Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3541

Datum uitspraak2001-09-13
Datum gepubliceerd2001-09-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/077007-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM Parketnummer: 13/077007-01 Datum uitspraak: 13 september 2001 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, meervoudige kamer BOKKUM, in de strafzaak tegen: D., geboren te A.gedetineerd in het Huis van Bewaring. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27, 28 en 30 augustus 2001. 1. Telastelegging. Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vorderingen wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1, 2 en 3 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen. Geldigheid van de dagvaarding. De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard, aangezien aan het onder 1 telastegelegde onvoldoende onderscheidend vermogen toekomt, zodat onduidelijk is waar verdachte zich tegen dient te verdedigen. De rechtbank overweegt te dien aanzien het volgende. Niet alleen uit de diverse verklaringen van de medeverdachten in samenhang met het resultaat van de diverse huiszoekingen in de telastegelegde plaatsen, doch ook en niet in de laatste plaats uit de verklaringen van verdachte zelf blijkt, dat het verdachte voldoende duidelijk moet zijn en is waartegen hij zich heeft te verdedigen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. Verklaart de dagvaarding geldig. 3. Waardering van het bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van onrechtmatige bewijsgaring, omdat: - de tap op telefoonnummer 0000000000 in een te verwijderd verband met de vrijheidsbeneming staat en - de machtiging met betrekking tot het afluisteren van telefoonnummer 0000000000, verstrekt door de rechter-commissaris, posterieur is aan deze tap. De rechtbank overweegt te dien aanzien het volgende. - Op 17 februari 2001 werd bij de politie telefonisch melding gedaan van het feit dat een man om hulp riep. Tegen de ter plaatse gearriveerde politieagenten deelde de melder mede dat even daarvoor een man met een Indonesisch uiterlijk door twee negroïde mannen in een auto was meegenomen. De melder wees op een achtergebleven personenauto, Volkswagen Golf, met kenteken ……….., en vertelde dat één van de negroïde personen naar deze auto was gelopen, daar kennelijk iets had uitgehaald en de auto daarna weer had afgesloten. Hierna waren beide negroïde mannen met de Indonesische man in een andere auto weggereden. Ter plaatse werd onder andere een kentekenbewijs aangetroffen van een personenauto, op naam van L. Op 18 februari 2001 meldde L. zich bij de politie met de mededeling dat hij slachtoffer was geworden van deze ontvoering. Nader onderzoek wees uit dat voornoemde Volkswagen op naam stond van getuige S. In dit voertuig werden bescheiden aangetroffen van onder andere J. Vervolgens is door de politie een telecommunicatieonderzoek gestart op getuige S. Hieruit bleek dat zij telefonisch contact had met J., waarop de politie besloot ook hem te betrekken bij het telecommunicatieonderzoek. Uit afgeluisterde telefoongesprekken bleek J. contact te hebben met “Gilly”, wiens telefoon met nummer, 000000000, tijdens de ontvoering van L., veelvuldig contact bleek te hebben gehad met telefoon met nummer 00000000000 Laatstgenoemd nummer bleek op naam te staan van verdachte en zijn telefoon met dit nummer is vervolgens ook afgeluisterd. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde onderzoekshandelingen in redelijkheid met telkens een voldoende mate van verdenking jegens de diverse verdachten zijn verricht en dat mitsdien geen sprake is van onrechtmatige bewijsgaring. Ook het afluisteren van de telefoonaansluiting met nummer 00000000000 acht de rechtbank rechtmatig geschied, nu de officier van justitie niet alleen ter zitting heeft gesteld dat het normaal gebruik is dat een schriftelijke machtiging tot het afluisteren van telefoongesprekken veelal volgt nadat reeds een mondelinge machtiging daartoe is verstrekt doch ook omdat zich in het origineel dossier een notitie bevindt, waaruit blijkt dat reeds op 27 februari 2001 te 16.25 uur, door de rechter-commissaris , mondeling toestemming is verleend om voormeld telefoonnummer af te tappen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde; Op tijdstippen in de periode van 1 maart 1999 tot en met 28 februari 2001 te Uithoorn en te Almere en te Badhoevedorp tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk heeft bereid en bewerkt, zeer aanzienlijke hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA (XTC); Op tijdstippen in de periode van 1 maart 1999 tot en met 28 februari 2001 in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA (XTC). Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde; Op 28 februari 2001 te Uithoorn, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 156.316 pillen en 46,514 kilogram poeder en pillen telkens van een materiaal bevattende MDMA; Op 28 februari 2001 te Almere en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad 73½ pillen en 2161 pillen en 232,1 gram poeder telkens van een materiaal bevattende MDMA en 0,21 gram cocaïne; Op 28 februari 2001 te Badhoevedorp opzettelijk aanwezig heeft gehad 274.958 pillen en 12,04 kilogram poeder telkens van een materiaal bevattende MDMA. Ten aanzien van het onder 3 telastegelegde Op 28 februari 2001 te Badhoevedorp opzettelijk voorhanden heeft gehad 20 liter 3,4 methyleendioxyfenylpropan-2-on, ook aangeduid als: piperonylmethylketon en PMK, zonder dat hem een vergunning door onze Minister was verleend, tevens zijnde hij, verdachte niet een persoon of instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. Ten aanzien van het onder 4 telastegelegde; Op 28 februari 2001 te Uithoorn een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk FN, kaliber 7.65 mm en munitie van categorie III, te weten 4 patronen van het kaliber 7,65 mm voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het onder 5 telastegelegde; Op 17 februari 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk L. wederrechtelijk van diens vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden door die L. met geweld en bedreiging met geweld ondermeer met een vuurwapen te dwingen plaats te nemen in diens auto en met hem naar het BP benzinestation Honswijck aan de rijksweg A1 te rijden en hem vervolgens te dwingen in een andere auto plaats te nemen en hem vervolgens in ruimten van een woning te Amsterdam-Zuidoost, met touw vastgebonden, te doen verblijven. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. 4. Het bewijs. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van de feiten. De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft gedurende lange tijd met een ander zeer grote hoeveelheden XTC-pillen geproduceerd. Voorts heeft verdachte met een ander eveneens een zeer grote hoeveelheid MDMA, als te verwerken poeder en reeds verwerkt in XTC-pillen voorhanden gehad in een als productieplaats te beschrijven locatie. Bovendien heeft verdachte, zonder daartoe gerechtigd te zijn, grondstoffen voor de vervaardiging van XTC voorhanden gehad. Daarnaast verhandelde verdachte blijkens afgeluisterde telefoongesprekken XTC op grote schaal. Verdachte heeft uitsluitend uit winstbejag gehandeld, zulks terwijl het gebruik van synthetische drugs voor de gezondheid zeer schadelijk kan zijn en de handel en de verdere verspreiding van die drugs, vanwege de daarmee gepaard gaande vermogens- en andere criminaliteit schadelijk is voor de samenleving. Bovendien heeft verdachte de aanzet gegeven tot een ontvoering van een in gebreke blijvende leverancier van PMK, waarbij het slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen, door anderen, in diens auto is vervoerd naar Amsterdam-Zuidoost en daar, vastgebonden, de nacht in een woning heeft doorgebracht en daarbij met de dood is bedreigd. Voorts heeft verdachte een vuurwapen, met daarbij behorende munitie voorhanden gehad. De rechtbank heeft kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 11 juni 2001, opgemaakt door getuige Van S. te A. Verbeurdverklaring. De op de beslaglijst, die als bijlage 4 aan dit vonnis is gehecht, onder de volgnummers 1 tot en met 36, 90, 91, 95, 102 en 108 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan. De op de beslaglijst, die als bijlage 4 aan dit vonnis is gehecht, onder de volgnummers 41 en 43 tot en met 47, inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen die aan verdachte toebehoren, worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien die voorwerpen geheel of grotendeels uit de baten van het onder 1 bewezen geachte zijn verkregen. Onttrekking aan het verkeer. De op de beslaglijst, die als bijlage 4 aan dit vonnis is gehecht, onder de volgnummers 37 en 38 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 4 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet. De op de beslaglijst, die als bijlage 4 aan dit vonnis is gehecht, onder de volgnummers 39, 48 en 74 tot en met 85,inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften. De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 33c, 36b, 36c, 36d, 47, 57, en 282 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 1 en 6 van de Wet Economische delicten en op artikel 5 van de Wet voorkoming Misdrijf Chemicaliën. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing: Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1; Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 2; Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 3; Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 5 van de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. Ten aanzien van feit 4; Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III; Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. Ten aanzien van feit 5; Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. Verklaart verdachte, D., daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Verklaart verbeurd de op de beslaglijst, die als bijlage 4 aan dit vonnis is gehecht, onder de volgnummers 1 tot en met 36, 41, 43 tot en met 47, 90, 91, 95, 102 en 108 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst, die als bijlage 4 aan dit vonnis is gehecht, onder de volgnummers 37 tot en met 39, 48 en 74 tot en met 85 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst, die als bijlage 4 aan dit vonnis is gehecht, onder de volgnummers 49 tot en met 72 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Gelast de teruggave aan Van A. van de op de beslaglijst, die als bijlage 4 aan dit vonnis is gehecht, onder volgnummer 42 inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp. Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. van Dijk, voorzitter, mrs. R.A. Sipkens en R. de Ruijter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.M. van der Veer, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2001.