheining met metalen hekwerk, een samengestelde grafbedekking of een zerk met een grondoppervlak groter dan ¼ m² ƒ 80,85 b. voor een zerk met een grondoppervlak van niet meer dan ¼ m² of een ander voorwerp ƒ 48,30 c. voor een graf zonder versiering ƒ 24,15 Artikel 11 Het recht voor het van gemeentewege aanleggen van een beplanting op een eigen graf bedraagt ƒ 115,50 Het recht voor het van gemeentewege onderhouden, herstellen en vernieuwen van een beplanting op een eigen graf bedraagt per jaar ƒ 42,-- (…) Artikel 13 Het recht voor het gebruik van de aula bedraagt: a. met gebruik van orgel- of andere muziek ƒ 121,80 b. zonder gebruik van orgel- of andere muziek ƒ 72,45 Artikel 14 Het recht voor het inschrijven of overschrijven van een eigen graf bedraagt ƒ 3,--. (…)". 2.3. In de vergadering van 27 mei 1993 heeft de raad van de gemeente Zaanstad vastgesteld de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Zaanstad (hierna: Verordening begraafplaatsen 1993). Deze verordening, die in de plaats kwam van de Verordening begraafplaatsen 1974, luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "(…) Artikel III.1. De grafruimten worden onderscheiden in eigen graven en algemene graven. Artikel III.2. 1. Burgemeester en wethouders verlenen het recht om lijken in een eigen graf te doen begraven, schriftelijk, voor de tijd van twintig jaren. 2. (…) 3. (…) 4. (…) 5. (…) 6. (…) (…) Artikel VI.1. 1. Het onderhoud van de graven, waaronder voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan het schoonhouden van graven en graftekens alsmede het vernieuwen van beplantingen en het ophogen van verzakte graven, geschiedt van gemeentewege tegen een bij afzonderlijke verordening te regelen vergoeding, doch niet langer dan tot tien jaren na het sluiten van de begraafplaats of van het gedeelte van de begraafplaats, waar de grafruimten zich bevinden. 2. (…) 3. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan, dat het in het eerste lid bedoelde onderhoud geschiedt door de rechthebbende of de vergunninghouder, met dien verstande dat genoemd onderhoud ook van gemeentewege blijft geschieden en het de rechthebbende of vergunninghouder niet ontheft van het betalen van de in het eerste lid bedoelde vergoeding. 4. (…) 5. (…) (…)". 2.4. In de vergadering van 14 december 1995 heeft de raad van de gemeente Zaanstad vastgesteld de Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen 1996 (hierna: Verordening begraafrechten 1996). Deze verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "Artikel 1 Belastbaar feit Overeenkomstig de bepalingen van deze verordening worden vanwege de gemeente rechten geheven voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen en voor het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. (…) Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarieven De rechten worden geheven naar de maatstaven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel en berekend aan de hand van de in die tabel opgenomen tarieven, met inachtneming van de in de tabel gegeven aanwijzingen. (…)". De bijbehorende tarieventabel 1996 luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "(…) Paragraaf 6 De rechten voor het van gemeentewege onderhouden van een eigen graf, waarin tevens is opgenomen een bijdrage in de kosten van onderhoud van paden, wegen en plantsoenen, de bereikbaarheid en omgeving van eigen graven en de begraafplaats in het algemeen, bedragen per jaar: 1. op het oude gedeelte van de begraafplaats Zaandam in: a. een zerken/bandengraf, eerste, tweede of derde klasse ƒ 127,00 2. op de begraafplaatsen te Krommenie en Zaandam in: a. een eigen islamitisch graf ƒ 89,25 b. een eigen kindergraf ƒ 127,00 3. op alle begraafplaatsen in a. een eigen zerken/bandengraf ƒ 127,00 b. een eigen beplantingsgraf ƒ 161,15 (…)". 