Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3036

Datum uitspraak2001-08-24
Datum gepubliceerd2001-08-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers98077/KG ZA 01-415
Statusgepubliceerd


Uitspraak

98077/KG ZA 01-415 PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTS-- 24 augustus 2001 RECHTBANK TE BREDA VONNIS IN KORT GEDING in de zaak van: [eiser in conventie], [buurman van woonplaats], e i s e r i n c o n v e n t i e bij dagvaarding van 6 juli 2001, v e r w e e r d e r i n v o o r w a a r d e l i j k e r e c o n v e n t i e, procureur: mr. J.A.M. Schoenmakers, advocaat : mr. R.B.J.M. van der Linden, en 1. de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK MAASHORST U.A., gevestigd te Horst, 2. de naamloze vennootschap RABOHYPOTHEEKBANK N.V., gevestigd te Amsterdam, 3. de onderlinge waarborgmaatschappij OWM, gevestigd te Eindhoven, i n t e r v e n i ë n t e n , procureur: mr. R.A.H. Post, advocaat: mr. W.J.B. Witte, t e g e n : de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS SCHADE, gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg, g e d a a g d e i n c o n v e n t i e , e i s e r e s i n v o o r w a a r d e l i j k e r e c o n v e n t i e , procureur: mr. N.Th. ter Haar Romeny, advocaat: mr. A.V.M. van Dijk. 1. Het verloop van het geding. Nadat interveniënten hebben aangetoond voldoende belang te hebben bij hun interventie, is zulks door de President toegestaan. Het verloop van het geding blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken: · de dagvaarding; · de door mr. Van der Linden in het geding gebrachte producties; · de door mr. Van Dijk in het geding gebrachte producties; · de conclusie tot tussenkomst met producties; · de pleitnota van mr. Van der Linden, tevens houdende vermeerdering van eis; · de pleitnota van mr. Van Dijk; · de voorwaardelijke eis in reconventie, tevens houdende vermindering van eis. Partijen hebben voorts hun standpunten ter terechtzitting mondeling toegelicht. 2. Het geschil. In conventie: Eiser, verder te noemen [eiser], vordert bij wege van onverwijlde maatregel het voorschot te bepalen op f 1.513.991,--, althans op een zodanig bedrag als de President in goede justitie vermeent te behoren en gedaagde, verder te noemen Interpolis, te veroordelen tegen deugdelijk bewijs van kwijting daaruit te betalen:; · een bedrag van f 700.000,-- aan interveniënten, verder te noemen de banken,, op een nader door de banken aan te geven bankrekening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2001 tot aan de dag der voldoening; · een bedrag van f 207.736,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over f 102.787,21 te berekenen vanaf 15 augustus 2001 tot aan de dag der voldoening aan deurwaarder A.P. Jacobs te Venlo die in opdracht van Technisch Installatie- en Verkoopbureau Limbraco B.V., kantoorhoudende te Horst, executoriaal derdenbeslag heeft gelegd onder N.V. Interpolis Schade en wel door voldoening van het bedrag op de derdengeldrekening van deze deurwaarder, SNS-Bank 68.84.15.156; · een bedrag van f 606.254,06 aan [eiser] te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 6 juli 2001, althans vanaf de dag van de behandeling van het kort geding tot aan de dag der algehele voldoening; met veroordeling van Interpolis in de kosten van dit geding. Interpolis heeft de vordering betwist. In het incident: De banken vorderen bij wege van onverwijlde maatregel dat uit het aan [eiser], conform zijn vordering toe te wijzen bedrag, aan hen te betalen een bedrag van f 700.