2.5. In de vergadering van 7 november 1996 heeft de raad van de gemeente Zaanstad vastgesteld de Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen 1997 (hierna: Verordening begraafrechten 1997). Deze verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "Artikel 1 Belastbaar feit Overeenkomstig de bepalingen van deze verordening worden vanwege de gemeente rechten geheven voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen en voor het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. (…) Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarieven De rechten worden geheven naar de maatstaven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel en berekend aan de hand van de in die tabel opgenomen tarieven, met inachtneming van de in de tabel gegeven aanwijzingen. (…)". De bijbehorende tarieventabel 1997 luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "(…) Paragraaf 6 De rechten voor het van gemeentewege onderhouden van een eigen graf, waarin tevens is opgenomen een bijdrage in de kosten van onderhoud van paden, wegen en plantsoenen, de bereikbaarheid en omgeving van eigen graven en de begraafplaats in het algemeen, bedragen per jaar: 1. op het oude gedeelte van de begraafplaats Zaandam in: a. een zerken/bandengraf, eerste, tweede of derde klasse ƒ 129,55 2. op de begraafplaatsen te Krommenie en Zaandam in: a. een eigen islamitisch graf ƒ 91,05 b. een eigen kindergraf ƒ 129,55 3. op alle begraafplaatsen in a. een eigen zerken/bandengraf ƒ 129,55 b. een eigen beplantingsgraf ƒ 164,35 (…)". 2.6. In de vergadering van 13 november 1997 heeft de raad van de gemeente Zaanstad vastgesteld de Verordening tot wijziging van de Verordening begraafrechten 1997. Daarbij werd de tarieventabel van laatstgenoemde verordening vervangen door een nieuwe tarieventabel, geldend met ingang van 1 januari 1998. De tabel luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "(…) Paragraaf 6 De rechten voor het van gemeentewege onderhouden van een eigen graf, waarin tevens is opgenomen een bijdrage in de kosten van onderhoud van paden en groenvoorzieningen en de begraafplaats in het algemeen, bedragen per jaar: 1. op de begraafplaats Zaandam in: a. een zerken/bandengraf, eerste, tweede of derde klasse ƒ 132,00 2. op de begraafplaatsen te Krommenie en Zaandam in: a. een eigen islamitisch graf ƒ 93,00 b. een eigen kindergraf ƒ 132,00 3. op alle begraafplaatsen in a. een eigen zerken/bandengraf ƒ 132,00 b. een eigen beplantingsgraf ƒ 167,50 c. een eigen beplantingsgraf/onderhoud beplanting ƒ 85,00 d. een eigen beplantingsgraf/onderhoud staande steen ƒ 83,00 e. een eigen graf zonder versiering/algemeen onderhoud ƒ 62,50 (…)". 2.7. In de vergadering van 19 november 1998 heeft de raad van de gemeente Zaanstad vastgesteld de Verordening tot wijziging van de Verordening begraafrechten 1997. Daarbij werd de tarieventabel van laatstgenoemde verordening vervangen door een nieuwe tarieventabel, geldend met ingang van 1 januari 1999. De tabel luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "(…) Artikel 6 De rechten voor het van gemeentewege onderhouden van een eigen graf, waarin tevens is opgenomen een bijdrage in de kosten van onderhoud van paden en groenvoorzieningen en de begraafplaats in het algemeen, bedragen per jaar: 1. op de begraafplaats Zaandam in: a. een zerken/bandengraf, eerste, tweede of derde klasse ƒ 136,00 2. op de begraafplaatsen te Krommenie en Zaandam in: a. een eigen islamitisch graf ƒ 96,00 b. een eigen kindergraf ƒ 136,00 3. op alle begraafplaatsen in a. een eigen zerken/bandengraf ƒ 136,00 b. een eigen beplantingsgraf ƒ 172,50 c. een eigen beplantingsgraf/onderhoud beplanting ƒ 87,50 d. een eigen beplantingsgraf/onderhoud staande steen ƒ 85,50 e. een eigen graf zonder versiering/algemeen onderhoud ƒ 64,50 (…)". 3. Tussen partijen vaststaande feiten 3.1. Aan belanghebbende is bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van 31 oktober 1983, waarvan belanghebbende ter zitting van 1 juni 2001 een kopie heeft overgelegd, verleend het uitsluitend recht tot het doen begraven in het eigen graf, vak X, rij X, nummer 1, gelegen op de algemene begraafplaats te Zaandam (hierna: het graf). Het recht is verleend met ingang van 31 augustus 1983, voor de duur van 20 jaren tegen betaling van ƒ 730 en ƒ 3 voor het inschrijven van het recht. In het graf werd de vader van belanghebbende begraven. Het graf is een zogenaamd bandengraf. 3.2. Door tussenkomst van een uitvaartverzorger heeft de gemeente Zaanstad aan belanghebbende een nota, gedagtekend 27 augustus 1983, verstrekt. Die nota luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "De heer [belanghebbende] wonende te (…) is voor het begraven van wijlen [belanghebbendes vader] op woensdag, 31 aug. 1983 (…) in [het graf] 3 diep gelegen op de algemene begraafplaats te Zaandam, de navolgende begrafenisrechten verschuldigd: voor het begraven in een eigen graf ƒ 304,00 voor het begraven op een buitengewoon uur ƒ -,- voor het afnemen en herplaatsen van voorwerpen op een eigen graf ƒ -,- voor aanleg beplanting ƒ -,- voor onderhoud beplanting ƒ -,- voor het gebruik van aula ƒ 72,45 totaal ƒ 376,45 20 jaar huur + inschrijving ƒ 733,-- ƒ 1.109,45 3.3. Tot en met 1993 heeft de gemeente Zaanstad het onderhoud aan de algemene begraafplaats te Zaandam niet volledig uitgevoerd. In verband hiermee werd het recht voor het van gemeentewege onderhouden van een eigen graf niet geheven. 3.4. In 1994 heeft het Hoofd Belastingen namens burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad aan belanghebbende een brief gezonden, waarvan de inhoud, blijkens een overgelegde kopie van de standaardtekst, voor zover hier van belang, als volgt luidde: "(…) Op de gemeentelijke begraafplaats te ZAANDAM, heeft u het uitsluitend recht tot het doen begraven in [het graf]. (…) De gemeenteraad heeft in de verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen in Zaanstad bepaald dat het onderhoud aan de graven van gemeentewege geschiedt. Dit betreft het onderhoud aan de steen c.q. beplanting op een eigen graf en algemeen onderhoud aan de begraafplaats. De uitvoering van deze bepaling is geleidelijk per begraafplaats geschied. Deze bepaling diende alleen nog uitvoering te krijgen voor wat betreft de begraafplaats ZAANDAM. Met ingang van 1994 is deze bepaling ook uitgevoerd t.a.v. de begraafplaats ZAANDAM. Voor het onderhoud wordt op basis van de verordening begraafrechten jaarlijks een bedrag in rekening gebracht. (…) Het is mogelijk dit onderhoud, door het betalen van een bedrag ineens, af te kopen voor de duur van het uitsluitend recht tot het doen begraven. U betaalt dan éénmalig een bedrag. Als u kiest voor afkoop, kunt u het onderste deel van dit formulier ondertekenen en in de bijgevoegde antwoordenveloppe aan ons terug zenden. Als u het formulier niet terugzendt zult u jaarlijks een aanslag ontvangen (…)". 3.5. Door toezending aan burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad van een brief, gedagtekend 5 september 1994 en luidend conform het aan de voet van de onder 3.4. hiervóór vermelde brief opgenomen standaardverzoek, verzocht belanghebbende om afkoop van het recht ter zake van onderhoud van het graf. De brief luidde, voor zover hier van belang, als volgt: "Ondergetekende: [belanghebbende] verzoekt u toestemming te verlenen tot afkoop van het onderhoud aan [het graf] gelegen op de gemeentelijke begraafplaats te ZAANDAM, en algemeen onderhoud aan de begraafplaats voor de periode van het grafrecht tot 31-08-2003.". 3.6. Bij besluit van burgemeester en wethouders van 14 oktober 1994 werd het verzoek van belanghebbende ingewilligd. Bij die gelegenheid werd aan belanghebbende een niet tot de stukken behorende factuur gezonden tot een bedrag van ƒ 927. 