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2001 tot de dag der voldoening, met veroordeling van Interpolis in de kosten van deze procedure. Interpolis heeft de vordering betwist. In voorwaardelijke reconventie: Interpolis vordert bij wege van onverwijlde maatregel [eiser] te gebieden zekerheid te stellen voor de door haar aan hem en Technisch Installatie- en Verkoopbureau Limbraco B.V. te betalen bedragen. Interpolis kent aan deze vordering een voorwaardelijk karakter toe, in die zin dat zij in deze procedure slechts aanspraak maakt op deze zekerheden als de door [eiser] gevraagde voorziening wordt toegewezen. [eiser] heeft de vordering betwist. 3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor. In conventie, voorwaardelijke reconventie en in het incident: 3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten: · [eiser] heeft tot begin 1993 een champignonkwekerij in Horst geëxploiteerd; · Ter financiering van zijn bedrijfsruimte en privé woning heeft [eiser] overeenkomsten van geldlening gesloten met de banken. Tot zekerheid van de nakoming van deze overeenkomsten heeft [eiser] een recht van hypotheek op genoemde onroerende zaken gevestigd; · Op 14 januari 1993 is de kwekerij door brand getroffen, waardoor [eiser] schade heeft geleden; · Interpolis en [eiser] hebben een agrarische bedrijvenverzekering gesloten, waardoor [eiser] onder meer tegen het risico van brand is verzekerd; · Interpolis is weigerachtig de schade aan [eiser] te vergoeden; zij stelt zich op het standpunt dat de brand is ontstaan door merkelijke schuld aan de zijde van [eiser]; · [eiser] heeft vervolgens een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de arrondissementsrechtbank te Roermond; · Op 14 juni 1999 heeft het Technisch Installatie- en Verkoopbureau Limbraco B.V. ten laste van [eiser] executoriaal derdenbeslag doen leggen onder Interpolis; · De arrondissementsrechtbank Roermond heeft Interpolis toegelaten te bewijzen dat [eiser] merkelijke schuld heeft aan het ontstaan van de brand; · In het tussenvonnis van 10 februari 2000 overweegt de rechtbank dat Interpolis niet is geslaagd in het bewijs van merkelijke schuld, zodat haar geen beroep op artikel 294 van het Wetboek van Koophandel toekomt; · In datzelfde vonnis heeft de rechtbank overwogen dat een vijftal schadeposten, tezamen voor een bedrag van f 1.513.991,--, voor vergoeding in aanmerking komen; · In de hoofdzaak is tussen partijen thans nog de te vergoeden rente en een aantal andere schadeposten in geschil; · Op 15 april 2001 heeft [eiser] met de banken een vaststellingsovereenkomst en een overeenkomst tot het verstrekken van een incassovolmacht gesloten. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer opgenomen dat de banken een vordering van f 700.000,-- op [eiser] hebben; · [eiser] heeft Interpolis gesommeerd een voorschot aan hem te betalen van f 800.000,--, hetgeen zij tot op heden heeft geweigerd. In conventie: 3.2. [eiser] stelt dat hij spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Ter onderbouwing van deze stelling wijst [eiser] er op dat hij na het uitbreken van de brand op bijstandniveau leeft en dat er naast de banken en Technisch Installatie- en Verkoopbureau Limbraco B.V. diverse andere crediteuren zijn die hem aanspreken tot betaling. Hij merkt op het niet uitgesloten is dat een van deze crediteuren bij uitblijven van betaling het faillissement van hem zal aanvragen. [eiser] wijst er op dat te verwachten valt dat het nog geruime tijd kan duren voordat de rechtbank in eerste aanleg eindvonnis zal wijzen. Dit brengt volgens [eiser] met zich mee dat het voor hem van belang is om over voldoende financiële middelen te kunnen beschikken om die procedure te kunnen bekostigen. Hij geeft voorts aan dat het voor hem niet mogelijk was om Interpolis kort na het tussenvonnis van 10 februari 2000 in kort geding te dagvaarden, omdat er toentertijd door het niet voor handen zijn van de vaststellingsovereenkomst en de incassovolmacht te verwachten was dat bij een eventuele interventie de vraag zou zijn gerezen of de banken of hij inningsbevoegd zijn de verzekerings-penningen in ontvangst te nemen. 