3.7. Bij brief van 24 oktober 1994 heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de door de gemeente Zaanstad opgelegde aanslag voor onderhoud van graf en begraafplaats. De brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "Hiermede bericht ik u bezwaar aan te tekenen tegen de mij opgelegde aanslag voor onderhoud begraafplaats, resp. graf, om de navolgende redenen: a) destijds, in 1983, is op grond van de toenmalige verordening een overeenkomst aangegaan die thans uwerzijds wordt geschonden. b) er is sprake van ongelijke behandeling daar alleen de huurders van graven moeten betalen. c) het mij toegezonden besluit is mijns inziens niet juist geformuleerd. Ik heb geen verzoek ingediend om de betreffende rechten te betalen; dit wordt mij opgelegd. En als ik dan toch zou moeten betalen, maak ik gebruik van de uwerzijds, op het formulier, geboden mogelijkheid voor de resterende jaren ineens te betalen. d) via derden heb ik vernomen dat de Gemeenteraad inmiddels heeft besloten de nieuwe regeling niet te doen gelden voor de reeds lopende gevallen. Op grond van de onder d) en c) omschreven redenen, zend ik u het betreffende besluit dd 14 oktober en de faktuur 8225, eveneens gedateerd 14 oktober 1994, hierbij retour.". 3.8. Bij brief van 1 december 1994 heeft het Hoofd van de afdeling gemeentebelastingen van de gemeente Zaanstad belanghebbende naar aanleiding van diens onder 3.7. hiervóór weergegeven brief onder meer het volgende geschreven: "(…) Tot nu toe werd op de gemeentelijke begraafplaats in ZAANDAM uitsluitend het onderhoud dat door de gemeente aan de beplanting op een beplantingsgraf werd uitgevoerd, bij de rechthebbende in rekening gebracht. In bijna alle gevallen is dit onderhoud aan de beplanting, gelijktijdig met het verlenen van het grafrecht voor de duur van 20 jaren ook afgekocht. (…) In uw brief laat u mij weten dat u in uw geval destijds van de mogelijkheid tot afkoop gebruik hebt gemaakt. Naast onderhoud aan de beplantingsgraven moet de gemeente ook algemene onderhoudswerkzaamheden uitvoeren, zoals het onderhoud aan de paden, groenvoorziening en de bereikbaarheid van de begraafplaats. Hiermede wordt het algemene gemeenschappelijke belang van de rechthebbenden op de begraafplaats gediend. Ook het herstel van verzakte graven of onderhoud aan een grafteken, wordt met het oog op dit gemeenschappelijke belang van de rechthebbenden uitgevoerd. Tot voor kort werden deze algemene onderhoudswerkzaamheden op de gemeentelijke begraafplaats in ZAANDAM niet volledig uitgevoerd. De op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde belastingverordening voor dit algemene onderhoud verschuldigde grafrechten werden dan ook niet bij u in rekening gebracht. (…) Ook de rechthebbenden op de gemeentelijke begraafplaats in ZAANDAM moeten dus een bedrag betalen voor algemene onderhoudswerkzaamheden en onderhoud aan graven en graftekens. Dit bedrag wordt dus berekend naast het bedrag dat u nu reeds betaalt of eerder afgekocht heeft voor onderhoud aan de beplanting. In het destijds aan u toegezonden besluit is vermeld dat het uitsluitend om het onderhoud aan de beplanting gaat. (…) Met het oog op het feit dat met het schoonmaken van de graftekens pas in de tweede helft van 1994 is begonnen zal er een bedrag van ƒ 10,00 op het nog toe te zenden aanslagbiljet in mindering worden gebracht. (…) Het is mij gebleken dat de berichtgeving in de plaatselijke pers niet op alle punten juist is geweest. (…)". 3.9. Bij besluit van eveneens 1 december 1994 heeft het Hoofd van de afdeling gemeentebelastingen het volgende besloten: "overwegende, dat aan [belanghebbende] een besluit is genomen in de rechten voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats te ZAANDAM, faktuurnummer 8225, besluitdatum 14-10-1994, groot ƒ 927,00, dat het besluit is genomen voor het afkopen van het onderhoud aan de grote grafversiering op [het graf]; dat voor genoemde grafruimte, jaarlijks een bedrag voor het onderhoud wordt opgelegd, dat het besluit derhalve ten onrechte is genomen; gelet op artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; BESLUIT: het besluit in de rechten voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats te ZAANDAM, faktuurnummer 8225, besluitdatum 14-10-1994, groot ƒ 927,00, ten name van [belanghebbende], ambtshalve in te trekken.". 3.10. Over de jaren 1994 en 1995 zijn aan belanghebbende met betrekking tot het graf geen aanslagen in het grafrecht opgelegd. 3.11. Met dagtekening 21 november 1996, 15 januari 1998, 11 december 1998 en 15 november 1999 zijn aan belanghebbende aanslagen in het grafrecht over 1996, 1997, 1998 en 1999 opgelegd. Daartegen heeft belanghebbende steeds bezwaarschriften ingediend. Op deze bezwaarschriften heeft verweerder bij uitspraken van 16 december 1999 beslist en de bezwaren afgewezen. 4. Geschil Tussen partijen is in geschil of aan belanghebbende terecht de onderwerpelijke aanslagen in het grafrecht zijn opgelegd. 5. Standpunten van partijen Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding. Ter zitting is door partijen daaraan -kort en zakelijk weergegeven- nog het volgende toegevoegd. Door belanghebbende: Ik heb destijds betaald voor het graf en ervoor gekozen het onderhoud zelf te doen. Ik kon er destijds ook voor kiezen het onderhoud door de gemeente te laten doen maar had daar dan voor moeten betalen. Nu ik het zelf deed hoefde ik er niets voor te betalen. Verder heb ik toen geen Verordening gekregen, die heb ik later opgevraagd. Ik heb een beschikking gekregen inhoudende het recht om te begraven. Er waren geen clausules aan verbonden. Van de afspraak over het zelf verrichten van onderhoud aan het graf heb ik geen stukken. Alles is via de uitvaartvereniging geregeld. Ik heb geen rechtstreeks contact met de gemeente gehad, alleen maar via de begrafenisondernemer. Gedurende 10 jaar heeft men het gedoogd en nu komt men plotseling aan met een nieuwe regeling. Zo'n regeling zou alleen voor nieuwe gevallen moeten gelden. Ik heb een overeenkomst gesloten voor 20 jaar en daar voor betaald. Ik heb het onderhoud bij de gemeente aan de orde gesteld. De gemeente legde alsmaar geen aanslagen op. Dit strekt als bewijs in mijn voordeel. Ik ging ervan uit dat vanaf 1995 geen aanslagen meer zouden worden opgelegd (zoals vanaf 1983 ook al niet was gebeurd) en dat de zaak afgehandeld was. Ik heb op een gegeven moment verzocht de kosten in één keer te mogen betalen. Daaruit zou op het eerste gezicht kunnen worden afgeleid dat ik afwist van een betalingsverplichting met betrekking tot het onderhoud. Er is een hele discussie over geweest. Ik ben er over geïnformeerd door contactpersonen uit Zaandam en de krant. In de krant stond iets over een overgangsregeling vermeld. Daaruit had ik het idee dat het afgehandeld was. Ik leg hierbij kopieën van krantenartikelen over. Over het onderhoud door de gemeente heb ik geen klachten. De gemeente stelt zichzelf in gebreke. Ik meen voor het onderhoud al te hebben betaald. Dat de gemeente in 1994 en 1995 het onderhoud stevig heeft aangepakt is niet duidelijk zichtbaar geweest. Ik heb er geen bezwaar tegen dat uitspraak wordt gedaan zonder nadere aankondiging vooraf. Door verweerder: Ik heb kennis genomen van de brief van belanghebbende van 12 maart 2001. Bij algemene graven maken de algemene kosten en de kosten van het graf zelf deel uit van het begraaftarief. Anders dan bij een eigen graf weet men bij algemene graven niet tevoren wat "er op komt te staan". In geval van huur wordt primair betaald voor de kosten van onderhoud van het graf plus de algemene kosten. Bij een begrafenisrecht gaat het primair om de kosten van het individuele graf zelf en daarnaast om de kosten van het algemene onderhoud van de begraafplaats. Alle kosten van het algemeen onderhoud worden betaald van de huuropbrengsten, de opbrengsten van algemene graven en een jaarlijkse bijdrage van eigen graven. In de Verordening heeft altijd gestaan dat de gemeente het onderhoud deed en dat men daar een aanslag voor kon krijgen. Omdat het onderhoud niet was uitgevoerd werd er ook niet geheven. In 1993 is de Verordening gewijzigd, omdat in de praktijk bleek dat belanghebbenden niet zelf onderhielden. Voortaan kon geen ontheffing meer worden gekregen voor het bijdragen aan algemeen onderhoud. In 1993 waren er veel graven verzakt, het herstellen daarvan was voor die tijd voor rekening van belanghebbenden, maar vervolgens niet op hen te verhalen. Daarom zijn deze kosten