3.3. Interpolis betwist dat aan het vereiste van spoedeisendheid is voldaan. Zij betwist dat er concrete aanwijzingen zijn dat een crediteur van [eiser] overweegt een faillissementsaanvraag in te dien. Toewijzing van de vordering van [eiser] leidt volgens haar niet tot besparing van rente, omdat over de vordering van [eiser] op haar wettelijke rente verschuldigd is tot de dag der voldoening. 3.4. De President is van oordeel dat, gelet op de nijpende financiële positie van [eiser] en de aanspraken van diverse crediteuren van [eiser], aan het vereiste van spoedeisendheid is voldaan, te meer nu ter zitting door partijen de verwachting is uitgesproken dat het nog geruime tijd kan duren voordat de arrondissements-rechtbank te Roermond eindvonnis wijst. 3.5. Hijer legt aan zijn vordering tot betaling van een voorschot ten grondslag dat het, nu de rechtbank bij vonnis van 10 februari 2000 een bedrag van f 1.513.9991,--, vermeerderd met de wettelijke rente reeds toewijsbaar heeft geoordeeld, voldoende aannemelijk is dat Interpolis bij eindvonnis zal worden veroordeeld dit bedrag aan hem te betalen. 3.6. Interpolis betwist dat [eiser] aanspraak kan maken op een voorschot. Zij stelt zich allereerst op het standpunt dat [eiser] niet over een titel tot betaling beschikt, nu zij in meergenoemd tussenvonnis van 10 februari 2000 niet is veroordeeld om aan [eiser] enig bedrag te voldoen. Zij stelt zich voorts op het standpunt dat de kans zeker niet denkbeeldig is dat dit vonnis in appel wordt vernietigd, omdat de rechtbank een verklaring van een politieambtenaar, ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten en zij er aan voorbij is gegaan dat een werknemer van [eiser], in een eerder stadium van de bodemprocedure een andersluidende verklaring heeft afgelegd. Zulks heeft, aldus Interpolis, tot gevolg dat zij het door de rechter in eerste aanleg bij eindvonnis toe te wijzen bedrag van [eiser] zal terug vorderen wegens onverschuldigde betaling. Interpolis stelt zich tot slot op het standpunt dat de vordering van [eiser], gelet op het grote restitutierisico, niet toewijsbaar is. Immers, zo vervolgt zij, [eiser] zal niet in staat zijn haar vordering uit onverschuldigde betaling te voldoen. Daar voegt zij nog aan toe dat haar verhaalspositie door het vertrek van [eiser] naar Duitsland is bemoeilijkt. 3.7. De in het tussenvonnis van 14 februari 2000 zonder voorbehoud gegeven beslissing dat Interpolis geen beroep toekomt op artikel 294 van het Wetboek van Koophandel en dat een bedrag van f 1.513.991,-- wegens geleden schade voor vergoeding in aanmerking komt, is naar het oordeel van de President aan te merken als een bindende eindbeslissing. Nu gesteld noch gebleken is dat er omstandigheden zijn die het aannemelijk maken dat de rechtbank terug zal komen op deze beslissing, zal Interpolis naar het zich thans laat aanzien met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden veroordeeld om tenminste f 1.513.991,--, vermeerderd met de wettelijke rente aan [eiser] te voldoen. Gelet op deze mate van waarschijnlijkheid, komt aan de stelling van Interpolis dat er een restitutierisico is geen doorslaggevend betekenis toe. Het vorenstaande leidt ertoe dat de vordering als overigens niet tegen gesproken voor toewijzing gereed ligt. In het incident: 3.8. De banken stellen dat zij er belang bij hebben dat een deel van het door [eiser] gevorderde voorschot rechtstreeks aan hen wordt voldaan door Interpolis. Zij wijzen er op dat [eiser] zijn vordering op Interpolis aan hen heeft verpand en dat zij, bij rechtstreekse betaling aan [eiser], slechts concurrente crediteuren van [eiser] zijn. 3.9. Interpolis betwist dat de banken spoedeisend belang hebben bij de incidentele vordering tot tussenkomst. Zij hebben, aldus Interpolis, een dusdanige financiële positie, dat zij de procedure tussen partijen kunnen afwachten. Zij betwist