ook onder het algemeen onderhoud begrepen. Het graf waar het hier om gaat valt onder de categorie "groot beplant". De begraafplaats ligt er goed bij. Het verschil zit hem in het onderhoud van de graven zelf, het schoonmaken, het ophogen van verzakte graven. Op deze begraafplaats moet er namelijk zand bij (om de zes jaar ongeveer). In het verleden werd ook de ophoging overgelaten aan belanghebbenden zelf. Later is de gemeente dat gaan doen en is een en ander deel gaan uitmaken van de algemene kosten. Aan belanghebbende is geen enkele toezegging gedaan. Bij het opleggen van de aanslagen, die er vanaf 1994 hadden moeten zijn, is iets misgegaan. Er is geen hoorverslag opgemaakt. Dat blijft wel vaker achterwege. Ik heb er geen bezwaar tegen dat uitspraak wordt gedaan zonder nadere aankondiging vooraf. 6. Beoordeling van het geschil 6.1. Belanghebbende is van mening dat de onderwerpelijke aanslagen in het grafrecht ter zake van "onderhoud aan het graf en algemeen onderhoud aan de begraafplaats" ten onrechte aan hem zijn opgelegd, aangezien hij, naar hij stelt, reeds bij het vestigen in 1983 van het recht om in het graf te doen begraven alle verschuldigde bedragen voor de looptijd van het contract (1983-2003) heeft voldaan. Hij voert daartoe aan dat noch in de Verordening begraafplaatsen 1974 noch in de Verordening begraafrechten 1983 het algemeen onderhoud was omschreven als een post waarvoor afzonderlijk moest worden betaald. Belanghebbende is van oordeel dat in de hem bij de nota van 27 augustus 1983 (zie onder 3.2. hiervóór) in rekening gebrachte huur ad ƒ 730 het algemene onderhoud was begrepen. 6.2. Het Hof kan belanghebbende hierin niet volgen. Uit de Verordening begraafrechten 1983 blijkt -voor zover hier van belang- dat afzonderlijke rechten zijn verschuldigd ter zake van het uitsluitend recht tot begraven in een eigen graf (ƒ 730; artikel 4, onder 2), voor het van gemeentewege onderhouden van een eigen graf (ƒ 80,85 per jaar; artikel 10, onderdeel a) en voor het van gemeentewege onderhouden van beplanting op een eigen graf (ƒ 42 per jaar; artikel 11, tweede lid). Hetgeen belanghebbende stelt met betrekking tot de inhoud van bedoelde Verordening is derhalve niet juist. Voorts is de inhoud van de Verordening begraafplaatsen 1974 te dezen niet van belang, aangezien het recht van de gemeenteraad tot het bij verordening vaststellen van met begraafrechten te belasten diensten van de gemeente niet beperkt was tot diensten die met zoveel woorden worden genoemd in de Verordening begraafplaatsen 1974. 6.3. Uit hetgeen belanghebbende in zijn stellingen en de toelichting naar voren heeft gebracht, maakt het Hof op dat belanghebbende in 1983 niet meer heeft betaald dan het bedrag van de onder 3.2. hiervóór bedoelde nota. Met name heeft belanghebbende niet een bedrag betaald voor het van gemeentewege onderhouden van een eigen graf (het in artikel 10 van de Verordening begraafrechten 1983 bedoelde recht). Dit recht is door de gemeente Zaanstad in de periode tot en met 1993 ter zake van de hier in geding zijnde begraafplaats ook niet geheven. Wat betreft het recht voor het van gemeentewege onderhouden van de beplanting op het eigen graf heeft belanghebbende kennelijk ook geen bedragen betaald. In zijn beroepschrift heeft belanghebbende dienaangaande gesteld dat hij er destijds voor heeft gekozen het onderhoud van de versiering en de beplanting van het graf zelf uit te voeren en dat hij daarvoor dan ook geen vergoeding verschuldigd was. Voor zover uit de onder 3.8. hiervóór aangehaalde brief van het Hoofd van de afdeling gemeentebelastingen van 1 december 1994 moet worden afgeleid dat belanghebbende voor het onderhoud aan de beplanting indertijd enig bedrag heeft betaald, berust dit op een misslag van het Hoofd van de afdeling. 