voorts de vordering van de banken. Ter onderbouwing van deze betwisting worden dezelfde gronden gegeven als weergegeven in 3.6. met dien verstande, dat Interpolis het restitutierisico ten aanzien van de banken verwaarloosbaar acht. 3.10. In aanmerking genomen dat met de in conventie te geven beslissing overeenkomstig de wens van de banken wordt beslist, kan naar het oordeel van de President bespreking en berechting van de incidentele vordering achterwege blijven. In voorwaardelijke reconventie: 3.11. Omdat de conventionele voorziening wordt toegewezen is de voorwaarde in werking getreden waaronder de reconventie is ingesteld en wordt als volgt overwogen. Interpolis verzoekt de President dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en zo dit verzoek niet wordt gehonoreerd, [eiser] zekerheid in de vorm van een bankgarantie of een gelijkwaardig middel te laten stellen voor de aan hem en Technisch Installatie- en Verkoopbureau Limbraco B.V. te betalen bedragen. 3.12. De President is met [eiser] van oordeel dat indien [eiser] gehouden zou zijn zekerheid te stellen voor hetgeen in conventie toegewezen wordt, hij, gelet op zijn slechte financiële positie, met de onderhavige procedure niet het doel bereikt dat hij beoogt, namelijk vorderingen van crediteuren voldoen en de beschikking krijgen over voldoende financiële middelen om zich te kunnen voorzien van juridische bijstand in de bodemprocedure. Dit betekent dat de reconventionele vordering zal worden afgewezen. 4. De kosten. In conventie, voorwaardelijke reconventie en in het incident: Interpolis dient als de in conventie in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding. In reconventie wordt Interpolis als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Nu niet gebleken is dat voor de reconventionele vordering extra kosten zijn gemaakt, zullen deze worden begroot op nihil. Ten aanzien van de incidentele vordering tot tussenkomst zal Interpolis worden veroordeeld in de proceskosten, nu gesteld noch gebleken is dat deze kosten nodeloos zijn gemaakt. 5. De beslissing in kort geding. De President in conventie: bepaalt het voorschot op f 1.513.991,-- en veroordeelt gedaagde tegen behoorlijk bewijs van kwijting uit dit voorschot te betalen: a. een bedrag van f 700.000,-- (zeven honderd duizend gulden) aan interveniënten, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 april 2001 tot de dag der voldoening; b. een bedrag van f 207.736,94 (twee honderd zeven duizend zeven honderd zesendertig gulden en vierennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over f 102.787,21 vanaf 15 augustus 2001 tot de dag der voldoening aan deurwaarder A.P. Jacobs te Venlo, die in opdracht van Technisch Installatie- en Verkoopbureau Limbraco B.V., kantoorhoudende te Horst, executoriaal derdenbeslag heeft gelegd onder N.V. Interpolis Schade, door voldoening van voormeld bedrag op de derdengeldrekening van deze deurwaarder, SNS-Bank 68.84.15.156; c. een bedrag van f 606.254,06 (zes honderd en zes duizend twee honderd vierenvijftig gulden en zes cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 juli 2001 tot de dag der voldoening aan [eiser]; veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op ¦ 9.101,58; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. in het incident: veroordeelt N.V. Interpolis Schade in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van interveniënten gevallen tot op heden begroot op f 9.035,--; verklaart dit vonnis voor wat betreft voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. in voorwaardelijke reconventie: weigert de gevraagde voorziening; veroordeelt eiseres in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.E. Poerink, fungerend-president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 24 augustus 2001, in tegenwoordigheid van mr. J.K. Rikken, waarnemend-griffier.