6.4. Belanghebbende heeft niets gesteld over uitlatingen van de zijde van verweerder, en omtrent zulke uitlatingen is ook niets gebleken, waaruit belanghebbende redelijkerwijs kon opmaken dat de betaling van het recht van ƒ 730 mede zag op het onderhoud van het graf en van de begraafplaats voor een periode van 20 jaar. Dat belanghebbende zulks meende, moet naar het oordeel van het Hof worden toegeschreven aan het beeld dat belanghebbende voor zichzelf daarover had gevormd en welk beeld dan ook voor rekening van belanghebbende komt. 6.5. In de loop van 1994 heeft het Hoofd Belastingen van de gemeente Zaanstad belanghebbende een brief geschreven waarvan de inhoud is opgenomen onder 3.4. hiervóór. Bij die brief werd belanghebbende erover ingelicht dat met ingang van 1994 het van gemeentewege te verrichten onderhoud van de graven en het algemeen onderhoud van de begraafplaats volledig ter hand was genomen en dat in verband daarmee het in de verordening begraafrechten bepaalde jaarlijkse bedrag in rekening zou worden gebracht dan wel afkoop daarvan kon plaatsvinden. Voor zover bij belanghebbende uit het achterwege blijven van aanslagen redelijkerwijs de indruk had kunnen ontstaan dat hem ter zake van het graf geen aanslagen in het grafrecht zouden worden opgelegd, is deze indruk door de hiervóór bedoelde brief weggenomen. Het voornemen van de zijde van verweerder om voortaan het desbetreffende recht te heffen werd nog eens bevestigd in de onder 3.8. hiervóór opgenomen brief van 1 december 1994. Aan de omstandigheid dat over de jaren 1994 en 1995 niettemin geen aanslagen werden opgelegd kon belanghebbende redelijkerwijs niet het vertrouwen ontlenen dat verweerder afzag van het heffen van het recht, aangezien een dergelijk afzien niet viel te rijmen met de inhoud van de aan belanghebbende gezonden brieven. Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat hij heeft verzocht te worden ingelicht over de stand van zaken met betrekking tot zijn bezwaarschriften en dat hem in januari 1999 van de zijde van de gemeente is medegedeeld dat die bezwaarschriften waren afgehandeld. Naar het oordeel van het Hof is deze mededeling geenszins aan te merken als een ondubbelzinnige uitlating van verweerder dat de heffing achterwege zou blijven c.q. de bezwaarschriften zouden worden ingewilligd, zodat daaraan evenmin vertrouwen als voormeld kon worden ontleend. 6.6. De grief van belanghebbende dat niet kon worden verwacht dat de gemeente, terwijl bij de uitgifte van het eigen graf de verschuldigde rechten voor 20 jaar waren betaald, opnieuw kosten zou gaan opleggen en dat bij voorzienbaarheid daarvan gekozen had kunnen worden voor een andere wijze van lijkbezorging, faalt, aangezien belanghebbende bij die grief er ten onrechte van uitgaat dat hij in 1983 reeds een bedrag betaalde dat betrekking had op onderhoud van graf en begraafplaats. Hetzelfde geldt inzake de grief dat wordt ingebroken op een langjarig contract. 6.7. Belanghebbende beroept zich op de wijze waarop rechten worden geheven ter zake van algemene graven en verbindt daaraan de conclusie dat bij de heffing van rechten ter zake van eigen graven in enkele opzichten in strijd wordt gekomen met het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft daarover onweersproken opgemerkt dat algemene graven niet vergelijkbaar zijn met eigen graven, aangezien bij een algemeen graf geen individueel recht wordt gevestigd, geen zeggenschap over een grafruimte wordt verworven en in een algemeen graf drie verschillende personen worden begraven, waarbij overigens bij elke gelegenheid grafrecht wordt geheven. Gelet op deze verschillen is een algemeen graf feitelijk en rechtens niet gelijk te stellen met een eigen graf, en kan belanghebbende aan de wijze waarop rechten worden geheven ter zake van algemene graven geen aanspraken ontlenen. 7. Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de proceskosten in de zin van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 8. Beslissing Het Hof verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is vastgesteld op 24 augustus 2001 door mrs. Onnes, Van Loon en Rijkels, in tegenwoordigheid van mr. Couperus als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.